Leesvaardigheid met WinCalis
De traditionele les in het traditionele klaslokaal met het traditionele leerboek zal door de opkomst van multimedia drastisch veranderen. De leerlingen worden gedwongen zich zelfstandig lerend een weg te banen door het grote aanbod aan informatie dat gedigitaliseerd op hen afkomt. Ook de traditionele leraar ontkomt hier niet aan en zal zijn onderwijs computerondersteund aanvullen. Een auteursprogramma als WinCalis kan hem daarbij behulpzaam zijn.Een voorbeeldtoepassing voor het vreemde talen onderwijs
WinCalis is ontwikkeld door Duke University in Durham, North Carolina (USA). De oudere, nog niet onder Windows draaiende versie 1.9 van dit programma werd al in 1987 door de SLO gratis aan belangstellende leraren ter beschikking gesteld om daarmee eigen lessen te ontwikkelen. WinCalis leent zich uitstekend voor het schrijven van lesopdrachten. Teksten en afbeeldingen kunnen, na gescand te zijn, in WinCalis vanuit ASCI/ANSI- en .bmp-formaat worden geïmporteerd en geconverteerd naar de WinCaliscode. Het speciale vraagscherm biedt de auteur mogelijkheden uit de volgende vraagsoorten: multiple choice, true/false, short answer en cloze (invul). De auteur heeft vier schermen tot zijn beschikking: het tekstscherm (waarin meer dan één scherm vullende tekst kan worden ‘gescrold’), het vraagscherm, een scherm voor aanwijzingen (dat verschijnt wanneer de leer-ling daarom vraagt of wanneer dat nodig is om een opdracht te verduidelijken) en het feedbackscherm (waarin de auteur kan aangeven waarom het antwoord goed of fout is). Precies zoals in de klassensituatie is het mogelijk via de clue-optie allerlei hints te geven om de leerling alsnog in staat te stellen op het goede antwoord te komen. Een belangrijk element van deze vorm van computer-ondersteund onderwijs is de mogelijkheid die de auteur heeft het programma zo in te stellen dat het voor de leerlingen onmogelijk is om nar de volgende vraag te gaan, zonder dat hij eerst het goede antwoord heeft gegeven of gezien. Wel kan een leerling na enkele vergeefse pogingen door gebruik van de F6-toets te kennen geven dat hij het goede antwoord niet weet en opgeeft. Hij krijgt het goede antwoord dan te zien met uiteraard de uitleg die hij in een normale klassensituatie ook van de leraar zou hebben gekregen. Daarmee wordt de motivatie om verder te gaan op peil gehouden.Toepassing voor leesvaardigheidstraining
Het verplichte deelvak
leesvaardigheid Frans vwo krijgt in de vernieuwde tweede fase een
studiebelasting van 160 uur. In het advies-examenprogramma van de stuurgroep
Profiel tweede fase staat aangegeven aan welke acht eindtermen de kandidaten
moeten voldoen. Hierbij ligt de nadruk op extensief lezen, waarbij de eis wordt
gesteld dat de kandidaten in staat moeten zijn om per uur ongeveer 25 pagina’s
van 250 woorden te lezen. Om de leerlingen daarin te oefenen zal de voorkeur van
leerlingen en docenten zeker uitgaan naar het lezen van langere teksten vanaf
papieren niet vanaf een computerscherm. Om die reden heb ik deze vorm van
extensief lezen niet aan het WinCalis-programma toebedacht. De teksten die ik
uitzoek beslaan maximaal twee A4’tjes. De leerlingen krijgen de teksten
aangeboden in een door mij vastgestelde volgorde; dat biedt me de gelegenheid om
de moeilijkheidsgraad van de teksten langzaam op te voeren.
Hoewel het globaliserend lezen, zoals het skimmen (op hoofdzaken lezen zonder
acht te slaan op details) en scannen (het zoeken naar speciale informatie) als
leerdoel in de eindtermen is opgenomen ten koste van het intensief lezen, vind
ik, o.a. uit rendementsoverwegingen, een leeswijze tot op zinsniveau te
verkiezen. Dat betekent dat ook de details van een tekst aan de orde komen
(eindterm 3) en de leerlingen gedwongen worden te lezen tot op woordniveau. In
de huidige onderwijspraktijk is dat trouwens ook nog noodzakelijk vanwege de
cloze-toetsen die het cse zijn binnengeslopen en waarvan nog niet vaststaat of
ze uit de nieuwe examenregelingen weer zullen verdwijnen.
Ook moest ik beslissen of ik vragen, opdrachten, feedback en hulp wel of niet in
de doeltaal zou schrijven. Vooralsnog heb ik me geconformeerd aan de markt en
gekozen voor Nederlands als instructietaal.
Bij elke tekst horen vier lesonderdelen:
Les 1: voorspellend lezen
Tekst 1: Pollution automobile.
0
Certains veulent partir habiter à la campagne. D'autres enfourchent leur vélo ou
prennent le métro pour donner l'exemple. La plupart se plaignent d'avoir les
yeux qui piquent. Bref, la pollution est devenue le sujet de conversation numéro
1 des Parisiens. En attendant les décisions de nos députés sur la limitation de
la circulation automobile, voici dix conseils pour mieux respirer.
0.1.
Kijk naar de tekening. Waarover gaat deze tekst?
A. Over iemand die stikt in de autodampen.
B. Over auto's die de stad vervuilen.
C. Over iemand die zich overgeeft aan de autodampen.
D. Over milieuvervuiling door auto's en wat wij daartegen kunnen doen.
0.2. Welke
woorden geven aan dat er 3 groepen zijn? Noteer ze in het Nederlands.
0.3. Welk woord geeft aan dat er een conclusie volgt?
0.4. Wat staat er in de kopjes die boven elk fragment staan?
Daaronder staan de 8 fragmenten van de tekst, echter zonder kopjes. De bedoeling
is dat je de stukjes tekst globaal leest en daarbij het goede kopje kiest. Je
zult een aantal woorden niet kennen. Dat is niet erg. Het gaat er hier alleen om
dat je je een idee vormt over de inhoud van elk onderdeel van de tekst. Dat moet
snel gebeuren, zonder dat je elk detail begrijpt.
1
80 % de la pollution est causée par la circulation automobile. Donc,
tenez‑vous au courant régulièrement de la qualité de l'air. L'air est plus
pollué lorsqu'il fait beau et qu'il n 'y a pas de vent.
1.5.
Welk advies staat boven dit fragment?
A. Ne prenez pas votre voiture les jours de pollution.
B. Tenez-vous au courant régulièrement de la qualité de lair.
C. Ne polluez pas la ville lorsqu'il fait beau.
2
70 % des trajets en ville se font sur un parcours de moins de 3 km. Pensez au
vélo, aux transports en commun et, évidemment, à la marche à pied. Si vous
utilisez votre voiture pour ne pas avoir de contravention quand elle est garée
devant chez vous, pensez à utiliser la carte de résident (15 F par jour). Sachez
que la Mairie de Paris envisage ce stationnement résidentiel gratuit pour la
journée en cas de grosse pollution.
2.6.
Welk advies staat er boven dit fragment?
A. Laissez la voiture devant chez vous.
B. Évitez de prendre la voiture sur des petits trajets.
C. Stationnez votre voiture devant la Mairie de Paris.
3
50 % des voitures polluent plus que la normale.
Actuellement, lors du contrôle technique, le niveau de pollution est vérifié,
mais uniquement sur les moteurs à essence. Dès le 1er janvier 1996, il sera
obligatoire pour les Diesel et sera effectué tous les deux ans, au lieu de trois
ans actuellement. Beaucoup de véhicules sont souvent obligés de faire effectuer
une contre‑visite à cause du contrôle antipollution.
3.7. Welk kopje zou boven dit fragment passen? Noteer de ontbrekende woorden.
N'oubliez pas le.....
4
Depuis 1993, toutes les nouvelles voitures, même les Diesel, sont équipées de
pots catalytiques qui filtrent les fines particules polluantes. Seul problème:
le pot catalytique n'est efficace qu'après quelques minutes de fonctionnement.
Or, c'est à froid qu'un Diesel crache le plus de gaz polluants. Un moteur Diesel
émet trente fois plus de particules polluantes et deux fois plus d'oxyde d'azote
qu'un moteur à essence.
4.8.
Welk kopje past hier het best boven?
A. Boycottez les Diesel.
B. Boycottez les moteurs à essence.
C. Achetez un pot catalytique.
5
La voiture électrique remplacera d'ici quinze ans une voiture à essence sur
dix. Inconvénients: la vitesse est limitée à 100 km/h et il existe encore peu de
bornes de recharge. Mais d'ici à la fin de l'année 95, la Mairie de Paris aura
mis en place 114 bornes. Quelques voitures électriques existent déjà: l’AX de
Citroën 82 300 F), la 106 de Peugeot (92 000F), et Renault va bientôt
commercialiser la Clio. Jusqu'à la fin de l'année 1996, l'État accordera
une prime de 5 000 F à chaque acquéreur d'une voiture électrique.
5.9. Welk advies wordt hier
gegeven?
A. Limitez votre vitesse.
B. Gagnez la prime de 5000 francs.
C. Achetez une voiture électrique.
6
Contrairement à ce qu'on pense, les autobus polluent moins que les voitures.
Et la pollution dans le métro est moins importante que dans les rues. La ville
de Paris va faire fonctionner plus de lignes de bus pendant le week‑end et les
jours fériés et va offrir des tarifs spéciaux les jours de pic de pollution. Une
convention " bus propres " a également été signée entre la ville et la RATP,
afin de mettre en place deux minibus électriques (c'est peu, mais c'est mieux
que rien) et des lignes de tramway.
6.10.
Welk advies staat er boven dit fragment?
A. Prenez la bicyclette.
B. Prenez le bus ou le métro.
C. Prenez le bus.
D. Prenez le métro.
7
Les cyclistes doivent se contenter... les jours de faible pollution, bien sûr,
de quelques pistes cyclables mal conçues et des quais parisiens le dimanche. La
Mairie de Paris a l'intention de développer des "réseaux verts " (circuits
piétonniers et pistes cyclables), en condamnant la circulation dans une rue par
quartier. En reliant ces rues, on pourrait passer d'un arrondissement à l'autre
sans croiser aucune voiture! Ecrivez à la Mairie de Paris pour avoir
connaissance des premières rues réservées aux piétons et aux deux‑roues.
7.11.
Welk kopje zou je boven dit fragment plaatsen?
A. Limitez la circulation automobile.
B. Créez des "réseaux verts".
C. Roulez à bicyclette.
D. Allez à pied.
8
L'Association des usagers de l'administration (37, boulevard Saint -Martin, Paris‑3e, tél.: 42 721115), présidée par Jean‑Claude Delarue, a créé un comité de défense des victimes de la pollution. Le but étant de rassembler les usagers afin d'obliger les pouvoirs publics à prendre des initiatives. Ce comité se bat:
pour limiter la circulation automobile;
pour que les couloirs réservés aux transports en commun soient respectés;
pour que les zones piétonnes et les pistes cyclables se développent davantage;
pour que l'information sur les taux de pollution soit permanente.
Le
Mouvement de défense de la bicyclette (32, rue Raymond‑Losserand,
Paris‑14e, tél: 43 20 26 02) organise des réunions tous les deuxièmes samedis
du mois afin de lutter contre la pollution et de promouvoir le vélo.
Claire Lajeune in ELLE, september 1995.
8.12.
Welk kopje zou je boven dit fragment kunnen zetten?
A. Limitez la circulation automobile.
B. Défendez les victimes de la pollution.
C. Adhérez à une association.
D. Adhérez au Mouvement de défense de la bicyclette.
Les 2: woorden raden
In WinCalis kan een
auteur, als hij dat wenst, alle in de teksten voorkomende woorden in een
woordenlijst zetten die door de leerlingen kan worden geraadpleegd. Ik heb daar
niet voor gekozen omdat de training juist gebaseerd is op het lezen van teksten
met onbekend vocabulaire. Want ook voor WinCalis-producties geldt het risico van
tijdverlies en verlies van het contact met de tekst als leerlingen te vaak, om
hun onzekerheid over een tekstinhoud te compenseren, in een woordenboek of
woordenlijst gaan bladeren (Bogaards 1994, 219). Uit onderzoek blijkt ook dat
het een goede optie is om raadvaardigheid vanuit een context systematisch te
onderwijzen (Schouten-van Parreren 1985).
De auteur kan natuurlijk gewoon de vertaling van onbekend geachte moeilijke
woorden zoals enfourcher, aimant, tuyau in de tekst zetten, maar
die service wordt de leerlingen ook niet in het echte leven buiten de
schoolmuren geboden. Het meest authentieke leesproces is er dus een met onbekend
en zelfs te moeilijk vocabulaire. Dan blijft de leerling niets anders over dan
doorlezen en proberen aanknopingspunten te vinden voor onbekende woorden. De
auteur van WinCalis moet hem daarbij zo goed mogelijk helpen en wel door een
systematische training te geven in het raden van woorden of – als dat bij
sommige woorden niet mogelijk is – door hem gewoon door te laten lezen.
Bij het woorden raden krijgen de leerlingen opnieuw de tekst, in fragmenten
verdeeld, in het tekstvenster te zien – nu met de kopjes. In de tekst staan de
te raden woorden in kleur afgedrukt waardoor ze dus opvallen. De meest geëigende
vraagvorm hiervoor is de cloze-oefening, waarbij de leerlingen de betekenis van
een woord zelf typen. Enkele voorbeelden uit deze les kunnen de werkwijze
verduidelijken.
Een woord als enfourcher uit alinea 1 krijgt pas zijn betekenis in
relatie met velo, en dat staat weer in relatie met métro, zodat
een redelijk denkende leerling als correcte antwoorden bij deze cloze-oefening
de Nederlandse betekenis ‘pakken’ of 'nemen’ invult, die allebei door de auteur
in de daarvoor bestemde anticipated correct answer-box zijn gegeven.
Bij het testen van het programma zal moeten blijken of leerlingen ook op andere
correcte vertalingen komen, zoals opstappen. Een dergelijk woord kan dan
alsnog als correct worden toegevoegd en wordt daardoor niet als fout door het
programma aangemerkt.
De auteur moet altijd rekening houden met problematische passages in de teksten,
zoals hier het tweede deel van alinea 3. Het vereist een behoorlijke kennis van
de wereld om te begrijpen wat une carte de résident is. Gelukkig biedt
WinCalis de auteur de ruimte om, voorafgaande aan de raadopdracht van dit
begrip, enige uitleg te geven, waarbij wordt aangesloten bij het feit dat
leerlingen uit de grote steden toch zeker wel eens gehoord zullen hebben van het
daar in opkomst zijnde vignettensysteem.
Ook bij alinea 6 is uitleg vooraf op zijn plaats; er staan immers in dat zeer
korte fragment te veel onbekende woorden. Ik schreef als inleiding bij deze
vraag dat het kopje laat zien dat hier het advies luidt: de auto uit te rusten
met een aimant en dat het niet erg is als de lezer niet weet wat dat is,
want hij hoeft eigenlijk alleen maar te begrijpen dat het iets is dat vervuiling
tegengaat (anti-pollution). Dan kan hij gerust verder lezen.
Tweemaal een voorzetsel in een datum: dès le 1e janvier
(alinea 4) en courant 1996 (alinea 6). Woorden die geknipt zijn om te
raden als ze nog niet gekend zijn. Het zelfde geldt voor jours fériés in
combinatie met weekend uit alinea 8.
Moeilijker is weer de passage met de bornes de recharge. Het gegeven
advies om een elektrische auto te kopen en de vermelding van enkele typen van
bekende automerken, moet met behulp van enige kennis van het functioneren van
elektrische auto’s er ook toe bijdragen dat leerlingen erachter komen dat
inconvénients ‘bezwaren' zijn.
Auteurs van WinCalis zullen ook alert moeten zijn op verwante woorden in de
tekst en daarnaar verwijzen in de gegeven feedback, zoals in deze tekst
obliger en obligatoire in alinea 4 en bicyclette, cyclable,
deux-roues en piéton, piétonnier in alinea 9. Het werkwoord
obliger komt trouwens in alinea 10 weer voor en er wordt dan opnieuw
gevraagd het te raden – dit in de hoop dat het niet meer nodig is.
Een begrip als transports en commun, dat vóórkomt in de alinea’s 3 en 10,
moet toch als ons 'openbaar vervoer’ kunnen worden geraden.
In diezelfde alinea moet de kleur vert in réseaux verts toch ook
de leerlingen op het goede spoor zetten, ook al kennen ze het woord réseaux
niet. Voor die leerlingen die bij het raden van dit woord ‘net’ invullen,
omdat ze dat al kennen uit ‘wegennet’, ‘spoorwegnet’ e.d., dient in de
anticipated correct answer-box natuurlijk dit antwoord als correct te worden
aangegeven met de verwijzing naar réseau de chemins en réseau de
chemins de fer.
De auteur heeft bij alle opdrachten de mogelijkheid om in te stellen hoeveel
keer de leerlingen mogen proberen het goede antwoord te geven. Dat loopt van 1
tot 99. Standaard staat 99 ingesteld en dat heb ik zo gelaten. Als ze echt niet
op het goede antwoord komen, krijgen ze dit met behulp van de F6-toets
aangereikt en kunnen ze verder. Maar daarvóór krijgen ze al bij elk fout
antwoord de eerste letter van het woord te zien. De auteur kan met behulp van de
schakeling allow-passing bepalen of de leerlingen wel of niet door mogen
gaan zonder het goede antwoord te hebben gegeven. Ik heb die functie uitgezet
omdat ik wil dat de leerlingen kennis nemen van het goede antwoord. Dat is
onderdeel van het leerproces.
Les 4: woorden leren
Ik was ook verplicht een beslissing te nemen of ik wel of niet een vocabulairelijn zou koppelen aan de leesactiviteit. De meningen hierover zijn nl. zeer verdeeld. Bogaards citeert een aantal theorieën en concludeert dan dat het leren en laten leren van los aangeboden woorden en woorden uit contexten elkaar niet uitsluiten, maar op eigen wijze hun nut hebben en elkaar aanvullen (Bogaards 1994, 189).Controle door de docent
Welke inhoud de school ook geeft aan het studiehuis – het zal duidelijk zijn dat computerondersteund onderwijs daarbij van groot nut kan zijn. Een goed gebruik van de feedback-functie en het uitbuiten van de andere mogelijkheden van WinCalis, maar vooral een didactisch juiste vraagstelling van de auteur, kunnen ertoe bijdragen dat het studiehuis wordt wat het dient te zijn: een plaats binnen of buiten de school, waar de leerlingen zelfstandig, individueel of samen aan een taak werken zonder dat daar een leraar lesuurgewijs aan te pas komt. Deze geeft alleen de opdracht om vóór een bepaalde datum een aantal WinCalis-teksten door te nemen inclusief het leren van de gevraagde woorden. Het programma geeft aan het einde van elke les aan hoeveel antwoorden de leerling goed heeft. De auteur heeft de mogelijkheid de leerling te dwingen alle fout beantwoorde vragen opnieuw te maken, alvorens hij naar de volgende les kan gaan.Boekaerts, M., e.a., Het studiehwis, Tilburg: MesoConsult, 1995.
Bogaards, P., Le vocabulaire dans l’apprentissage des langues étrangères, Paris: Hatier/Didier 1994.
De vernieuwmg vernieuwd. Het mvt-onderwijs op weg naar het studiehuis, 's Hertogenbosch: KPC, 1995.
Lohman, W.J.B., Leesvaurdigheid getoetst, Arnhem: Cito, 1990.
Mulder, H., Lire, c’est la clé. Een deelleerplan leesvaardigheid Frans voor leerlingen in 5- en 6-vvo ter voorbereiding op studie en beroep, Enschede: SLO, 1992.
Schouten-van Parreren, M.C., Woorden leren in het vreemde-talenonderwijs, Apeldoorn: Van Walraven, 1985.
Stuurgrocp Profiel tweede fase, Advies examenprogramma’s havo en vwo moderne vreemde talen, ’s-Gravenhage, 1995.
Westhoff, G.J., Voorspellend lezen, Groningen: Wolters-Noordhoff, 1981.
Levende Talen september, 1996