LEVENDE TALEN MAGAZINE 2006
Terug
Elektronische leeromgevingen (elo’s): open source of commercieel?
Steeds meer scholen maken gebruik van een elo waarmee alle geledingen met elkaar kunnen communiceren en data uitwisselen. Schoolbesturen en directies vallen eerder voor een commercieel product, terwijl pionierende docenten kleinschalig experimenteren met zelf ontwikkelde of open source elo’s op vakniveau. Hiermee beogen ze vanuit hun vaklokaal een nieuwe vorm van leren mogelijk te maken. Er is een concurrentiestrijd tussen de Commerciëlen en de ‘OSSies’. Dat is gunstig voor de prijzen die de scholen moeten betalen. Belangrijker echter is het nut van een elo in de klassenpraktijk. Wat universiteiten ontwikkelen en gebruiken is meestal te gecompliceerd voor het gebruik in de vaklokalen van het voortgezet onderwijs.
Elektronische
leeromgeving (elo)
Een digitaal schoolbord met behulp waarvan docenten opdrachten kunnen
versturen aan hun leerlingen. Deze kunnen via dezelfde weg terug laten zien
wat ze daarvan hebben terechtgebracht. De elo biedt opslagmogelijkheden zodat
lessen, proefwerken enzovoort bewaard kunnen blijven. Docenten richten er voor
al hun klassen digitale vaklokalen in met daarin de namen van alle leerlingen.
Deze krijgen allemaal een eigen toegangssleutel en een e-mail adres. Dat biedt
de docenten de mogelijkheid een bepaalde leerling eens even ‘toe te spreken’.
Je kunt in de elo discussie- en chatruimten inrichten. Van huis uit kunnen de
leerlingen inloggen om het huiswerk op te halen, want de elo functioneert ook
als het ouderwetse klassenboek. Heel belangrijk is de mogelijkheid voor
docenten en leerlingen om documenten van het internet te importeren, op te
slaan en als lesmateriaal te gebruiken.
Universiteiten en
hogescholen
De commerciële elo’s vinden vaak hun oorsprong in universitaire instellingen die
daarvoor aparte organisaties hebben opgericht. Zo heeft het Amerikaanse
Blackbloard zijn positie in ons land te danken aan de van de universiteit
Wageningen afkomstige firma Stoas. TeleTOP is ontwikkeld op de
Universiteit Twente en wordt op de markt gebracht door het DINKEL Instituut,
onderdeel van deze universiteit. Het Noorse Fronter, hier met een eigen
bedrijf en gepromoot door het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum, is volgens
eigen zeggen ‘de grootste leverancier van de universiteits- en hogeschoolsector
in Noorwegen en Finland. Deze elo is dan ook in 1998 ontwikkeld aan de
universiteit van Oslo. In ons land hebben den Haag en Zoetermeer deze elo
aangeschaft voor alle scholen in hun gemeentes. N@tschool, opgericht in
2000, is afkomstig van de Amerikaanse firma Three Ships. In ons land is er
volgens de gegevens op de website van deze elo, ‘een nauwe samenwerking met
klanten zoals Hogeschool Rotterdam, Fontys Hogescholen, Horeca Branche
Instituut, Wolters-Noordhoff etc. N@Tschool! is volgens eigen zeggen inmiddels
uitgegroeid tot de meest toonaangevende e-learning omgeving en is marktleider in
het Nederlandse onderwijs’.
Behalve de concurrentie tussen de commerciëlen onderling, is die er ook tussen
de commerciële en op open source gebaseerde elo’s. Het is dus nuttig om niet
alleen de hierboven genoemde elo’s met elkaar op functionaliteit te vergelijken,
maar ook deze met de open source elo’s, zoals Moodle, het oprukkende
Sakai en Didactor.
Voortgezet onderwijs
Wie op de hoogte wil blijven van alle ontwikkelingen op dit gebied, kan zich
abonneren op de nieuwsbrief van ict op school <www.ictopschool.net>. Typ
je in het tekstvakje zoeken het woord elo of elo’s, dan komt een lijst
met 34 titels van artikelen op het scherm. Weinig daarvan laten echter zien wat
de inhoud van de publicatie is. Deze vijf hebben in ieder geval betrekking op
het voortgezet onderwijs.
20/07/2005
Competenties bij digitaal leren met een ELO
19/10/2005 Samenwerkingsverband OVO kiest voor samenwerking bij keuze
ELO
05/09/2005 'Kinderen razend enthousiast over elektronische
leeromgeving'
19/04/2004 Ervaringen met elektronische leeromgeving op een rij gezet
19/08/2003 Ervaring met een ELO in Noordwijk
Scholen voor voortgezet onderwijs die een
elo willen gaan gebruiken, doen er dus wel goed aan om niet alleen het onderzoek
naar en het gebruik van de verschillende soorten elo’s bij het hoger onderwijs
te volgen via de nieuwsbrieven van de stichting Surf <http://www.edusite.nl/>,
maar ook de nieuwsbrieven van ict op school in de gaten te houden.
Bij het maken van een keus moet men vooral niet vergeten dat elo’s vaak
functionaliteiten hebben, die misschien wel de onderwijsmanagers aanspreken,
maar die van geen enkel nut zijn voor het gebruik in de klas. Ik heb de website
bekeken van één via een groot schoolbestuur aangeschafte elo. Deze biedt maar
liefst 60 functionaliteiten. Een groot aantal daarvan heeft betrekking op
managementstaken en niet op het overbrengen van vakkennis.
Pioniers
Naast de commerciële en de op open source gebaseerde elo’s, zijn er nog enkele
die hun bestaan ontlenen aan de
klassenpraktijk. Dit komt de functionaliteit ten goede. Elo’s als het Belgische
Claroline o.a in gebruik op het Willem Lodewijk Gymnasium in Groningen <http://www.wlgelo.wlg.nl/>
hebben minder toeters en bellen ten behoeve van het schoolmanagement en zijn
daardoor handzamer voor het gebruik in de vaklokalen.
Een klein Nederlands bureau als Etine <www.etine.nl> helpt docenten om een deel
van hun onderwijs digitaal aan hun leerlingen ter beschikking te stellen met de
open source software Moodle. Wie dit soort digitale lessen eens wil bekijken kan
in het talenlokaal terecht van docente Henny Jellema van de Lieven de Keyschool
in Haarlem <http://moodle.etine.nl/>.
Ik zal in de volgende nummers van LTM aandacht besteden aan het gebruik van elo’s
van pionierende docenten, die vaak ook een gebruikersgroep hebben opgericht,
zoals die van Moodle. Dat het onder de aandacht brengen van elo’s nodig is,
blijkt uit een onderzoek van TNS-NIPO naar ICT-gebruik onder docenten in
het primair en voortgezet onderwijs (november 2005. In het voortgezet onderwijs
geven docenten aan met name vaardig te zijn in het beoordelen van de
bruikbaarheid van educatieve programmatuur (44%) en het organiseren van lessen
waarin ICT wordt gebruikt (39%), maar het gebruik van een elektronische
leeromgeving komt net als bij de docenten in het primair onderwijs op de laatste
plaats. Er is dus echt nog enig pionierswerk
te verrichten.