Webdidactiek
Sinds het internet een onuitputtelijke bron is van allerlei voor alle vakken bruikbaar lesmateriaal, komen er vragen op zoals: wat is de meerwaarde van al die gepubliceerde documenten boven de traditionele leermiddelen? Waar kunnen de leerlingen ze vinden? Hoe en waar kunnen ze deze gebruiken en vooral: wat kunnen ze ervan leren? Er zullen bij stijgend internetgebruik op scholen ook steeds meer nieuwe vragen opkomen. Kennisnet heeft in september 2003 de webdidactiek community gelanceerd http://webdidactiek.kennisnet.nl; een site die hulp kan bieden bij het beantwoorden van bovenstaande vragen. Om een goede start te kunnen maken heeft Amy Franken, projectleider bij Kennisnet, drie klankbordbijeenkomsten gehouden en in een behoefteonderzoek de mening van 200 docenten gevraagd.
Web-leren
In het traditionele onderwijs wordt onderwezen en geleerd in een klaslokaal en 
vanuit een boek, soms aangevuld met een werkschrift. Ict en dan vooral het 
internet, brengt daar verandering in. Bij web-leren met behulp van op internet 
geplaatst interactief lesmateriaal, zit de leraar in het leermiddel verstopt. 
Hij laat leerlingen vragen beantwoorden of geeft opdrachten, waarbij hij ook 
feedback en hulp levert. In bijvoorbeeld een WebQuest wijst hij vanuit elk land 
ter wereld in één van de schooltalen de leerlingen de weg en zorgt ervoor dat 
zij van dat bezoek iets leren. Dat ligt anders bij 
internetdocumenten die niet 
met een onderwijsdoel op het Internet zijn geplaatst. Deze 
kunnen vaak wel een onderwijskundig belang dienen. Het is dan zaak niet alleen 
de url te vermelden waar de betreffende documenten zijn te vinden, maar ook aan 
te geven welke taak de leerlingen er zelfstandig mee moeten uitvoeren. Daardoor 
wordt webonderwijs een nieuwe individuele manier van leren die van de leerlingen 
veel meer zelfstandigheid vraagt dan in het traditionele klaslokaal.
Web-leren roept nieuwe vragen op zoals: waar kan ik op het internet bruikbaar 
lesmateriaal vinden, hoe bereikt dat mijn leerlingen, kunnen ze er 
zelfstandig en individueel mee aan de slag, moet dat op school in een 
computerlokaal of in het eigen vaklokaal met een internetaansluiting en een 
beamer of thuis en hoe kan ik controleren of ze hun werk hebben gedaan? Op deze 
vragen wil de website webdidactiek een antwoord 
geven.
Behoefteonderzoek 
Om de wensen ten aanzien van ict in het 
onderwijsveld beter te leren kennen, heeft Amy Franken, projectleider bij 
Kennisnet, drie klankbordbijeenkomsten georganiseerd en een digitale enquête 
onder 200 docenten gehouden. Doel van het onderzoek was ‘de ervaringen, 
behoeften en verwachtingen van de doelgroep van de community, namelijk docenten 
in het voortgezet onderwijs, te inventariseren en te 
vertalen naar een concreet advies om de community aan de wensen van de 
doelgroep aan te passen’. 
Uit het verslag van het onderzoek blijkt dat er vooral een behoefte is aan ‘meer
good practices (…) die er specifiek op gericht zijn om met behulp van ict 
zelfstandig leren van leerlingen te ondersteunen'. Het onderzoek toont 
aan dat de docenten van elkaars ervaringen met ict willen profiteren. 
Uitwisseling daarvan zien ze als een taak van de 
website webdidactiek. Verder wil men praktische informatie vinden over hoe ict 
toegepast kan worden in het eigen vak. Ook de uitwisseling van lesmateriaal zien 
docenten als een weg om meer ict in de lessen te gebruiken. Ze vinden ook dat er 
lesmateriaal moet komen, dat als voorbeeld kan dienen. Daarbij horen ook voor 
het onderwijs nuttige websites. Verder zouden docenten ook graag in een forum 
met elkaar over webdidactiek willen discussiëren. Dit zijn duidelijke wensen die 
de basis vormen van wat de docenten onder webdidactiek verstaan. Daarbij staat 
het eigen vak duidelijk voorop. Kennisnet stelt in het onderzoeksverslag dat het 
‘de docenten ontbreekt aan vaardigheden om geschikt materiaal te zoeken en te 
beoordelen op de gebruiksmogelijkheden in het eigen onderwijs’. Zou het niet ook 
zo kunnen zijn dat docenten misschien wel de vaardigheden hebben om naar goed 
lesmateriaal op internet te zoeken, maar dat ze er de tijd en de mogelijkheden 
niet voor hebben en om die reden deze klus dan ook graag uitbesteed zien aan 
vakdidactici die daarvoor betaald krijgen?
 
Vakoverstijgend leren
Op de website webdidactiek staan in de rubriek vakoverstijgend leren op 
dit moment twee projecten, de grote griepmeting en Koetnet, die 
beide bestemd zijn voor biologie en wiskunde. Het is de bedoeling van de 
webdidactiek community deze wijze van leren uit te 
breiden om de volgende reden: ‘Leerlingen leren zaakinhoud binnen de 
diverse vakken. Vakoverstijgende projecten dagen leerlingen uit om het geleerde 
toe te passen in een bredere context’. Men denkt daarbij vooral aan de volgende 
combinaties: 
* alpha & bèta vakken
* alpha & gamma vakken
* bèta & gamma vakken
In 
het behoefteonderzoek heeft echter geen enkele docent gevraagd om deze wijze van 
combi-leren. Dat is ook logisch: de examens zijn daar niet op afgestemd en 
vakdocenten blijven dus de voorkeur geven aan informatie uit hun eigen digitale 
vaklokaal. 
In het bovenstaande rijtje mis ik de combinatie alpha/bèta/gamma-vakken 
& moderne vreemde taal: de vakinhoudelijke kant in combinatie met de taal als 
verpakking. Examens tekstbegrip van de schooltalen hebben onderwerpen uit de 
alpha/bèta/gamma-domeinen. De leerlingen kunnen scoren met een voldoende 
receptieve taalbeheersing gecombineerd met kennis van de in de examenteksten 
behandelde onderwerpen. De vraag hoe talendocenten en hun collega’s van de 
andere vakken met gebruik van het internet samen inhoud en taal kunnen 
onderwijzen, lijkt mij dan ook van groot belang voor de webdidactiek.
Als eerste stap op weg naar het beantwoorden van deze vraag, zou begonnen kunnen 
worden met een inventarisatie van bestaande websites in een moderne vreemde 
taal. In de talenlokalen zijn vaak al links naar een groot aantal van dit soort 
websites geplaatst. Vanuit het vaklokaal Duits bijvoorbeeld
http://www.digischool.nl/du/dulok.htm 
kun je doorklikken naar een aantal Duitstalige sites die vakoverstijgend dienst 
kunnen doen bij Geschiedenis:
Haus 
  der Geschichte  
  
  
  www.hdg.de 
  Site van een museum in Bonn, over de Duitse geschiedenis na 1945.  
  
LEMO: 
  "lebendiges virtuelles Museum online" 
  
  
  
  www.hdg.de/lemo/ 
  Online 'museum' over de Duitse geschiedenis vanaf 1900.
  
Die Gedenkstätte Deutscher Widerstand
    http://www.gdw-berlin.de/ 
    
  
Hieraan zou nog de 
belangrijke website van het Deutsches Historisches Museum
http://www.dhm.de/ kunnen worden toegevoegd, 
die grote delen van de geschiedenis behandelt en dus een prachtige bron van 
lesmateriaal is voor dit vak. 
In de meeste digitale vaklokalen kom je zulke 
hyperlinks tegen, soms voorzien van een korte omschrijving. Dat is goed voor een 
kort bezoek, maar te weinig als lesmateriaal. Dit soort sites kunnen pas 
als lesmateriaal worden gebruikt, wanneer zij gedidactiseerd zijn. 
Dat bovenstaande Duitstalige bronnen tot nu toe bij 
geschiedenis ontbreken, is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat docenten 
van dat vak niet goed raad weten met anderstalig lesmateriaal. Slechts een deel 
van de leerlingen in de klas heeft Duits in het pakket. Daarom is het van groot 
belang dat alle leerlingen, die in de bovenbouw zich komen voorbereiden op hun 
eindexamen, in staat zijn bronnen in andere talen dan het Nederlands te kunnen 
begrijpen. Hiervoor is een grotere receptieve woordenschat nodig dan waarmee de 
leerlingen de onderbouw nu verlaten.
In het bovenstaande geval van geschiedenis en Duits zouden er bij de 
gesignaleerde bruikbare websites vragen en opdrachten moeten worden gemaakt. 
Omdat de verwijzende docent geschiedenis geeft en deze weet wat de examenstof is 
en hoe de vraagstelling daarbij is, lijkt het logisch dat de vragen en 
opdrachten uit zijn Nederlandstalig vaklokaal komen en niet uit dat van 
Duits. De vraag wat daarbij de taak wordt van de talendocent, lijkt me eveneens 
van belang voor de webdidactiek.
 
Webactiviteiten
Op de website webdidactiek is al veel te vinden, zoals een uitgebreide rubriek
webactiviteiten. Daarin staan lessen informatie zoeken, verslag en brief 
schrijven, discussiëren, mondeling presenteren en website bouwen. Maar als de 
leerlingen dat allemaal geleerd hebben, dan zijn deze leerdoelen bereikt. 
Vervolgens wil de zelfstandig werkende leerling, op school, in de bibliotheek of 
op zijn eigen computer thuis, natuurlijk voor één of meer van zijn vakken aan de 
slag. Hij wendt zich voor webinformatie tot de leraar van het betreffende vak. 
Als deze vervolgens inlogt bij Kennisnet en surft naar de website webdidactiek, 
dan vindt hij daar weinig of geen nuttig lesmateriaal dat hij zijn leerlingen 
kan voorzetten. 
Om die reden heeft Kennisnet de hulp ingeroepen 
van de Landelijke Pedagogische Centra en de Expertisecentra. Deze zouden hun 
didactici per vak of groep van vakken aan het werk moeten zetten om al het 
bruikbare, gratis op het web te vinden lesmateriaal te inventariseren, van 
interactieve opdrachten te voorzien en te plaatsen in de digitale vaklokalen. 
Leerlingen kunnen dan van de eigen vakdocent de opdracht krijgen daarheen te 
surfen om zelfstandig aan het werk te gaan. 
Als Kennisnet in een nieuw behoefteonderzoek aan alle docenten uit het 
voortgezet onderwijs zou vragen: is dit wat jullie onder good practice 
verstaan, dan denk ik dat het antwoord bevestigend zal zijn. 
Reactie op het artikel webdidactiek
Enige achtergronden over de ontwikkelingen op en rond de site zijn zinvol om de kritische beschouwing van John Daniëls over de website webdidactiek in een breder perspectief te plaatsen. Francine Behnen, sinds maart 2004 community manager webdidactiek, reageert op het artikel van John Daniëls:
De website webdidactiek is 
sinds september 2003 operationeel. Na afronding van het behoefteonderzoek zijn 
in juni 2004 ingrijpende veranderingen in gang gezet en nog gaande. De inhoud 
achter de knoppen vakoverstijgende projecten, digitaal portfolio 
en elektronische leeromgevingen is op dit moment in volle ontwikkeling. 
De webactiviteiten zijn behoorlijk uitgewerkt, maar nog niet compleet.
Webactiviteiten
Webactiviteiten zijn een vrije vertaling van de ‘activity structures’ van Judi 
Harris 
http://www.officeport.com/jharris/. Zij heeft onderzoek gedaan naar 
activiteiten die docenten op internet met leerlingen uitvoeren, los van 
vakinhoud. Zij beschreef dat veel docenten, wanneer zij aan ‘internet in de 
klas’ denken, meestal aan één mogelijkheid denken, te weten: het opzoeken van 
informatie. Docenten vinden het moeilijk om internet op andere manieren in de 
klas toe te passen, bijvoorbeeld voor het aanleggen (en onderhouden) van een 
database of het maken van een website. Vermoedelijk blijven veel docenten 
vasthouden aan een traditionele manier van lesgeven waarin effectief gebruik van 
internet moeizaam inpasbaar is (Valère Awouters,
http://users.pandora.be/valere.awouters/MSc/cursus/.
Webactiviteiten zijn vakonafhankelijk en bevatten activiteiten die 
vakoverstijgend kùnnen zijn binnen de bètavakken, binnen de gammavakken of 
tussen bèta- en gammavakken enzovoort. Het genoemde voorbeeld voor geschiedenis 
en Duits is in vakoverstijgende zin interessant. Als webactiviteit is het een 
voorbeeld van ‘informatie zoeken’.  
Hulp van buiten
Het zou fantastisch zijn als LPC, SLO en de expertisecentra per schoolvak 
uitgewerkte webactiviteiten naar de vaklokalen zouden sturen. Helaas zijn de 
ontwikkelingen nog niet zo ver. Er is in Nederland een kleine kopgroep - met 
onder andere diverse managers van de vakcommunities en actievelingen bij De 
Digitale School - die internet effectief in de praktijk trachten in te zetten. 
Hopelijk kunnen meer docenten, geïnspireerd door de website webdidactiek, 
zinvolle webactiviteiten inbouwen in hun onderwijs. Zo mogelijk kunnen zij de 
vakinhoud met andere vakken afstemmen of integreren. Alle docenten kunnen 
interessante webactiviteiten en vakoverstijgende projecten publiceren in hun 
vakcommunity of in hun vaklokaal. Er is in het veld een schreeuwende behoefte 
aan good practices. Goede voorbeelden kunnen extra aandacht krijgen bij 
webdidactiek en zo docenten van verschillende vakken inspireren.
Als community manager webdidactiek nodig ik iedereen van harte uit om
http://webdidactiek.kennisnet.nl 
kritisch te bekijken. Uw opmerkingen kunt u mailen naar
webdidactiek@kennisnet.net, of u 
kunt uw opmerking plaatsen in het forum. Het forum vind u via 
webdidactiek.kennisnet.nl, [forum] of via
http://fora.kennisnet.nl/index.php, 
[voortgezet onderwijs], [webdidactiek]. Verder nodig ik alle docenten uit om de 
url’s van gepubliceerd lesmateriaal met interessante webactiviteiten of 
interessante vakoverstijgende projecten aan mij te mailen. U doet uw zoekende 
collega’s er een groot plezier mee! 
Francine Behnen
Reactie van Albert van der Kaap, webmaster van de Community Geschiedenis Histoforum
Naar aanleiding van uw artikel in Levende Talen over webdidactiek wijs ik u 
  graag op 
  http://www.digischool.nl/gs/community.
  Op deze site staat in de rubriek queestes een aantal voorbeelden van 
  lesmateriaal voor het vak geschiedenis waarbij gebruik gemaakt wordt van 
  bronnenmateriaal in een andere taal. Met name Die Weisse Rose en Sparta en 
  Athene zijn daar aardige voorbeelden van.
  
  Antwoord: 
Heel hartelijk dank voor uw reactie. Ik heb 
  een bezoek gebracht aan de community geschiedenis en gekeken bij de door u 
  gemaakte Queestes. Het is indrukwekkend lesmateriaal. Bij de 
  queeste Sparta en Athene kwam ik enkele Engelstalige Hot Potatoes oefeningen 
  tegen, zoals die van de biografie van Spartacus.  
Maar ik zag ook verwijzingen naar Engelstalige 
  websites zoals die over de burgers van Arhene en Sparta:
  
  http://home.freeuk.net/elloughton13/gcontent.htm. 
  De vragen over personen, die voorkomen in deze Queeste mogen de leerlingen in 
  het Nederlands beantwoorden. 
  Bij de queeste over de Franse revolutie kom 
  ik ook nog Duits en Frans tegen. Ik denk dat de leerlingen een voorkeur hebben 
  voor nummer 3, 7 en 8 vanwege de moedertaal. 
Voor de Nederlandstalige Weisse Rose heb je 
  een wachtwoord nodig, maar het Duits Historisch  Museum, dat ik in mijn 
  artikel  ook noem heeft de Duitstalige informatie over dit onderwerp te 
  vinden op:
  
  http://www.dhm.de/lemo/html/nazi/widerstand/weisserose/. 
  Daarin schuilt het probleem ook. Waarom zouden kinderen een Duitstalige website raadplegen als 
  er ook één in de moedertaal beschikbaar is? Alleen vanuit het vaklokaal Duits 
  zal het DHM bij de les worden betrokken. Daarom staat deze koppeling ook daar 
  en niet in het vaklokaal Geschiedenis, waar hij juist meer thuis hoort.
  De conclusie is duidelijk: in uw geschiedenislessen  worden leerlingen 
  geconfronteerd met bronnen en zelfs (Hot Potatos oefeningen) in de 
  schooltalen. Maar dat gaat minder ver dan ik in mijn artikel heb betoogd. Bij 
  vakoverstijging, zoals ik die zie, zijn 2 vaklokalen nodig: dat van het vak 
  dat de inhoud levert en dat van de taal waarin de inhoud zit verpakt. Om die 
  reden zie ik de Amerikaanse Barbara J. Fieldman van Surfnet Kids als een 
  nuttige verzamelaar van websites voor vak + taal.
  Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan onderwerpen uit de geschiedenis, zoals de 
  heksenjacht in Salem, Amerika 1692 
en deze bijvoorbeeld: Geschiedenis van het oude Rome en de Romeinen
Wezenlijk hierbij is dat de receptieve woordenschat van de leerlingen zo groot is dat ze de teksten op deze websites kunnen begrijpen. Als de communities van de vaklokalen zouden gaan samenwerken op inhoud en vorm van de vakoverstijging, dan kan daarvoor (web)didactiek worden ontwikkeld.