Internetonderwijs 8
Leermiddelendatabase van de Digitale School voldoet aan de gestelde eisen
In de voorafgaande afleveringen in LTM over leermiddelenbanken was er regelmatig sprake van de vaklokalen van de Digitale School. Onvindbaar lesmateriaal in de door Kennisnet, de VO-raad en de Open Universiteit ontworpen leermiddelenbanken bleek soms goed gerangschikt voorhanden in de per vak door leraren opgezette communities. De conclusie luidde steeds dat docenten en hun leerlingen beter direct naar het betreffende vaklokaal zouden kunnen gaan om daar het nodige leerboekvervangend of aanvullend lesmateriaal op te halen. De Digitale School exploiteert namelijk een leermiddelendatabase waarin het goed zoeken is
.De leermiddelendatabase (
http://leermiddel.digischool.nl/vo/leermiddel ) is alleen toegankelijk voor de leden van een community van de Digitale School. Ook leerlingen kunnen daar lid van worden, zelfs van meer dan een vaklokaal. Na het inloggen kunnen de leden leermiddelen insturen en zoeken. Ingestuurde leermiddelen kunnen door collega’s worden gebruikt en van commentaar worden voorzien, terwijl zij ook voor overleg contact kunnen opnemen met de maker van het leermiddel.Leermiddelen insturen en gebruiken
Na het vak te hebben ingevuld waarvoor je een leermiddel wilt insturen, krijg je 
een aantal vragen voorgelegd die de zoekfunctie voor collega’s en leerlingen 
vergemakkelijken. Op de vraag wat voor leermiddel het is, kun je kiezen uit: 
leerlingenopdracht, toets en docentenmateriaal. Daarna volgen nog vragen over de 
taal waarin het leermiddel is geschreven en voor welk niveau het leermiddel is 
bedoeld. Daarbij is er keus uit: niet niveaugebonden, vmbo 1.2, vmbo 3.4, 
onderbouw havo/vwo, 2e fase havo, 2e fase vwo. Daarna kunnen de inzenders een 
tiental domeinen aangeven waartoe het leermiddel behoort. Voor de moderne 
vreemde talen moeten de inzenders aangeven of het leermiddel is bestemd voor 
leesvaardigheid, kijk/luistervaardigheid, gespreksvaardigheid, 
schrijfvaardigheid, grammatica of woordverwerving. Als het leermiddel bij een 
bepaalde lesmethode hoort, kan de inzender kiezen uit een lijst met gangbare 
leergangen van de educatieve uitgevers. 
De beheerders van de leermiddelenbank eindigen met de mededeling: ‘u kunt de 
gevonden materialen naar eigen inzicht bewerken en gebruiken. Verbeterde 
lesmaterialen kunt u vervolgens weer insturen. Het materiaal wordt op die manier 
steeds beter en u helpt uw collega's daarmee’. Via de rating kunnen vakcollega's 
of hun leerlingen laten weten in welke mate ze het betreffende leermiddel 
appreciëren of niet. 
Achter elk vak staat het aantal leermiddelen vermeld. Het best voorziene lokaal 
is Engels met maar liefst 2167 leermiddelen, dan volgt Duits met 418, Nederlands 
met 306, Frans 264 en Spaans 12. Zoals de leermiddelen zijn ingezonden zo kunnen 
ze ook worden teruggevonden: op niveau van afdeling en leerjaar, op domein, op 
vaardigheid enzovoort. 
Engels
Docenten die leermiddelen insturen voor de moderne vreemde talen moeten 
aangeven voor welke vaardigheden deze zijn bestemd. Het ontwikkelen van 
leermateriaal voor gespreksvaardigheid is lastiger dan voor de andere 
vaardigheden. Vandaar dat van de in totaal 2167 leermiddelen Engels die voor 
gespreksvaardigheid het geringst in aantal zijn. Voor alle afdelingen en niveaus 
komen ze niet boven de vijftien uit. Soms zijn de opdrachten voor 
gespreksvaardigheid gekoppeld aan andere vaardigheden. Dat is te begrijpen omdat 
onderwerpen waarover de leerlingen moeten gaan spreken, aangereikt kunnen worden 
door lees- of luisterteksten, ja soms door beide tegelijk. Bij het project Walk 
and Talk, een mini taaldorp, is zelfs schrijfvaardigheid toegevoegd. Het 
lesmateriaal is ontworpen voor de brugklas door docent Alan Turner van het Veurs 
Lyceum in Leidschendam. 
De leerlingen downloaden het lesboekje als Word document, printen het en gaan 
zelfstandig en in tweetallen aan de slag. Er zijn allerlei spreekopdrachten 
zoals informatie vragen en een interview maken met een bekende persoon over wie 
ze eerst allerlei gegevens te lezen krijgen. De te stellen vragen dienen voor 
het spreken, de antwoorden moeten uit een tekst worden gedistilleerd en 
opgeschreven, zoals echte journalisten het ook doen. 
Walk & Talk

Alie Bosma, docente Engels van de scholengemeenschap Sevenwolden in Heerenveen 
schreef voor haar leerlingen van de onderbouw en die van haar collega’s 
lesmateriaal waarin alle vaardigheden aan bod komen. ‘Spreekvaardigheid: native 
speaker interviewen, in groepjes werken. Schrijfvaardigheid: een gedichtje 
schrijven, een e-mail schrijven. Leesvaardigheid: gedichtjes met vragen. 
Luistervaardigheid: naar native speaker luisteren (aantekeningen maken en 
uitwerken). Woordverwerving: een wordfile aanleggen’. 
Kwartetten
Ella Visser van het Liemers College in Zevenaar ontwierp bij de door haar 
gebruikte leergang Stepping Stones een kwartetspel voor het oefenen van 
gespreksvaardigheid, grammatica en woordverwerving. Haar collega’s beloonden 
terecht haar huisvlijt met vier sterren. Leerlingen die graag iets met de handen 
doen, zullen zeker bereid zijn het in Word geschreven spel te downloaden, te 
printen, in kaartformaat te knippen en op karton te plakken. Daarnaast zijn er 
ook wel leerlingen in staat om zelf bij de lessen een kwartetspel te 
ontwikkelen. Een onderwerp is zo bedacht, plaatjes zijn er genoeg te vinden op 
internet. De 4 bij elkaar horende Engelse zinnetjes moeten ze dan zelf bedenken. 
Het kwartetspel is een handige manier om een hele klas aan het spreken te 
krijgen al gaat het dan om een simpele structuur van zinnetjes als ‘mag ik van 
jou van de familie de opa’.
 
Persoonlijke voornaamwoorden
  
They’re my parents.
Ik ben John.
  
Frans
Voor Frans kun je dezelfde route volgen als bij Engels. Bijvoorbeeld: 
leerlingenopdrachten, gespreksvaardigheid voor de onderbouw havo/vwo, niet 
methode gebonden. Van de in totaal 264 opdrachten hebben er slechts vijftien 
betrekking op gespreksvaardigheid. Het is de docenten vergeven. Het is een 
moeilijke vaardigheid om doelmatige oefenstof voor te ontwikkelen. 
Docent Jan Pover ontwikkelde enkele rollenspellen voor groepjes van twee of vier 
leerlingen. Het zijn zogeheten information gap oefeningen waarbij de leerlingen 
om ontbrekende informatie moeten vragen in allerlei situaties, zoals vragen naar 
elkaars personalia, hobby’s, prijzen in winkels enzovoort. Het zijn opdrachten 
in Word die docenten kunnen openen, opslaan en printen voor de leerlingen die 
dan zelfstandig aan de slag kunnen. De meeste leerlingenopdrachten voor 
gespreksvaardigheid werken zo. 
Maar niet die van Dorien Merckens, docente Frans aan het Jac.P.Thijsse College 
in Castricum. Zij laat de leerlingen videoboodschappen sturen naar haar 
e-mailadres via een van de bekende netwerksites. In een Word document legt ze 
uit hoe de leerlingen dat moeten doen. Ze moeten twee aan twee een goed 
voorbereid gesprek opnemen voor de webcam en versturen naar haar e-mailadres. 
Oplezen van papier kost punten. Dat zien ze in de bijgeleverde puntentelling.

Paula van Kempen, werkzaam als docente Frans in het Hoger Beroepsonderwijs, ontwierp een webquest met als titel ‘Vie d'école et loisirs’, bestemd voor de klassen 3HV. Het is een methodevervangende leeropdracht voor 12 lessen van 70 minuten. In de inleiding maakt ze duidelijk wat de bedoeling is: ‘Stel je voor, je verhuist naar Frankrijk en je moet naar een nieuwe school. Er is veel te ontdekken, hoe werkt het schoolsysteem in Frankrijk, wat is er allemaal op school te doen en hoe kom je dat allemaal te weten? In deze quest ga je dat allemaal ontdekken. Je onderzoekt het schoolsysteem in Frankrijk, zoekt zelf een collège uit waar je graag op school zou zitten en onderzoekt wat er allemaal te doen is op school. Natuurlijk raak je ook in gesprek met een medeleerling en wil je dit allemaal vertellen aan je vrienden thuis’. In deze zeer bruikbare talenquest komen alle vaardigheden aan bod.
Te vinden op: http://www.hetnieuwefranseleren.nl/webquest%20hv3_12/index_per2_hv3.htmOp zoek naar taaldorp
Wie zoekt naar een Frans taaldorp komt via leerlingenopdracht, taalvaardigheid, 
gespreksvaardigheid terecht op de KSG in Apeldoorn. Docente Anita Buurman 
ontwierp in 2007 een aantal dialogen gesitueerd in een winkel, een brasserie, 
bij de VVV en op het politiebureau. Het zijn voorbeelddialogen ter oefening in 
een taaldorp. Twee jaar later hadden al 184 docenten deze huisvlijt bekeken en 
een collega had er commentaar op geleverd. Nu doet deze via worddocumenten 
geleverde dialogen wat ouderwets aan. Het internet wordt alleen gebruikt voor 
het downloaden en printen van traditionele velletjes papier.
Toch is er al zeker minimaal een virtueel taaldorp op internet actief dat niet 
in de leermiddelenbank van de Digitale School is te vinden. Het is ontworpen 
door Maurice Visser, docent Frans aan het Dalton-Vatelcollege in Voorburg. In 
zijn vaklokaal (www.dalton-vatel.nl/taaldorp/) kunnen leerlingen van het eerste 
en tweede leerjaar allerlei basisvaardigheden leren en oefenen. Dit taaldorp 
verdient zeker een vooraanstaande plaats in het digitale vaklokaal Frans. Als 
reden waarom zijn taaldorp dat wel voor iedereen open staat, niet in de 
leermiddelenbank is opgenomen, zegt Maurice Visser dat hij hard werkt en tot op 
heden geen tijd heeft gevonden om zijn taaldorp in de leermiddelenbank te 
zetten. Dat zal zeker ook voor andere pioniers gelden. Reden voor onze minister 
om deze docenten op kosten van zijn ministerie een vermindering van het aantal 
te lesuren te geven, gebaseerd op een zogeheten tripartiete overeenkomst tussen 
docent, ministerie en schoolbestuur. 
Conclusie
Al deze pionierende docenten die al enige jaren geleden hun huisvlijt 
naar de Digitale School stuurden, zijn de wegbereiders voor het door de minister 
van OC&W gewenste Wikiwijs en maken andere leermiddelenbanken zoals die van 
Kennisnet, de VO-raad, het Ruud de Moorcentrum en de SLO overbodig. Het daarin 
geïnvesteerde geld zou beter zijn besteed aan de verdere professionalisering van 
de vaklokalen van de Digitale School. Dat dit niet is gebeurd moet een reden 
hebben. Het vermoeden bestaat dat OC&W en alle genoemde organisaties die zich 
met het voortgezet onderwijs bezig houden, geen zich hebben op wat er zich in de 
leslokalen afspeelt en daarin ook niet zijn geïnteresseerd. Zo werken deze 
pionierende docenten en ongetwijfeld vele anderen aan de onderwijsvernieuwing 
zonder dat dit buiten hun eigen vakgebied wordt opgemerkt. Daardoor ontwikkelen 
allerlei instanties digitale leermiddelenbanken zonder acht te slaan op wat er 
op dat gebied al door actieve docenten is gerealiseerd. Over geldverspilling 
gesproken!