Onderzoek naar het
ict-gebruik door docenten
De stichting ICT op School verwijst in de nieuwsbrieven regelmatig naar onderzoek verricht door BECTA (British Educational Communications and Technology Agency www.becta.org.uk. In 2003 en 2004 heeft BECTA twee literatuurstudies gepubliceerd. De eerste behandelt onderzoek naar de factoren die docenten belemmeren in het gebruik van ict in hun onderwijs. In de tweede studie staan aanbevelingen voor succesvol ict gebruik. Beide onderzoeken zijn uitgevoerd in Engeland, de Verenigde Staten, Australië, Canada, Denemarken, Frankrijk, Griekenland en Nederland.
Belemmeringen
Uit verscheidene
onderzoeken komt naar voren dat docenten, die weinig kennis hebben van en
vertrouwen in computertechnologie, ook minder bereid zijn om ict toe te passen
in hun lessen. Dit is niet zo verwonderlijk. Op elke school mislukken wel eens
lessen door falende technologie. Docenten bedenken zich dan wel twee keer
voordat ze het computerlokaal bespreken om daar met dertig leerlingen een
lesuur door te brengen. Ze lopen daar allerlei risico’s zoals problemen met de
inlogprocedures, een gebrekkige of overbelaste internetverbinding of
leerlingen, die de toegewezen computer misbruiken voor privé-doeleinden zoals
spelletjes of chatten.
Docenten, die thuis de
computer niet voor hun lessen inzetten en ook niet of nauwelijks van de
schoolcomputers gebruik maken, lopen al gauw achter bij hun collega’s, maar
ook bij hun leerlingen. Daardoor haken ze af. Alleen een doelmatige training
van deze docenten met een achterstand heeft effect.
De weerstand om ict in hun lessen toe te
passen wordt alleen maar groter wanneer docenten meer tijd moeten steken in
het voorbereiden van lessen met ict dan zonder gebruik daarvan.
Er zijn ook studies waarin de schoolorganisatie is onderzocht. Deze blijkt
vaak onvoldoende om computergebruik door de docenten in de lessen te
stimuleren.
De onderzoekers vinden weinig steun voor de veronderstelling dat de leeftijd
van de docenten een belangrijke rol speelt bij ict gebruik. Wel lopen de
mannelijke docenten voor op hun vrouwelijke collega’s.
Bij het zien van deze summiere onderzoeksresultaten, zal het niemand verbazen
dat docenten de voorkeur geven aan het onderwijzen uit een leerboek.
Aanbevelingen
De docenten in het vervolgonderzoek geven
desgevraagd aan dat ze ict in hun lessen zullen gaan toepassen wanneer ze
kunnen beschikken over:
een eigen laptop
internetbronnen van hoge kwaliteit
soft- en hardware
gekwalificeerde technische on-line ondersteuning
een interactief smartboard. Dit scherm functioneert als een traditioneel schoolboord. Je gaat er voor staan en in plaats van een krijtje gebruik je je vingers om het geprojecteerde beeld van de beamer op het bord te sturen. Je raakt het url van een website aan en deze verschijnt op het scherm. In elk vaklokaal hoort zo’n bord te hangen
een trainingsprogramma van goede kwaliteit
Docenten geven in de toelichting aan dat ze
graag deel willen nemen aan een digitaal netwerk en aan forums. Daar kunnen ze
informatie uitwisselen en kennis nemen van voor hun lessen bruikbare bronnen.
Omdat docenten nu eenmaal geïnteresseerd zijn
in ict gebruik in de sector waarin ze werken en in alles wat betrekking heeft
op hun eigen vak, heeft Becta de onderzoeksresultaten ook gerubriceerd per
sector en per vak. De serie is te vinden op het adres:
http://www.becta.org.uk/research/research.cfm?section=1&id=546.
Daar staan al ruim twintig sectorgebonden deelstudies waaronder enkele
vakspecifieke voor de moderne vreemde talen, wiskunde, natuurwetenschappen,
aardrijkskunde en geschiedenis.
moderne vreemde talen
Het onderzoek naar het ict gebruik in het
talenonderwijs heeft betrekking op het basis- en voortgezet onderwijs en is
afkomstig uit een twintigtal studies, die BECTA heeft gebundeld in enkele
pagina’s. Samengevat biedt ict in het talenonderwijs de volgende voordelen:
Met digitale bronnen kunnen de leerlingen oefenen in hun eigen tempo. Dit
leidt tot een beter begrip van de taal.
Wereldwijd contact met native speakers met behulp van video of telefonische
conferenties biedt een uitdagende manier van ervaringsleren.
Dit zelfde geldt
ook voor e-mail contacten met leeftijdgenoten via bijvoorbeeld ePals.
Internet levert gevarieerde bronnen in de doeltaal waarmee leerlingen hun
informatiebehoeften kunnen bevredigen. Daarbij zijn de gesproken taaluitingen
van native
speakers al met een simpele geluidskaart te beluisteren.
De docenten moeten kunnen beschikken over allerlei gesproken, geschreven en
video bronnen in de doeltaal om hun leerlingen te confronteren met correct
taalgebruik.
Ook hier weer de vermelding van het nut van het smartboard. Dat geeft de
frontaal, klassikaal opererende leraar de mogelijkheid tot interactie en
discussie met de klas. Volgens de auteur van dit onderzoek verhoogt het
smartboard de motivatie van zowel de leerlingen als de docent.
Om ict effectief in de klas in te zetten moeten docenten op elk moment toegang
kunnen krijgen tot internetbronnen. Daar hebben ze technische hulp bij nodig.
Ik mis echter in de geciteerde studies een
opsomming van waardevolle internetbronnen, die iets leerzaams te bieden hebben
en daardoor meerwaarde hebben boven de traditionele leermiddelen. Ook mis ik
een overzicht van eisen die talendocenten aan die bronnen mogen stellen.
wiskunde
In het onderzoek bij wiskunde komt naar voren
dat ict de samenwerking tussen leerlingen vergroot. Met ict zijn de leerlingen
meer gericht op het inzetten van leerstrategieën en leren ze beter gegevens te
interpreteren. Leerlingen krijgen met ict snelle en accurate feedback. De
duidelijke conclusie luidt dat ict hun motivatie verhoogt. Leraren kunnen de
impact van ict in het wiskundeonderwijs verhogen door de leerlingen daarmee
zelfstandiger te laten werken, door hun kennis te vergroten van voor het
wiskundeonderwijs beschikbare software, door uit te zoeken welke
internetbronnen geschikte leerstof bieden en ook door draagbare hardware in te
zetten.
Er zijn ook enkele onderzoeken naar de
voordelen van het gebruik van Logo.
http://el.media.mit.edu/logo-foundation/.
Met Logo, ontwikkeld op het Massachusetts Institute of Technology, waarvan de eerste
versie dateert van 1967, kunnen de leerlingen zelf wiskundige figuren,
simulaties en multimedia presentaties ontwikkelen. Uit verschillende
onderzoeken blijkt dat Logo de leerlingen aanzet tot probleemoplossend
leren en laat reageren op feedback. Ook verhoogt dit programma de interactie
bij het samenwerken van leerlingen. Door het gebruik van Logo vindt er
transfer plaats naar andere leergebieden. Het verhoogt het wiskundig denken en
het gebruik van geometrische concepten.
Ook blijkt uit onderzoek dat met voor wiskunde
ontwikkelde specialistische software zoals Computer Algebra Systems (CAS), de
leerlingen zonder hulp van een docent vaardigheden in wiskundig denken kunnen
ontwikkelen. Dit verhoogt de motivatie zowel bij docenten als bij leerlingen.
Met een smartboard in de klas kan de docent in frontale lessen al deze
software aan de leerlingen presenteren. Dit leidt tot een beter begrip en
gebruik van de getoonde software.
Aardrijkskunde
Ook voor dit vak biedt ict
allerlei nieuwe mogelijkheden. Zo kunnen leerlingen daarmee hun vaardigheid in
het verrichten van zelfstandig onderzoek vergroten. Zij leren beter grafische
en statistische gegevens te analyseren. Ze kunnen via internet alle
internationale bronnen raadplegen en zich zo een idee vormen over hoe volken
elders in de wereld leven. Zij kunnen ook zien welke veranderingen er optreden
bijvoorbeeld in het leefmilieu van mens en dier. Ook leren de leerlingen zo
hoe ze geografische systemen kunnen simuleren en manipuleren. Ook klassikale
of individuele contacten met mensen in een andere leefomgeving dan de hunne is
mogelijk via e-mail, telefonische en video conferenties. Met internet binnen
handbereik leren de leerlingen met eigen ogen te kijken naar de veranderende
wereld om hen heen. Deze komt dan authentieker bij ze over dan uit een
leerboek.
In één van de onderzoeken is er speciale aandacht voor het gebruik van GIS (Geographical
Information Systems) in het voortgezet onderwijs. Met GIS kunnen leerlingen
modellen en onderlinge relaties bestuderen, hypotheses testen, grote
hoeveelheden data analyseren om daarna te constateren hoe complex de
interpretatie daarvan is met een veelheid aan mogelijke antwoorden. Met op ict
gebaseerd GIS kun je de gevonden gegevens snel en efficiënt ordenen, bewerken
en opslaan.
In ons land is GIS ook bekend in het vaklokaal Aardrijkskunde van de Digitale
School http://www.digischool.nl/ak/2efase/gis/gis2.shtml. Op deze pagina
staan voldoende verwijzingen naar websites om de leerlingen aan het werk te
zetten.
Geschiedenis
Leerlingen hebben vaak moeite met het
interpreteren van historische gebeurtenissen en bronnen. Ict biedt ze de
gelegenheid om:
bronnen uit alle media te selecteren en te reproduceren
bronnen in hun context te plaatsen en te interpreteren
historische gebeurtenissen te reconstrueren en er een simulatie van te maken
op geschiedkundige feiten gebaseerde verhalen te schrijven
uit een grote hoeveelheid data modellen te identificeren
een historische manier van denken te ontwikkelen en over te dragen.
Met behulp van computer-mediated
communications (CMC) met inbegrip van online discussiegroepen, kunnen
leerlingen beter historische argumenten, denkwijzen en begrip ontwikkelen en
uitdragen. Dat helpt ze bij het schrijven van essays.
Het gebruik van hyperteksten, dat zijn documenten met hyperlink verwijzingen,
om historische documenten en bronnen te onderzoeken, maakt leerlingen
vaardiger in het begrijpen en interpreteren van historische feiten. Zij leren
daar dan ook verbanden tussen te leggen.
Computersimulaties kunnen op dynamische wijze ingewikkelde historische
processen weergeven waardoor de leerlingen beter leren begrijpen hoe het
leefklimaat en het tijdsgewricht belangrijke beslissingen in de geschiedenis
hebben beïnvloed.
Internet biedt docenten toegang tot een enorm scala aan informatie,
historische bronnen en media, die anders niet kant-en-klaar beschikbaar zouden
zijn.
Leerlingen moeten onderwijs krijgen in het interpreteren en beoordelen van
informatie. Dit verhoogt de effectiviteit van het gebruik van digitale bronnen
bij historisch onderzoek.
Met CMC kunnen docenten
misvattingen in het historisch denken van hun leerlingen ontdekken, die in
gestructureerde klassikale discussies minder snel duidelijk zouden zijn.
Natuurwetenschappen
In de studies naar het ict
gebruik bij de natuurwetenschappelijke vakken, staan ook weer dezelfde
resultaten als bij de andere onderzochte vakken zijn vermeld. Je kunt daaraan
toevoegen dat leerlingen al gemotiveerd zijn voor ict. Daar kunnen docenten
voor hun onderwijs gebruik van maken door bijvoorbeeld leerlingen toegang te
geven tot authentieke bronnen. Met behulp van een schoolnetwerk en een
internetverbinding kunnen de leerlingen deze bronnen ook buiten schooltijd
gebruiken Dit biedt mogelijkheden tot zelfstandig, individueel of projectmatig
leren. CMC biedt leerlingen ook de mogelijkheid om deel te nemen aan een
leergemeenschap met medeleerlingen en wetenschappers. Leerlingen hebben wel de
vrijheid nodig om hun ideeën te onderzoeken en te testen.
Docenten kunnen experimenten
laten zien met behulp van digitale video. Met ict kunnen de leerlingen zich
concentreren op het interpreteren en analyseren van gegevens zodat docenten
daardoor het aantal practica kunnen verminderen. Met snelle feedback kunnen de
leerlingen experimenten en hypotheses verfijnen.
Ict
In alle onderzoeken is de term
ict prominent aanwezig, evenals resources. Onderbelicht blijft wat de
onderzoekers onder die termen precies verstaan. De lezer moet het hebben van
de toegevoegde beschrijvingen. Hij kan dan begrijpen dat ict soms alleen maar
hardware is, dan weer software, maar ook computer mediated communication (CMC).
Zo zijn de resources soms internetbronnen, dan weer speciaal voor het
onderwijs geschreven programma’s, maar ook bronnen, die te vinden zijn op cd
rom of andere informatiedragers. Dat maakt het moeilijk om vast te stellen hoe
het nu concreet verder moet met ict in het onderwijs.
Samenvattend zou je kunnen
stellen dat docenten aan de slag willen gaan met ict als hun lokalen zijn
uitgerust met computer, beamer, breedband internetaansluiting, met eventueel
nog een smartboard. Daarmee realiseren ze een deel van hun klassikale,
frontale lessen. De follow-up daarvan verrichten de leerlingen zelfstandig
thuis of elders. Met een internetaansluiting en via een elektronische
leeromgeving (elo) zijn ze verbonden met de vaklokalen van hun docenten. Van
daaruit betrekken ze de digitale leerstof, bestuderen deze en laten binnen de
gestelde termijn hun docent weten wat ze ervan hebben opgestoken.
Behalve de adequate hardware,
ontbeert het onderwijs ook de hulp van buitenaf, bijvoorbeeld bij de
ontwikkeling, de inventarisatie, de beschrijving van via het internet te
leveren bronnen met interactief lesmateriaal. Daarmee moeten leerlingen
zelfstandig aan de slag kunnen. Per sector, per vak en per leerjaar
georganiseerd zou in een database al het ontwikkelde materiaal, van een
keurmerk voorzien, vrij toegankelijk moeten zijn. Misschien zouden in ons land
enkele nuttige conclusies uit de onderzoeken kunnen leiden tot wat Good
Practices heet te zijn.