Videoconferencing

terug

Videoconferencing op het Nova College

 



Leerlingen van het Nova College onderhouden contacten met 2de taalleerders in een ander land van Europa. Ze zien en spreken elkaar via een op de computer gemonteerde mini webcam van nog geen 50 euro. Zo oefenen de Europese leerlingen hun gespreksvaardigheid. Hun beloning is het besef dat het leren van een taal ergens voor dient. Videoconferencing Europe is gestart in 2002 en wordt ondersteund door de EU met een Grundtvig 2-subsidie.
 

Het Nova College http://www.novacollege.nl/ is een Regionaal Opleidingen Centrum met 22 vestigingen in Haarlem en omstreken. Het telt ruim 14.000 leerlingen. De vestiging Hoofddorp heeft een afdeling vavo. Dat staat voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs met de opleidingen vmbo theoretische leerweg, havo en vwo. Het vavo biedt volwassenen, maar ook jongeren de kans een diploma te behalen, een taal te leren of op andere gebieden de algemene ontwikkeling te vergroten.
De videoconferenties vinden plaats op deze afdeling van de school. Carla Leemans, opleidingsmanager vavo, is de promotor van deze praktische manier van taalverwerving
.
  Zij onderhoudt ook de contacten met de partnerscholen in België, Frankrijk, Noorwegen, Spanje en Zweden. Zij roostert de docenten vrij om deel te kunnen nemen aan de jaarlijkse voorbereidende conferentie in steeds een ander deelnemend gastland. De aan het project deelnemende talendocenten krijgen enkele taakuren. Zonder de inbreng van een functionaris op schoolleidingsniveau komen dit soort internationale projecten niet van de grond.

Afspraken
Het Europees Platform subsidieert de jaarlijkse conferentie. Dan maken de docenten van de deelnemende scholen afspraken over de videoconferenties van het nieuwe schooljaar. Op de websites van de scholen staat een Engelstalig protocol, dat ook de voor dat jaar bedachte onderwerpen vermeldt. Bovendien kunnen de gekoppelde scholen aangeven welke dagen hun voorkeur hebben. Zijn die vastgesteld, dan overleggen de scholen daarna over het tijdstip van de gesprekken. Er zijn enkele gespreksronden, die elk niet langer dan 15 minuten duren. Er doen steeds drie leerlingen mee: één spreker en twee die aantekeningen maken, bestemd voor de klassikale nabespreking. In de eerste ronde stellen ze, na het uitwisselen van personalia, elkaar vragen over de gewone zaken uit het leven, zoals over school, hobby’s, uitgaan, muziek, wel of niet roken en drinken, relaties enz. Ze beantwoorden uiteraard de vragen die hun gesteld zijn. Tijdens het tweede en derde contact staan twee thema’s centraal. Eén van de thema’s gaat over Europa.
Het voordeel van de jaarlijks vast te stellen onderwerpen is, dat de docenten met hun leerlingen het noodzakelijke taalmateriaal kunnen verzamelen en oefenen. Zo  kunnen ze goed voorbereid voor de webcam verschijnen.
Voor dit schooljaar hebben de scholen onderwerpen vastgelegd in de volgende rubrieken: Europa, het land en de streek waarin ik woon, politieke kwesties, scholing, kunst, cultuur en taal, sport en spel.
De gesprekken in de tweede en derde ronde worden opgenomen en in een rapport vastgelegd. Dit voorkomt een te grote vrijblijvendheid. Voor dit jaar hebben de deelnemers afgesproken dat de leerlingen geen cijfer krijgen voor hun prestatie.
De scholen evalueren elk jaar de videoconferenties. Daarbij komen vragen aan de orde over de lestijd die de leerlingen aan het webcamproject hebben besteed, of de gesprekken plaatsvinden tijdens de reguliere lessen of daarbuiten en of ze er een cijfer voor krijgen of niet. De deelnemers geven op een voorgedrukt formulier de positieve en negatieve ervaringen van het project aan. Dit leidt niet alleen tot verbeteringen in de daarop volgende videoconferenties, maar de scholen krijgen ook inzicht in de meerwaarde van deze vorm van synchrone communicatie.  

Farouzan Mohammadi en haar Zweedse gesprekspartner

De videoconferentie
De gesprekken die ik bijwoon vinden plaats in een hoekje van het computerlokaal op de computer waarop de webcam is gemonteerd. Aan de andere computers werken leerlingen. Het gepraat schijnt ze niet te storen.
Er is geen speciale sofware nodig. Het bij de leerlingen bekende Microsoft Messenger heeft naast de chatoptie ook een webcamfunctie. Zoals op de afbeelding is te zien, bestaat het scherm uit drie delen, rechts onder elkaar de twee communicerende leerlingen, links de chatbox.
Ronald Theuns is beheerder van wat op deze school heet: de onderwijs specifieke leeromgeving. Hij heeft voorafgaand aan de videoconferentie de verbinding gelegd met zijn collega van de Växjö Katedralskola
in Zweden. De voertaal is Duits, want vandaag komen aan het woord Luke van Drie, Analda Winkel, Bart Nawalany en Forouzan Mohammadi, leerlingen van docente Duits Tineke van der Zel. Wegens mijn bezoek is ze er zelf bij. Dat is een uitzondering: haar leerlingen, maar ook die van haar Zweedse collega weten precies wat ze moeten doen. De Nederlandse leerlingen hebben van hun juf voor alle zekerheid een twintigtal vragen op papier meegekregen voor het geval het gesprek stokt. Daarop vragen over naam, leeftijd, samenstelling familie, sportbeoefening, voorkeur voor televisieprogramma’s. Omdat dit jaar het thema is: Gesunde Nahrung und Gesundes Leben, heeft Tineke van der Zel vragen opgenomen over gewicht, gezond en ongezond eten, de maaltijden thuis, lievelingsrecepten om te eindigen met de vraag: Sollte man Mcdonalds verbieten? Interessant was dat er bij dit onderwerp aan beide kanten van de lijn wat onbegrip over de namen van fast food producten ontstaat. Zelf ben ik geen McDonalds kenner, en ik weet dus niet over welke waar ze spreken en wat de misverstanden precies zijn, maar ik zie wel dat leerlingen hier echt met elkaar communiceren om begripsproblemen op te lossen: de Zweedse en Nederlandse McDonalds gebruiken kennelijk andere namen.  Opvallend is dat de leerlingen zich bij het Duits houden en niet zoals te verwachten is, overschakelen op Engels.
Het is voor de leerlingen van beide scholen het eerste contact. ‘Als leerlingen zich voor de bovenbouw van het vavo aanmelden, hebben ze drie à vier jaar Duits gehad
, maar voor het niveau van 4 havo is hun productieve taalvaardigheid bedroevend laag,’ zegt Tineke van der Zel. Om het niveau van de videoconferenties te verhogen gaat ze aan de partners voorstellen chatsessies en e-mail contacten aan het uitwisselingsprogramma toe te voegen.
Ondanks de geringe taalvaardigheid aan beide kanten, doen de leerlingen, weliswaar wat lachering, zeer hun best om te communiceren.

Leerzaam of niet?
Alleen voor de webcam met een leeftijdgenoot, die in het zelfde leerschuitje zit, durven ze meer te zeggen dan in de klas. ‘Dit is pas het begin van het experiment’, zegt Carla Leemans. ‘We hebben geen ruimte genoeg bij de webcam-computer voor de twee notulerende leerlingen. Daarom wijken wij af van de formule dat de gesprekken met vier leerlingen worden gehouden, waravan er twee notuleren. Er moeten ook schotten tussen de computers komen, dat stoort minder. We overwegen ook om leerlingen, die thuis een webcam hebben, zelf per e-mail afspraken te laten maken met een toegewezen leerling van een partnerschool’. Dit is een uitstekende optie,vooral als de betrokken leerlingen zelfstandig de gesprekken beginnen met eenvoudige taaluitingen en doorgaan met de door de docenten vastgestelde onderwerpen, als het blijkt te klikken tussen ze. De leerlingen aan beide zijden van de lijn moeten er dan wel een  gewoonte van maken om na het gesprek in de chatbox van MSM even hun gesprek samen te vatten en ter controle te versturen aan hun docenten.
Technisch is deze synchrone communicatie met beeld en geluid geen enkel probleem en voor de kosten hoeven scholen en hun talendocenten het niet te laten. Als om 13.00 uur de videoconferentie begint, is het grootste probleem van de opleidingsmanager al opgelost, namelijk dat van het tijdstip. Daarbij is het tijdsverschil tussen de landen niet het ergste, maar wel het kiezen van een tijdstip waarop de leerlingen van beide scholen beschikbaar zijn. Ze hebben immers in beide landen niet op hetzelfde uur Duits. In Zweden kunnen ze dat simpel oplossen. Vanaf 13.00 uur hebben ze in dat land geen les meer, terwijl de vavo-leerlingen lange dagen maken.
Op het Nova College in Hoofddorp zetten schoolleiding en talendocenten zich in voor het Europese videoconferencing project. Ze benutten de technische mogelijkheden van beeld en geluid en zorgen voor gesprekspartners voor hun leerlingen. Deze doen er graag aan mee, omdat ze buiten het leslokaal de taal met leeftijdgenoten kunnen oefenen zonder de druk van een kritische docent en een meeluisterende klas. Ook de talendocenten van de aan het Europese project deelnemende scholen hebben er baat bij. Ze leren van elkaar en oefenen ook nog hun eigen gespreksaardigheid in de taal, die ze geven. Dit lijkt me een uitstekende manier van nascholing. Bij de beoordeling van wat ik de leerlingen voor de webcam heb zien en horen doen, moet ik in aanmerking nemen, dat dit de eerste keer is dat ze rechtstreeks contact hebben met een voor hen onbekende buitenlandse leeftijdgenoot, Ze krijgen daarbij niet eens de tijd om rustig even te kijken hoe deze eruit ziet.
Als leerlingen een lesopdracht als nuttig ervaren, dan zullen ze daarvoor moeite doen. Als ze dan ook nog de aarzelende eerste contacten van deze videoconferencing vrijwillig voortzetten, dan mag je toch wel spreken van zinnig talenonderwijs. Om die reden verdient deze moderne vorm van taalonderwijs op het Nova College navolging.




© John Daniëls stuur een bericht aan het bureau LT