Computer of boek?
Overeenkomsten en verschillen bij leesvaardigheid
Frans
De onderwijsvernieuwing in de tweede fase havo en vwo zal ingrijpende veranderingen met zich meebrengen voor de leraar, de leermiddelen en de leerling. Minder klassikaal onderwijs, meer zelfstandig werkende leerlingen. Deze veranderingen stellen eisen aan alle betrokkenen en aan de leermiddelen, die voor een deel ontworpen dienen te worden voor autonoom gebruik, zonder de traditionele tussenkomst van de leraar.
De leraar
De leraar is van oudsher de spil in het leerproces, verantwoordelijk voor de examenresultaten, degene die dicteert hoe en wat er dient te worden geleerd en waaruit, die het uitverkoren schoolboek aanvult, uitegt, aanpast, kortom die als intermediair fungeert tussen de auteur en de leerlingen. Hij krijgt binnenkort te maken met studiebelastingsuren van de leerlingen die de traditionele lesurentabellen zullen gaan vervangen. Door het verminderen van het aantal contacturen wordt er studietijd afgestaan aan de leerlingen die daar zelf een zinnige invulling voor moeten zien te vinden aan de hand van een collega-didacticus die, ingebouwd in nieuwe leermiddelen, de eigen docent voor een deel gaat vervangen.De leermiddelen
De gevolgen voor de traditionele leermiddelen zijn evident: hoe minder leraar bij de leermiddelen, hoe meer leraar daarin. Deze ingebouwde didacticus fungeert als een soort virtuele leraar: hij zorgt voor aanwijzingen, uitleg, feedback op de antwoorden en correctie daarvan. Hij leidt als het ware de leerlingen individueel door de leerstof, voorziet moeilijkheden, waarbij hij hulp biedt, is zich bewust dat hij op dat moment de eigen leraar volledig vervangt, bepaalt om die reden de wijze waarop de leerlingen met het betreffende leermiddel omgaan en richt zich derhalve direct tot de leerling-gebruiker. Dat het leermiddel ook nog in eigen tempo kan worden doorgenomen, moet als voordeel worden gezien. Deze geschetste karakteristieken gelden zowel voor digitaal als in boekvorm opgeslagen lesmateriaal.Leerlingen worden door het genoten onderwijs geconditioneerd tot een bepaald soort gedrag zoals het werken voor de beloning van het goede cijfer, de overgang naar het volgende leerjaar en het uiteindelijke diploma. Non vitae, sed scholae zou wel eens het devies kunnen worden van de toekomstige leerling-consument, die door de veranderende onderwijscultuur meer aan zijn eigen lot zal worden overgelaten. Zijn voorkeur zal wel eens meer kunnen uitgaan naar een productmatige wijze van leren waarbij het resultaat van zijn inspanning telt en niet het leerproces. Hoe krijg je hem aan het voorspellend lezen en woorden raden, als tekstbegrip en woorden leren minder tijd en energie vergen? Dat lukt alleen maar als hij merkt dat het helpt. Op dat moment kan het op de juiste wijze autonoom leren pas echt beginnen.
Receptieve vaardighedenLezen en luisteren zijn vaardigheden die beter individueel kunnen worden geoefend, omdat dan het eigen tempo kan worden aangehouden en vrijelijk kan worden teruggespoeld en herlezen, activiteiten die in een klassensituatie moeilijker te realiseren zijn. Daarnaast is ook de voorkennis van de inhoud van te beluisteren of te lezen teksten voor elke leerling verschillend en afhankelijk van de mindere of grotere mate van belezenheid of kennis van de wereld. Al met al redenen om delen van het onderwijs in de receptieve vaardigheden uit de klassenpraktijk te halen en te delegeren aan speciaal voor individueel gebruik te ontwerpen leermiddelen. Het leesonderwijs is heel goed, zowel in digitale vorm als in boekvorm, te realiseren, hoewel aan beide voor- en nadelen kleven.
Voorspellend lezen
Bij al mijn teksten wordt de eerste les besteed aan wat ik
maar voorspellend lezen heb genoemd. Dit is de eerste globale kennismaking met
de tekst, die vanaf titel, kopjes, eventuele tekeningen, eerste vet gedrukte
alinea, aan de leerlingen fragment voor fragment wordt aangeboden. Ze worden
als het ware door de tekst geleid en ze leren letten op tekstspecifieke
kenmerken. Als docent moet je hun voorkennis mobiliseren, ze een voorspelling
laten doen over de inhoud van de tekst en daarna deze laten vergelijken met
wat ze kunnen hebben bedacht. Mooi gezegd! Maar hoe giet je dit didactisch
uitgangspunt in een adequate vorm? Door het geven van aanwijzingen,
voorafgaande aan de vragen en daarna de correctie en feedback op elk antwoord.
Daarmee moet een klassensituatie worden nagebootst alsof leraar en leerling in
het leermiddel aanwezig zijn. Maar in de klassensituatie kan de leraar meteen
reageren en de veronderstellingen van de leerlingen inventariseren en daarvan
de meest aannemelijke als werkhypothese meegeven, terwijl de in het leermiddel
ingebouwde didacticus natuurlijk niet kan reageren op alle mogelijke en
onmogelijke veronderstellingen van niet echt bestaande leerlingen, van wie hij
ook nog de reacties zelf moet bedenken.
Door dit alles is het schrijven van voorspellend
lezen-opdrachten zowel in de software als in boekvorm geen sinecure en ik
betrap me er wel eens op tekstbegripachtige vragen te maken die in het begin
van het leesproces van een tekst niet thuishoren. En dan speelt ook nog door
mijn achterhoofd dat docenten, misschien gesteund door hun leerlingen,
onwennig kunnen reageren op de ‘breedsprakigheid' van de in het leermiddel
ingebouwde leraar en een voorkeur kunnen hebben voor de productkant. Hoe
sneller door een tekst hoe beter en gauw weer aan de volgende beginnen: af is
af!
Het beste is de lezer zelf maar te laten beslissen in
hoeverre ik in mijn hierboven geschetste opzet ben geslaagd om daarna even mee
te kijken naar wat de voorkeur verdient: computer of boek. Wat de vorm betreft
is de computer in het nadeel. Op een scherm van 14 inch kun je namelijk niet
al te veel tegelijk laten zien. Natuurlijk, de tekst in het tekstscherm kan
gescrold worden, d.w.z. stukje bij beetje zichtbaar gemaakt, maar ik vind dat
zelf een vervelende manier van lezen. Trouwens, om leerlingen voorspellingen
te laten doen over de inhoud van een tekst, moet je ze niet meteen de hele
tekst achter elkaar laten zien. Want dan gaan ze, geconditioneerd als ze zijn,
meteen verder lezen. Vandaar dat ik zowel wat de boekversie als het
computerprogramma betreft gekozen heb voor gefaseerde aanbieding van de tekst,
en wel: alinea-voor-alinea.
In het computerprogramma volgen het antwoord en de feedback
daarop onmiddellijk en automatisch na de beantwoording van de vraag. Die zijn
namelijk aan elkaar gekoppeld. In boekvorm kan dat niet en blijft er niet veel
anders over dan de toevoeging van een antwoordendeel. Daarin staat bij elk
alternatief antwoord het commentaar, waarbij de toevoeging goed of
fout vermeden wordt om te voorkomen dat de leerlingen in één oogopslag
zien wat het goede of foute antwoord is. Bovendien zijn alle eerste lessen
voorspellend lezen-lessen, waarbij de voorgestructureerde vragen
veronderstellingen inhouden over de inhoud van de tekst. Van goed of foute
keuze van de leerling is dan natuurlijk geen sprake. Hij mobiliseert alleen
maar zijn voorkennis en dat proces mag natuurlijk niet worden afgestraft met
een dreigend: fout. Een denk je dat heus? Is een veel betere
‘bestraffing’ voor een niet voor de hand liggend antwoord.
In het voorwoord aan de leerlingen wordt natuurlijk precies uiteengezet hoe
het leermiddel moet worden gebruikt, omdat nu eenmaal de ontbrekende
eigendocent dat niet kan doen.
0.2 Wat kun je leren uit
deze titel?
A. Dat in supermarkten de verkoop wordt bevorderd door het
draaien van muziek.
B. Dat klanten cd's in de supermarkt krijgen bij aankoop
vanaf een bepaald bedrag.
C. Dat er muziek verkocht wordt in supermarkten.
D. Dat bij elke aankoop in de supermarkt de klant een cd
mag uitzoeken.
1. Un expert italien en physiologie du mouvement a démontré, études a l’appui, que les fonds musicaux poussaient a l’achat, voire a la cleptomanie. Les gérants des grandes surfaces ne sont pas d’accord.
1.3 Wat weet je nu meer na het lezen van deze inleiding?
1.4 Wie denk je dat in deze
tekst aan het woord komen?
A. De schrijver
en de Italiaanse deskundige.
B. De schrijver en bedrijfsleiders van supermarkten.
C. Bedrijfsleiders van supermarkten en de Italiaanse deskundige.
D. De schrijver, de Italiaanse deskundige en één of meer bedrijfsleiders van
supermarkten.
De bedrijfsleiders van supermarkten zijn het dus niet eens met de theorie dat
achtergrondmuziek het koop- en steelgedrag van het publiek bevordert. De
lezer kan er zich dus op voorbereiden argumenten van voor- en tegenstanders
van deze theorie onder ogen te krijgen. Nu je dit weet zul je waarschijnlijk
de tekst beter begrijpen. Komt er in het volgende fragment al iemand aan het
woord die een verklaring heeft voor dit vreemde winkelgedrag van
supermarktbezoekers?
2. Au moment
de franchir le seuil d’un grand magasin ou d’un supermarché, prenez garde! La
musique enjôleuse qui plane au dessus des rayons bourrés à craquer risque de
vous faire perdre tout bon sens. A l’instar des vaches qui, séduites par la
musique classique, produisent plus de lait, le client du supermarché est
inconsciemment conditionné par les notes de mélodies légères.
3.6 Wat ben je na lezing
van deze alinea nu wijzer geworden?
A. Wie de aangekondigde
Italiaanse deskundige is.
B. Op welke leertheorie
het onderzoek van de heer Ricciardi is gebaseerd.
C. Wat de invloed is van
de achtergrondmuziek op het gedrag van de klanten.
4. La musique induit un conditionnement des muscles
4.7 Wat wordt hiermee
bedoeld?
A. Door de muziek heeft
de klant geen macht meer over zijn spieren.
B. De muziek wekt de
begeerte van de klant.
C. Door de muziek worden
de spieren geactiveerd tot een grijpende beweging.
5. La musique induit un conditionnement des muscles
Voila comment s'explique le rituel des mégacourses du weekend, ou l'on voit maris et femmes a la sortie de supermarchés poussant des chariots qui regorgent de saucisses, de surgelés, de papier- toilette, de lessive, de boissons gazeuses, de shampooings et de coton hydrophile. A-t-on réellement besoin de tout ça?
5.8 Gezien wat erboven staat is het antwoord op de gestelde vraag...
A. Soms wel, soms niet.
B. Nee.
C. Ja.
D. Geen ja en geen nee.
6. 'Au bout du compte, le client ne sait pas pourquoi il a acheté tous ces produits. La musique utilisée pour obtenir de tels effets est légère, très rythmée mais dénuée d’harmonie; souvent vocale, elle détermine un conditionnement moteur des muscles. Désormais, tous les grands supermarchés s’en servent et réalisent ainsi des chiffres de vente exceptionnels. Le système s’est même étendu aux petits magasins. Les clients en sont apparemment satisfaits, mais, en réalité, ce n’est qu’un moyen de vendre plus, un abus. Rappelons que c'est le même genre de musique qui pousse le cleptomane a voler: Le geste reste le même, sauf que 1’honnête homme se rend a la caisse; le voleur, non,’ explique M. Ricciardi. 'D'ailleurs, dans les tribunaux américains, les cleptomanes finissent par être acquittés en raison du conditionnement de 1'environnement.’
6.9 Beantwoordt de
schrijver in dit fragment nu wel de vraag of de mensen al die
weekendboodschappen nodig hebben?
A. Ja.
B. Nee.
C. Gedeeltelijk.
Un expert italien en physiologie du mouvement a démontré, études a l’appui, que les fonds musicaux poussaient a l’achat, voire a la cleptomanie. Les gérants des grandes surfaces ne sont pas d’accord.
7.10 Wat moet
volgens bovenstaande eerste vetgedrukte alinea het onderwerp van het laatste,
nu volgende fragment zijn?
A. De kritiek van de
bedrijfsleiders op de theorie van de heer Ricciardi.
B. Dat achtergrondmuziek
kan leiden tot koop- en steelgedrag.
C. De wetenschappelijke
onderbouwing van de stelling van de heer Ricciardi.
D. De conclusie dat het
allemaal wel meevalt.
8.11 Wie van beide
geciteerde beheerders van winkels hecht het minst geloof aan de theorie van de
heer Ricciardi?
A. Fabio Menditto.
B. De directeur van Rinascente.
Antwoordendeel
0.1
A. Er is inderdaad
muziek in de supermarkt.
B. Wat betekent het Engelse merchandising?
C. Het Engelse merchandising, dus.
D. Dat is in een
supermarkt niet zo nodig.
1.3
A. Waar zijn ze het niet
mee eens?
B. Dat staat er
inderdaad.
C. Dat staat er ook.
D. Dat is de volledige
samenvatting.
3.6
4.7
5.8
6.9
7.10
8.11
A. Hij zegt:
Je ne crois pas du tout a cette théorie.
B. Die zegt:
Je ne suis pas en mesure d'affirmer le contraire de ce
qu'expose le professeur de Tor Vergata.
Levende Talen, oktober 1997