Sinds het internet een onuitputtelijke bron is van allerlei voor alle vakken bruikbaar lesmateriaal, komen er vragen op zoals: wat is de meerwaarde van al die gepubliceerde documenten boven de traditionele leermiddelen? Waar kunnen de leerlingen ze vinden? Hoe en waar kunnen ze deze gebruiken en vooral: wat kunnen ze ervan leren? Er zullen bij stijgend internetgebruik op scholen ook steeds meer nieuwe vragen opkomen. De webdidactiek moet daar een antwoord op zien te vinden. Daarom heeft Kennisnet een speciale website geopend http://webdidactiek.kennisnet.nl. Om een goede start te kunnen maken heeft de project manager van Kennisnet drie klankbordbijeenkomsten gehouden en in een behoefteonderzoek de mening van 200 docenten gevraagd.
Web-leren
In het traditionele onderwijs wordt onderwezen en geleerd in een klaslokaal en
vanuit een boek, soms aangevuld met een werkschrift. ICT en dan vooral het
internet, brengt daar verandering in. Bij web-leren met behulp van op internet
geplaatst interactief lesmateriaal, zit de leraar in het leermiddel verstopt.
Hij laat leerlingen vragen beantwoorden of geeft opdrachten, waarbij hij ook
feedback en hulp levert. In bijvoorbeeld een WebQuest wijst hij vanuit elk land
ter wereld in één van de schooltalen de leerlingen de weg en zorgt ervoor dat
zij van dat bezoek iets leren.
Dat ligt anders bij Internetdocumenten, die daar niet met een onderwijsdoel zijn
geplaatst. Deze kunnen vaak wel een onderwijskundig belang dienen. Het is dan
zaak niet alleen het url te vermelden waar de betreffende documenten zijn te
vinden, maar ook aan te geven welke taak de leerlingen er zelfstandig mee moeten
uitvoeren. Daardoor wordt webonderwijs een nieuwe individuele manier van leren
die van de leerlingen veel meer zelfstandigheid vraagt dan in het traditionele
klaslokaal.
Web-leren roept nieuwe vragen op zoals: waar kan ik op het internet bruikbaar
lesmateriaal vinden, hoe bereikt dat mijn leerlingen, kunnen ze er zelfstandig
en individueel mee aan de slag, moet dat op school in een computerlokaal of in
het eigen vaklokaal met een internetaansluiting en een beamer of thuis, hoe kan
ik controleren of ze hun werk hebben gedaan. Op deze vragen moet de webdidactiek
een antwoord geven.
Behoefteonderzoek
Om de wensen ten aanzien van ict in het
onderwijsveld beter te leren kennen, heeft Amy Franken,
projectleider bij Kennisnet, drie klankbordbijeenkomsten georganiseerd en een digitale enquête onder 200
docenten gehouden. Als reden voor het onderzoek werd opgegeven: ‘de
ervaringen, behoeften en verwachtingen van de doelgroep van de community,
namelijk docenten in het voortgezet onderwijs, te inventariseren en te vertalen
naar een concreet advies om de community aan de wensen van de doelgroep aan te
passen’. In het verslag van het onderzoek komt de term good practice met en
zonder s 34 keer in verschillende betekenissen voor. Zo moeten er ‘meer good
practices komen die er specifiek op gericht zijn om met behulp van ICT
zelfstandig leren van leerlingen te ondersteunen'. Samengevat blijkt uit het
onderzoek dat de docenten van elkaars ervaringen met ICT willen profiteren.
Uitwisseling daarvan zien ze als een taak van de website webdidactiek. Verder
wil men praktische informatie vinden over hoe ICT toegepast kan worden in het
eigen vak. Ook de uitwisseling van lesmateriaal zien docenten als een weg om
meer ICT in de lessen te gebruiken. Ze vinden ook dat er lesmateriaal moet
komen, dat als voorbeeld kan dienen. Daarbij horen ook voor het onderwijs
nuttige websites. Verder zouden docenten ook graag in een forum met elkaar over
webdidactiek willen discussiëren. Dit zijn duidelijke wensen die de basis vormen
van wat de docenten onder webdidactiek verstaan. Daarbij staat het eigen vak
duidelijk voorop. Kennelijk ziet men dat bij Kennisnet anders, getuige de
toevoeging aan het onderzoek dat het ‘de docenten ontbreekt aan vaardigheden
om geschikt materiaal te zoeken en te beoordelen op de gebruiksmogelijkheden in
het eigen onderwijs’.
Zou het niet ook zo kunnen zijn dat docenten misschien wel de vaardigheden
hebben om naar goed lesmateriaal op internet te zoeken, maar dat ze er de tijd
en de mogelijkheden niet voor hebben en om die reden deze klus dan ook graag
uitbesteed zien aan vakdidactici die daarvoor betaald krijgen?
Vakoverstijgend leren
In de rubriek vakoverstijgend leren
staan twee projecten, zoals de grote griepmeting
en Koetnet, beide bestemd voor biologie en wiskunde. Het is de bedoeling
deze wijze van leren uit te breiden om de volgende reden: ‘Leerlingen
leren zaakinhoud binnen de diverse vakken. Vakoverstijgende projecten dagen
leerlingen uit om het geleerde toe te passen in een bredere context’. Men
denkt daarbij vooral aan de volgende combinaties:
alpha + beta vakken
alpha + gamma vakken
beta + gamma vakken
In het behoefteonderzoek heeft geen enkele docent gevraagd om deze wijze van
combi-leren. Dat is ook logisch omdat de examens daar niet op zijn afgestemd.
Daarom zullen docenten van een vak de voorkeur blijven geven aan informatie uit
hun eigen digitale vaklokaal.
In het bovenstaande rijtje mis ik de combinatie alpha/beta/gamma-vakken en
moderne vreemde taal. De vakinhoudelijke kant in combinatie met de taal als
verpakking. Examens tekstbegrip van de schooltalen hebben onderwerpen uit de
alpha/beta/gamma-domeinen. De leerlingen kunnen scoren met een voldoende
receptieve taalbeheersing gecombineerd met kennis van de in de examenteksten
behandelde onderwerpen. Hoe talendocenten en hun collega’s van de andere vakken
met gebruik van het internet samen inhoud en taal kunnen onderwijzen, lijkt me
een belangrijk onderwerp voor de webdidactiek.
Je moet daarvoor beginnen met een inventarisatie van bestaande websites in een
moderne vreemde taal. Die vind je veelal in de talenlokalen zoals deze websites
bij Duits
http://www.digischool.nl/du/dulok.htm. Deze kunnen vakoverstijgend dienst
doen bij Geschiedenis:
Die Gedenkstätte Deutscher Widerstand
http://www.gdw-berlin.de/
Hieraan zou je nog de belangrijke website van het
Deutsches Historisches Museum
http://www.dhm.de/ kunnen toevoegen, die grote delen van de
geschiedenis behandelt en dus een prachtige bron van lesmateriaal is voor dit
vak. In de meeste digitale vaklokalen kom je zulke hyperlinks tegen met soms
nog een korte omschrijving. Dit is goed voor een kort bezoek, maar te weinig als
lesmateriaal.
Dat deze Duitstalige bronnen tot nu toe bij Geschiedenis ontbreken, is
waarschijnlijk te wijten aan het feit dat docenten van dat vak niet goed raad
weten met anderstalig lesmateriaal. Slechts een deel van de leerlingen in de
klas heeft Duits in het pakket. Daarom is het van groot belang dat alle
leerlingen, die in de bovenbouw zich komen voorbereiden op hun eindexamen, in
staat zijn bronnen in andere talen dan het Nederlands te begrijpen.
Daarvoor is een grotere receptieve woordenschat nodig dan waarmee de leerlingen
de onderbouw nu verlaten.
In het bovenstaande geval van Geschiedenis en Duits moeten er bij de
gesignaleerde bruikbare websites vragen en opdrachten worden gemaakt. Omdat de
verwijzende docent Geschiedenis geeft en deze weet wat de examenstof is en hoe
de vraagstelling daarbij is, lijkt het logisch dat de vragen en opdrachten uit
zijn Nederlandstalig vaklokaal komen en niet uit dat van Duits. Wat daarbij de
taak wordt van de talendocent, lijkt me ook een onderdeel van de didactiek.
Webactiviteiten
Op de website van webdidactiek is al veel te vinden, zoals een uitgebreide
rubriek webactiviteiten. Daarin staan lessen informatie zoeken, verslag
en brief schrijven, discussiëren, mondeling presenteren en website bouwen. Maar
als de leerlingen dat allemaal geleerd hebben, dan zijn deze leerdoelen bereikt.
Vervolgens wil de zelfstandig werkende leerling, op school, in de bibliotheek of
op zijn eigen computer thuis, natuurlijk voor één of meer van zijn vakken aan de
slag. Hij wendt zich voor webinformatie tot de leraar van het betreffende vak.
Als deze vervolgens inlogt bij Kennisnet en surft naar de website webdidactiek,
dan vindt hij daar weinig of geen nuttig lesmateriaal, dat hij zijn leerlingen
kan voorzetten.
Om die reden heeft Kennisnet kennelijk de hulp ingeroepen van de Landelijke
Pedagogische Centra en de Expertisecentra. Deze zouden hun didactici per vak of
groep van vakken aan het werk moeten zetten om al het bruikbare, gratis op het
web te vinden lesmateriaal te inventariseren, van interactieve opdrachten te
voorzien en te plaatsen in de digitale vaklokalen. Leerlingen krijgen van de
eigen vakdocent de opdracht daarheen te surfen om zelfstandig aan het werk te
gaan.
Als Kennisnet in een nieuw behoefteonderzoek aan alle docenten uit het
voortgezet onderwijs zou vragen: is dit wat jullie onder good practice verstaan,
dan denk ik dat het antwoord bevestigend zal zijn.
Reactie op het artikel webdidactiek
Enige achtergronden over de ontwikkelingen op en rond de site zijn zinvol om de
kritische beschouwing van John Daniëls over de website webdidactiek in een
breder perspectief te plaatsen.
De website webdidactiek is sinds september 2003
operationeel. Na afronding van het behoefteonderzoek zijn in juni 2004
ingrijpende veranderingen in gang gezet en nog gaande. De inhoud achter de
knoppen ‘vakoverstijgende projecten’, 'digitaal portfolio’ en ‘electronische
leeromgevingen’ is op dit moment in volle ontwikkeling. De ‘webactiviteiten’
zijn behoorlijk uitgewerkt, maar nog niet compleet.
Webactiviteiten
Webactiviteiten zijn een vrije vertaling van de ‘activity structures’ van
Judi Harris
http://www.officeport.com/jharris/. Zij heeft onderzoek gedaan naar
activiteiten die docenten op internet met leerlingen uitvoeren, los van
vakinhoud. Zij beschreef dat veel docenten, wanneer zij aan ‘internet in de
klas’ denken, meestal aan één mogelijkheid denken, te weten: het opzoeken van
informatie. Docenten vinden het moeilijk om internet op andere manieren in de
klas toe te passen, bijvoorbeeld voor het aanleggen (en onderhouden) van een
database of het maken van een website. Vermoedelijk blijven veel docenten
vasthouden aan een traditionele manier van lesgeven waarin effectief gebruik van
internet moeizaam inpasbaar is Valère Awouters,
http://users.pandora.be/valere.awouters/MSc/cursus/. Webactiviteiten zijn
vakonafhankelijk en bevatten activiteiten die vakoverstijgend kùnnen zijn binnen
de bètavakken, binnen gamma of tussen bèta en gamma enzovoort. Het genoemde
voorbeeld voor geschiedenis en duits is in vakoverstijgende zin interessant. Als
webactiviteit is het een voorbeeld van ‘informatie zoeken’.
Hulp van buiten
Het zou fantastisch zijn als LPC, SLO en de expertisecentra per schoolvak
uitgewerkte webactiviteiten naar de vaklokalen zouden sturen. Helaas zijn de
ontwikkelingen nog niet zo ver. Er is in Nederland een kleine kopgroep - met
onder andere diverse managers van de vakcommunities en actievelingen bij De
Digitale School - die internet effectief in de praktijk trachten in te zetten.
Hopelijk kunnen meer docenten, geïnspireerd door de website webdidactiek,
zinvolle webactiviteiten inbouwen in hun onderwijs. Zo mogelijk kunnen zij de
vakinhoud met andere vakken afstemmen of integreren. Alle docenten kunnen
interessante webactiviteiten en vakoverstijgende projecten publiceren in hun
vakcommunity of in hun vaklokaal. Er is in het veld een schreeuwende behoefte
aan good practices. Goede voorbeelden kunnen extra aandacht krijgen bij
webdidactiek en zo docenten van verschillende vakken inspireren.
Als community manager webdidactiek nodig ik iedereen van harte uit om http://webdidactiek.kennisnet.nl kritisch te bekijken. Uw opmerkingen kunt u mailen naar webdidactiek@kennisnet.net, of u kunt uw opmerking plaatsen in het forum. Het forum vind u via webdidactiek.kennisnet.nl, [forum] of via http://fora.kennisnet.nl/index.php, [voortgezet onderwijs], [webdidactiek]. Verder nodig ik alle docenten uit om de url’s van gepubliceerd lesmateriaal met interessante webactiviteiten, of interessante vakoverstijgende projecten aan mij te mailen. U doet uw zoekende collega’s er een groot plezier mee!
Francine Behnen
Francine Behnen is sinds maart 2004 community manager webdidactiek. Daarnaast is zij Biologiedocent aan het Scala College te Alphen aan den Rijn. In december 2000 voltooide zij de opleiding Telematics Applications in Education and Training aan de Universiteit Twente. Sindsdien is zij actief betrokken bij het biologielokaal van De Digitale School, en maakt zij, in opdracht van derden, web-based leermaterialen.
Naar aanleiding van uw artikel in Levende Talen over webdidactiek wijs ik u
graag op
http://www.digischool.nl/gs/community.
Op deze site staat in de rubriek queestes een aantal voorbeelden van
lesmateriaal voor het vak geschiedenis waarbij gebruik gemaakt wordt van
bronnenmateriaal in een andere taal. Met name Die Weisse Rose en Sparta en
Athene zijn daar aardige voorbeelden van.
Antwoord:
Heel hartelijk dank voor uw reactie. Ik heb
een bezoek gebracht aan de community geschiedenis en gekeken bij de door u
gemaakte Queestes. Het is indrukwekkend lesmateriaal. Bij de
queeste Sparta en Athene kwam ik enkele Engelstalige Hot Potatoes oefeningen
tegen, zoals die van de biografie van Spartacus.
Maar ik zag ook verwijzingen naar Engelstalige
websites zoals die over de burgers van Arhene en Sparta:
http://home.freeuk.net/elloughton13/gcontent.htm.
De vragen over personen, die voorkomen in deze Queeste mogen de leerlingen in
het Nederlands beantwoorden.
Bij de queeste over de Franse revolutie kom
ik ook nog Duits en Frans tegen. Ik denk dat de leerlingen een voorkeur hebben
voor nummer 3, 7 en 8 vanwege de moedertaal.
Voor de Nederlandstalige Weisse Rose heb je
een wachtwoord nodig, maar het Duits Historisch Museum, dat ik in mijn
artikel ook noem heeft de Duitstalige informatie over dit onderwerp te
vinden op:
http://www.dhm.de/lemo/html/nazi/widerstand/weisserose/.
Daarin schuilt het probleem ook. Waarom zouden kinderen een Duitstalige website raadplegen als
er ook één in de moedertaal beschikbaar is? Alleen vanuit het vaklokaal Duits
zal het DHM bij de les worden betrokken. Daarom staat deze koppeling ook daar
en niet in het vaklokaal Geschiedenis, waar hij juist meer thuis hoort.
De conclusie is duidelijk: in uw geschiedenislessen worden leerlingen
geconfronteerd met bronnen en zelfs (Hot Potatos oefeningen) in de
schooltalen. Maar dat gaat minder ver dan ik in mijn artikel heb betoogd. Bij
vakoverstijging, zoals ik die zie, zijn 2 vaklokalen nodig: dat van het vak
dat de inhoud levert en dat van de taal waarin de inhoud zit verpakt. Om die
reden zie ik de Amerikaanse Barbara J. Fieldman van Surfnet Kids als een
nuttige verzamelaar van websites voor vak + taal.
Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan onderwerpen uit de geschiedenis, zoals de
heksenjacht in Salem, Amerika 1692
en deze bijvoorbeeld: Geschiedenis van het oude Rome en de Romeinen
Wezenlijk hierbij is dat de receptieve woordenschat van de leerlingen zo groot
is dat ze de teksten op deze websites kunnen begrijpen. Als de communities van
de vaklokalen zouden gaan samenwerken op inhoud en vorm van de vakoverstijging,
dan kan daarvoor (web)didactiek worden ontwikkeld.
↑