LEVENDE TALEN MAGAZINE 2006

terug

N@Tschool, elo voor bedrijven, organisaties en onderwijs

Three Ships N@Tschool is volgens de ontwerpers 'een webbased geïntegreerde en didactisch neutrale elektronische leeromgeving waarmee alle facetten van het leerproces worden ondersteund. De leeromgeving is ontwikkeld in samenwerking met diverse didactische partners uit het onderwijs en het bedrijfsleven en sluit daardoor naadloos aan op de dagelijkse praktijk. De volledig op Microsoft technologie gebaseerde leeromgeving wordt bij meer dan 120 instellingen in het onderwijs (HO/BVE/VO), overheid en bedrijfsleven ingezet om het elektronisch leren te faciliteren. Three Ships (opgericht in 1996) is marktleider in het BVE-onderwijs en heeft meer dan 300.000 licenties uitstaan bij haar Nederlandse en Belgische klanten'. Er is een Nederlandstalige website te vinden op http://www.threeships.nl/. Vooralsnog heeft ook deze commerciële elo nauwelijks meerwaarde voor de klassenpraktijk.

De functionaliteiten
Net zoals alle andere commerciële elo's, geeft ook N@Tschool op de website uitgebreid informatie over de gebruiksmogelijkheden daarvan. Met een simpele klik op elk van de zeven onderdelen van de afbeelding kunnen docenten zich op de hoogte stellen van wat deze elo de klant te bieden heeft. Veel van de opgegeven functies zijn overbodig in de vaklokalen van het voortgezet onderwijs. Dat kan zelfs het wollig taalgebruik niet verhullen.

Zo is een project volgens de ontwikkelaars van deze elo één van de krachtigste middelen in ieder leerproces. De docent heet begeleider en krijgt te horen dat 'het opzetten van projectgroepen door het gebruik van wizards en sjablonen een eenvoudige taak is. Bovendien maakt de projectomgeving binnen N@Tschool het mogelijk om cursisten en studenten gericht te begeleiden door de projectthermometers en de geïntegreerde communicatiemiddelen’.
Kenmerkend voor commerciële elo's is de nadruk op begeleiden en coachen
. Dit spoort niet erg met de taakopvatting van docenten in het voortgezet onderwijs om in eerste instantie les te geven in het vak dat ze hebben gestudeerd. Zij zullen dan ook niet zoveel ophebben met de 'Begeleiden en coachen module’. In een aantal gevallen is zelfs een coach/cursist relatie te herkennen, want 'er zijn studieroutebegeleiders waarbij op grond van roosterinformatie automatisch een link met een groep cursisten tot stand kan worden gebracht’.
Ook de functie Portfolio & formulieren biedt weinig aanknopingspunten voor de dagelijkse onderwijspraktijk in het vaklokaal. Onder het kopje Zelfsturing in het studietraject wordt uitgelegd dat 'voor cursisten het digitaal portfolio een grote mate van zelfwerkzaamheid en zelfsturing betekent. Begeleiders biedt het de mogelijkheid om flexibeler te sturen: continu begeleiden van studenten kan gecombineerd worden met beoordeling op het moment dat de student daar om vraagt’.
'De Competentie management module bevat een elektronische studieplanner met een geïntegreerd studievoortgangsysteem: het studieprofiel’. Volgens de uitgebreide uitleg bij deze module kunnen de leerlingen, pardon cursisten, elk een eigen studieroute samenstellen. Dat doen ze aan de hand van studieprofielen. 'Deze bieden extra meerwaarde wanneer deze ingezet worden om vraaggestuurde studietrajecten te realiseren. Cursisten bepalen dan zelf aan de hand van de competenties die bij het studietraject horen, welke studieonderdelen zij gaan volgen om deze competenties te verwerven'. 
Zoals bij bijna alle functionaliteiten kun je je afvragen welk gebruik docenten hiervan gaan maken.

In tegenstelling tot Fronter, maakt de verkoopmaatschappij van N@tschool wel de prijzen bekend, zodat kopers deze mee kunnen nemen bij hun beslissing om over te gaan tot de aanschaf of niet. Wie wil weten wat een bestuur of een school eenmalig kwijt is bij aanschaf van N@tschool en wat het beheer daarna jaarlijks kost kan hier een prijsindicatie vinden: http://elearning.surf.nl/docs/natschool/kostencase.pdf
. De totale kosten hangen af van het aantal leerlingen:

Een klant
Het schoolbestuur van het Onafhankelijk Regionaal Interscholair Onderwijs Netwerk (Orion) in Eindhoven heeft N@tschool aangeschaft voor een twaalftal scholen. Op één daarvan, het Christiaan Huygens College, kon ik bij Engels, Wiskunde en CKV als leerling inloggen en de opdrachten mee uitvoeren.

Bij Engels gebruikt de school de leergang Interface (Thieme Meulenhoff). Uit de opdrachten blijkt dat de leerlingen traditioneel uit de methode werken met dien verstande dat het wel aangeschafte papieren werkcahier is vervangen door een digitaal. Dus kostenbesparend voor de ouders is dat ook al niet.

Je gaat Unit 6 bijna helemaal met de computer doen.

Ik heb alle oefeningen gemaakt en van commentaar voorzien  http://www.internetonderwijs.net/artikelen2006/N@Tschool/N@Tschool.htm. Jammer dat de opgegeven internetlinks niet werken waardoor de leerlingen de vrije opdrachten niet kunnen uitvoeren. Naast uitspraakoefeningen, gebaseerd op een beluisterde tekst, zijn er ook de alweer traditionele in Hot Potatoes gemaakte matchoefeningen. Ook de grammaticale gatentekst behoort nog steeds tot het geijkte oefeningencanon. Omdat ik het geheel niet erg vernieuwend vond, heb ik de betrokken sectie Engels van de school om commentaar gevraagd. Een deel daarvan luidt: 'de sectie heeft een aantal jaren geleden een digitale versie van een unit uit de door ons gebruikte leergang Interface in N@tschool gezet. Oefeningen die met een link verwijzen naar het web werken niet meer. Nieuw materiaal maken is lastig en kost heel veel tijd. Het zou fijn zijn als iemand (de uitgevers?) dat voor ons zou kunnen doen. De leerlingen vinden het werken op de computer vaak wel fijn, maar leren er toch minder van dan van klassikale lessen. Dat zeggen ze ook zelf. De resultaten zijn vaak ook wat minder. Als afwisseling is het dus wel leuk, maar een hele unit op de computer doen betekent vaak dat je wel 8 lessen achter elkaar in het computerlokaal zit met de klas. Dat vind ik wel veel. Ik mis mijn klassikale lessen dan op een gegeven moment. De leerlingen ook. We zouden dus best een aantal oefeningen per unit in N@tschool kunnen hebben en dan de rest van de lestijd in de klas doorbrengen. Maar voorlopig is de vraag: wie maakt materiaal? En: hoe krijg ik het voor elkaar zo vaak de computers ter beschikking te hebben, dat ik er bijna elke les een minuut of 15 gebruik van kan maken'?
Uit deze reactie blijkt overduidelijk dat het voor een lesuur te reserveren computerlokaal niet geschikt is voor klassikaal gebruik. Deze docente heeft gewoon een computer, internetaansluiting en beamer nodig in haar vaklokaal. Ze kan dan ook leergang-onafhankelijk werken. Uit de miljoenen engelstalige websites kan ze er één kiezen en kort inleiden. Dat is dan haar lesmateriaal naar aanleiding waarvan de leerlingen zich zowel mondeling als schriftelijk moeten leren uiten.

Bij wiskunde stuit ik in de brugklas van docente Ester van Strien op het onderwerp Symmetrie en vlakke figuren.  De leerlingen moeten een werkstuk maken over symmetrie en moeten daarvoor een engelstalige website bezoeken http://www.adrianbruce.com/Symmetry/. Deze website is ontworpen door een Australische docent, gewoon voor zijn eigen basisschoolleerlingen om ze met eigen ogen de symmetrie te laten zien, bijvoorbeeld in het dierenrijk. Daarvan geeft hij talrijke voorbeelden.

Butterfly pictureEster van Strien geeft gehoor aan de oproep van haar Australische collega op de openingspagina van zijn website: Why use worksheets when you could use this webquest and math games
to learn all about line & rotational symmetry in a highly visual & engaging way?
Zo zijn er voor alle vakken wel collega's te vinden die uit liefde voor hun vak en om de saaiheid van de traditionele leermiddelen te doorbreken, webquestachtige oefeningen ontwikkelen en op het net publiceren. Daarvan kunnen leerlingen overal ter wereld profiteren mits ze de taal van de leerstof leverende docent receptief beheersen en ze deze websites ook eenvoudig per vak, onderwerp en moeilijkheidsgraad in een database kunnen vinden. Zover is het helaas nog niet.
Maar vreemd is het wel dat binnen één gebouw een wiskundelerares les geeft aan de hand van een engelstalige website, terwijl een paar lokalen verwijderd haar collega’s Engels met ondeugdelijke internetopdrachten zitten. Een vakoverstijgende werkwijze loont hierbij vast te moeite.

Conclusie
De met commerciële elo’s werkende docenten maken daarvan gebruik omdat ze door het bestuur of schoolleiding zijn aanschaft en zij hoeven om die reden ook niet na te denken over alternatieve doorgeefmogelijkheden voor lesmateriaal, voor de door de leerlingen te bezoeken websites en voor de opdrachten daarover. Gezien de hoge kosten van deze producten doen schoolbesturen en hun directies er goed aan om alvorens tot de aanschaf van één daarvan over te gaan, de wensen van de docenten dienaangaande te inventariseren. Pionierende docenten die internet al inzetten in hun lessen en al via e-mail communiceren met hun leerlingen, zullen graag hun diensten aanbieden. Zo ontstaat vanuit de vaklokalen een beperkt aantal te definiëren functies die een elo moet kunnen bieden. Zoals ik in de volgende bijdragen kan laten zien, zijn er al vanuit de leslokalen ontwikkelde en zelfs één door een groepje leerlingen ontworpen, eenvoudige en goedkope elo’s op de markt.

omhoog


© John Daniëls stuur een bericht aan het bureau LT