Artikel van John Daniëls in
jubileumuitgave Levende Talen 100 (1911 - 2011): Verleden en toekomst van het
taalonderwijs.
'De grond waarop de school staat is meer waard dan het daar gegeven onderwijs'
Scholen bouwen voor de toekomst: leren van het verleden
In 1969 kreeg Jan Willem de Kanter, architect van de gemeente Haarlem, de opdracht om een brede openbare scholengemeenschap te ontwerpen voor de nieuwbouwwijk Schalkwijk met 40.000 inwoners. Het zou de Spaarnescholengemeenschap worden die in januari 1975 na een recente fusie van start ging. Het ontwerp was gebaseerd op de idealen van bouwrector Theo Liket: een Gesamt- und Ganztagsschule. John Daniëls was leraar Frans op de school. De architect en hij waren getuige van de ondergang en de afbraak van de school in 2011.
Leercultuur
Het moest een brede school worden voor 1150 leerlingen met alle in die tijd
bestaande afdelingen. Om het aspect van de middenschool te accentueren, besloten
rector en architect om op het terrein geen aparte vleugels neer te zetten voor
lbo, mavo, havo en vwo, maar voor een gemeenschap van vakgroepen. Zo kwamen de
moderne vreemde talen in een deel van vier bouwlagen waarvan een met in grootte
te variëren lokalen. De deels zeer onderwijsvernieuwende sectie Nederlands kreeg
experimentele ruimtes voor lezen en discussiëren naast de mediatheek en een
filmzaal. In de centrale hal kwamen nissen voor groepswerk.
De minister van onderwijs waardeerde de onderwijsvernieuwingen en stelde
daarvoor 200.000 gulden extra ter beschikking. De gemeente bekostigde de
inrichting van een professioneel restaurant. De leerlingen konden dan tussen de
middag daar eten en de wijkbewoners in de avond. Daarvoor of daarna konden ze
ook. in het streven naar de Ganztagsschule, lessen volgen in de na 15.00 uur
leegstaande lokalen. De leerlingen konden op school blijven om hun huiswerk te
maken. Docenten zouden aanwezig zijn voor hulp daarbij. Zo zou er een
leercultuur kunnen ontstaan voor de hele wijk die niet stopt na het wel of niet
halen van een diploma en na de 6 à 7 dagelijkse lesuren van 50 minuten.
De realiteit was anders
'Toen de school in 1975 in gebruik werd genomen, is van alle onderwijskundige
mogelijkheden die het gebouw bood, nauwelijks gebruik gemaakt', zegt Jan Willem
de Kanter. 'De roostermakers bleven trouw aan het jaarklassensysteem en zetten
docenten voor klassen met als enige doel zo min mogelijk tussenuren voor de
leerlingen. Oudere docenten kregen een eigen lokaal, maar veel jongeren van de
talensecties trokken met een cassetterecorder onder de arm van lokaal naar
lokaal. Het vernieuwingsdenken strandde onder ordeproblemen en examendruk. De
emancipatorische middenschool van Liket werd door de docenten weggestemd. Een
tweejarige brugperiode was het meest haalbare. Na het zevende lesuur gingen de
deuren dicht tot de volgende ochtend'.
De
gemeente Haarlem had bij de bouw 60.000 gulden extra ter beschikking gesteld
voor de inrichting van een talenpracticum, een lokaal met 30 recorders en een
docentenpaneel waarvandaan docenten de spreekvaardigheid van alle leerlingen
individueel konden beluisteren en aanwijzingen geven. Maar het luistermateriaal
ontbrak in die dagen. Docenten wisten niet wat ze met hun leerlingen in dat
lokaal moesten doen. Na enkele jaren leegstand werd het talenpracticum uit het
lokaal gehaald waarna het werd ingericht voor maatschappijleer.
Talenschool als redding
Na het vertrek in 1978 van rector Theo Liket naar het ministerie van OC&W waar
hij zijn carrière eindigde als inspecteur generaal, nam classicus en francofiel
Dick Kraamwinkel de leiding van de school over. Hij was de grote promotor van
het taalonderwijs met name van Frans. Hij werd voorzitter van de commissie TTO/VTO
(tweetalig en versterkt taalonderwijs) van het Europees Platform. Samen met de
sectie Frans van zijn school bood hij vwo leerlingen de mogelijkheid om
versterkt Frans te volgen. Dat betekende zes jaar lang zes wekelijkse lessen
Frans en de mogelijkheid voor een verblijf van enkele maanden in het lycée du
Bellay in de Haarlemse jumelagestad Angers. Alle leerlingen verbleven ook
minimaal een week in een Frans gezin. De leerlingen van deze school waren de
eersten die deelnamen aan het examen DELF en DALF waarmee ze toegang kregen tot
alle universiteiten in Frankrijk. Bovendien konden de leerlingen vanaf alle
tweede klassen lessen Spaans volgen die gegeven werden door Mercedes Belchi, een
Spaanse, die eigenlijk docente Engels was en geen woord Nederlands sprak. Haar
lessen in Leiden en Haarlem werden betaald door de Spaanse ambassade, een unicum
in die dagen. In de zeventiger jaren werd ook voor de extra uren Frans van het
vto een francofone docente Frans benoemd. Daarmee werd doeltaal voertaal al in
praktijk gebracht voordat deze term bekend werd.
Het mocht niet baten
De Spaarnescholengemeenschap was openbaar onderwijs en was dus gedwongen alle
leerlingen die het basisonderwijs uit de wijk aanbood, ook aan te nemen. Dat had
gevolgen voor het onderwijsniveau waardoor steeds meer leerlingen de wijk uit
fietsten naar het bijzonder onderwijs dat witter was gebleven dan onze school.
De minder goed scorende leerlingen bleven achter. Dat schrok nog meer ouders af
hun kinderen naar onze school te sturen.
Toen een van de raadsleden van de gemeente geconfronteerd met de leegloop van de
school, betoogde dat de grond waarop de school stond al meer waard was dan het
daar gegeven onderwijs, werd met die woorden het doodvonnis getekend. In 2010
werd de school gesloten en enige tijd later gesloopt om plaats te maken voor
uitbreiding van de ernaast gelegen villawijk. 'Een pijnlijk gebeuren voor een
architect en een 'school' voorbeeld van kapitaalvernietiging, zegt Jan Willem de
Kanter.
Toekomstvisie
Gevraagd naar de school van de toekomst, zegt Jan Willem de Kanter dat de
onderwijsvisie niet van een architect komt maar van de opdrachtgever. Hij vindt
wel dat kennisoverdracht een wezenlijk onderdeel blijft van het onderwijs. Maar
niet op zo'n manier dat de leerlingen de zin in leren verliezen. De omgeving
waar ze een groot deel van de dag verblijven moet daar toe bijdragen. Hij vindt
het jaarklassensysteem waaraan hij voor de Spaarnescholengemeenschap gebonden
was, minder geschikt. Leerlingen hoeven toch niet de hele dag met
leeftijdgenoten te verkeren in lokalen van 45 m²?
Hij ziet liever
kleine
ruimtes waarin docenten bijna individueel les kunnen geven. Kinderen leven in
een erg drukke wereld. Daarom hebben ze op school beschutting, rust,
kleinschaligheid nodig. Dat idee kon hij toepassen in de Montessorischool in
Haarlem. Het werd een onderwijsgemeenschap van 4 tot 16 jaar waar het
samenwerken een onderwijsdoel is.
De Kanter meent wel dat scholenbouwers nu al, maar zeker in de toekomst,
rekening moeten houden met milieu- en energieproblemen. In zijn
Spaarnescholengemeenschap zat door de paviljoenachtige structuur, veel glas, dus
hoge stookkosten. Dit kan niet meer.
Zijn school van de toekomst zal er een zijn met een spannende, uitdagende
werkomgeving waarin steeds nieuwe technische leerbevorderende ontwikkelingen
worden geïntegreerd. De kinderen moeten ruimte krijgen voor expressie, in het
lesaanbod moet variatie zitten zonder de samenhang uit het oog te verliezen.
Desondanks is zijn conclusie dat er in de toekomstige scholenbouw niet echt veel
zal veranderen.