LTM 5-2002

Terug

Chatten bij Momes.net  

Zit er didactisch brood in chatten? Om die vraag te beantwoorden ben ik het gewoon gaan proberen. Leerlingen heb ik niet meer, dus die moest ik lenen op een school waar zowel de rector als één van de docenten Frans meteen hun medewerking hebben toegezegd. Dat was het Coornhertlyceum in Haarlem. Leerlingen uit de eindexamenklassen van deze school hebben meegewerkt aan de drie chatsessies die ik samen met Marie, de webmaster van momes.net heb georganiseerd.

Weinig animo  

Hoewel Marie de openbare chatsessies steeds ruim van tevoren op de site http://www.momes.net/endirect/index.html  heeft aangekondigd, was er desondanks elke keer weinig francofone belangstelling voor de chattende Nederlanders.
Om ook te kunnen leren van de chatervaringen van docenten en leerlingen, riep ik deze zowel in Levende Talen Magazine als via de website op om mij daar deelgenoot van te maken. De weinige reacties die ik kreeg, plaatste ik op de website van Levende Talen in de hoop dat de ene de andere zou uitlokken. Uit twee berichten blijkt hoe moeilijk het soms op scholen wordt gemaakt om leerlingen aan chatsessies te laten deelnemen, gewoon omdat rectoren en systeembeheerders die ICT-mogelijkheid blokkeren. Dit doen ze uit angst dat de leerlingen zelf op chattocht gaan en contacten leggen die kunnen worden aangemerkt als een ongewenste buitenschoolse activiteit in lestijd. 

Kritische reacties 

Enkele leerlingen lieten weten wat ze van chatten als onderdeel van de taalles vonden. 'In ieder geval mogen docenten een chatbox niet misbruiken voor grammaticalessen, maar ze moeten wel goede opdrachten geven en met de leerlingen een onderwerp vaststellen om over te discussiëren. Natuurlijk moet iedereen hierbij aan het woord komen. Zo kan de docent kijken hoe het met het improvisatievermogen en de taalkennis van de leerling staat. Het moet er ook ordelijk aan toegaan'.
Leerlingen kunnen ook precies aangeven waarom ze tijdens chatsessies gaan klieren. Ze zitten met hun hele klas in het computerlokaal en beginnen zeer gemotiveerd. Ze haken af als ze geen persoonlijke reactie krijgen van diegenen met wie ze verondersteld worden te chatten. Dan is de verleiding natuurlijk groot om een klasgenoot even grappig of grof toe te spreken en dat ook nog niet eens in de doeltaal.
Een Amsterdamse leerling, die bijgedragen had aan het mislukken van de eerste chatsessie, kon de reden daarvoor perfect formuleren en droeg daarmee bij aan het succes van de derde sessie. 'Een andere reden dat er geen zinnige conversaties kwamen, was dat als je een vraag stelt, die vraag al snel verdwijnt doordat andere leerlingen ook wat zeggen. Voor een beter resultaat zouden er dus maar een maximum aantal leerlingen per chatruimte mogen zijn of zou er de mogelijkheid moeten bestaan dat je met elkaar ‘privé’ kunt gaan'.
Een andere leerling van dezelfde school leverde ook kritiek waar ik in de derde sessie rekening mee heb gehouden. 'Een internationale chat kan niet plaatsvinden tussen (bijna) alleen maar Nederlanders, daarom zijn duidelijke afspraken met scholen uit andere landen gewenst. Met 50 mensen over hetzelfde onderwerp praten is moeilijk. Je moet de mogelijkheid hebben om privé met iemand te praten, je moet eigenlijk van tevoren van de deelnemers een profiel opstellen, zodat iedereen weet met wie hij of zij te maken heeft. Je zou ook chatruimtes moeten maken voor mensen met bijv. dezelfde interesses'.
Ook Gerard Westhoff stuurde na de eerste sessie een reactie die ik op de website plaatste. Hij stelt dat als je het leerrendement van de leerlingen wilt verhogen er wat meer natives of gevorderde non-natives moeten deelnemen. Ook hij pleit voor het verkleinen van het aantal deelnemers en het vergroten van de handelingstijd per leerling. Dat zou eventueel kunnen met een variant van groepswerk, bijvoorbeeld door de mogelijkheid te openen en petit comité 'prive te gaan', maar dan wel met een duidelijke taak en de afspraak elkaar daarvan na een afgesproken tijd weer verslag te doen. Westhoff pleit ook voor het vastleggen van onderwerpen waardoor de leerchatsessie minder vrijblijvend wordt.
Verder bedacht ik zelf nog het volgende: een hele verbetering ten opzichte van de eerste sessie zou al zijn als elke deelnemer even de naam vermeldt van degene tot wie hij zich richt, zodat deze weet dat hij wordt aangesproken. Op zijn beurt geeft deze in zijn reactie ook weer de naam aan van degene op wie hij reageert. Daardoor leren de leerlingen rustig te wachten op een antwoord of op een reactie.
Ik heb van meer kanten de suggestie gekregen om aan de chatsessies een onderwerp te verbinden. Maar met onervaren chatters met een geringe taalbagage kun je beter beginnen met het laten aftasten van de gesprekspartners op het gebied van begroeten, land van herkomst, leeftijd, muziekvoorkeur en wat de leerlingen zelf naar voren brengen. Verdiepen van de gesprekken aan de hand van een onderwerp kan wel in vervolgsessies wanneer de gesprekspartners elkaar al een beetje kennen en op basis van de kerndoelen van de basisvorming elementaire informatie over de eigen persoon, de familie, de school, land, stad of dorp enz. moeten kunnen uitwisselen.
De meeste opmerkingen kwamen binnen na de eerste sessie, waarvan ik verslag heb uitgebracht in LTM en op de website waar ook het script nog staat afgedrukt.
De tweede sessie, net als de eerste georganiseerd in het kader van het Jaar van de Talen, verliep een stuk beter, hoewel de meeste tijd werd volgechat door de 5 Nederlandse leerlingen. Er meldden zich slechts twee natives van wie één, zoals later bleek, de Nederlandse docente van de leerlingen was, die het zo zielig voor de leerlingen vond dat de chatbox niet door meer Franstaligen werd bezocht. Ook daarvan staat het script op de website.  

De derde sessie 

Na de twee sessies wist ik dus zeker dat de chatboxen van momes.net nauwelijks door Franstalige scholieren worden bezocht. Dat betekende dat ik dus zelf op zoek zou moeten gaan naar chatpartners voor mijn leerlingen. Omdat Franse scholen er geen belang bij hebben om hun leerlingen de onze oefening te laten geven in hun moedertaal, ben je aangewezen op niet-Nederlandstalige scholen die Frans aanbieden. Die vond ik in Roemenië en in Denemarken. 

Le 26 février à 9 heures GMT séance de chat en langue française entre
quelques élèves de la Scola Cu Clasele I-VIII nr.4 Cugir Alba, Roumanie
(11 heures locales),Lycée Gammel Hellerup au Danemark (10 heures
locales) et le Coornhertlyceum à Haarlem, Pays-Bas
(10 heures locales)

Zo kondigde Marie, de webmaster van momes.net, de derde en laatste openbare sessie ruim van tevoren aan. Omdat het nu ging om een viertal leerlingen van de drie uitgenodigde scholen heb ik er bewust geen ruchtbaarheid aan gegeven in dit tijdschrift. Wel blijf je natuurlijk hopen op deelname van natives.
Ik heb de drie leraressen Gabriela Lupu uit Roemenië, Génia Jensen uit Denemarken en Marianne Koe-Teune uit Nederland met elkaar in contact gebracht en ze de vrijheid gelaten om zelf inhoud te geven aan de leerchat. Zij kennen het niveau van hun leerlingen.
Génia Jensen heeft de meeste ervaring, want zij organiseert regelmatig chatsessies met een school in België. Na de sessies wijst de Belgische docente de leerlingen van beide scholen op de door hun gemaakte fouten tegen het Frans. Dat kan ze doen aan de hand van op de website van de Deense school gepubliceerde scripts van de chatsessies. Van haar krijgen de leerlingen van beide landen in de doeltaal het verzoek om deze fouten te corrigeren en zelfs aanwijzingen hoe ze dat kunnen doen. Een voorbeeld van internationale taakverdeling dat navolging verdient.
Ondanks de onvermijdelijke grammaticale fouten die de leerlingen maken, kun je stellen dat wanneer ze begrijpen wat de andere deelnemers te vertellen hebben en zelf ook begrepen worden, dit als leerwinst mag worden beschouwd, zeker als chatsessies een vervolg hebben.

Follow-up

In de laatste sessie was het probleem nog niet opgelost dat de leerlingen vaak te lang moeten wachten op antwoord van diegene aan wie ze iets vragen. Soms kwam dat antwoord ook helemaal niet meer, omdat betrokkene al weer met iemand of iets anders bezig was.
Het onrustige beeld werd ook veroorzaakt door het feit dat Denemarken meedeed met vier leerlingen, Nederland met drie, maar Roemenië met elf, die om de beurt binnenvielen met een bonjour en een vraag die al lang beantwoord was of een antwoord waar niemand meer op wachtte. Daardoor maakte het geheel een rommelige indruk en dat zal docenten eerder afschrikken dan uitnodigen om ook chatsessies te organiseren.
Ik heb de drie betrokken docenten geschreven dat naar mijn mening het leereffect groter wordt als de betreffende leerlingen de fouten tegen het Frans verbeteren. De volgende stap is het maken van een lijstje met alle vragen en opmerkingen. Daarachter plaatsen ze de daarbij horende antwoorden of de reacties, voor zover die er zijn. Ze constateren dan zelf ook dat de antwoorden of de reacties soms veel later komen dan de vraag of opmerking en dat ze dus geduldig moeten wachten.
Als het lijstje met vragen en antwoorden, opmerkingen en reacties, klaar is, komen dezelfde leerlingen weer bij elkaar in de chatbox. Ze stellen opnieuw de niet beantwoorde vragen of reageren alsnog op gemaakte opmerkingen.
Als ze deze fase voltooid hebben, gaan ze verder, eventueel van elke school één leerling, eventueel met een van tevoren per e-mail afgesproken onderwerp.
De rest van de klas kan meelezen en zich aldus voorbereiden op één van de volgende sessies waarin zij aan de beurt komen.
Deze werkwijze zou mijn conclusie: chatten is tijdverspilling, kunnen voorkomen. Voorlopig denk ik dan maar: één lesuurtje chatten in de maand, betekent contact leggen en als het lukt onderhouden met een leeftijdgenoot in het buitenland. Daar leer je toch talen voor?

Levende Talen Magazine, juni 2002

Terug


 © John Daniëls stuur een bericht aan het bureau LT