Vakondersteunend leren (VOL) deel 1
Ter inleiding............
Ter kennisname: http://www.edusite.nl/edusite/columns/17134.Een citaat
In het voortgezet onderwijs zegt
87
procent van de leerlingen gebruik te maken van bronnen die ze gevonden
hebben op internet bij het uitvoeren van deze taken. De vraag is echter: Hoe
zoeken leerlingen naar die informatie? Hoe selecteren ze websites en hoe
beoordelen ze wat ze daar vinden? Hoe bepalen ze welke informatie bruikbaar is?
Met andere woorden: hoe informatievaardig zijn leerlingen en studenten
eigenlijk?
Mijn naar Edusite gestuurd commentaar:
Ervaren docenten weten dat ze hun leerlingen niet moeten
overschatten. Ze laten leerlingen zonder uitleg vooraf niet alleen los op
leerstof in het lesboek, tenzij dit in een gegeven lessituatie onderdeel is
van een didactische aanpak. Wat je niet doet met de traditionele leermiddelen,
moet je ook niet doen met internetbronnen. Docenten kunnen hun leerlingen dus
verwijzen naar informatierijke internetbronnen die dezelfde functie hebben
als de papieren informatie. Het enige verschil met het leerboek is dat de
lesstof digitaal wordt aangeboden. Staat bij geschiedenis bijvoorbeeld
Napoleon op het lesrooster, dan zal de geschiedenisleraar vooraf de leerlingen
duidelijk maken, wat hij wil dat ze over hem vanuit de digitale informatiebron
mee naar het leslokaal moeten nemen. Hij kan samen met de leerlingen
bijvoorbeeld een aantal vragen bedenken waarop ze na consultatie van de bron
het antwoord moeten weten. Niet de zoveelste PowerPoint presentatie, niet knip
en plak informatie uit de bron. Gewoon........ouderwets.......weten wie
Napoleon is en wat hij allemaal heeft gedaan enzovoort. Vanuit de bron nemen
de leerlingen hun opgedane kennis mee naar het leslokaal en worden daar
overhoord. Leerlingen willen nu eenmaal een beloning voor hun inspanning.
Houvast en geen dwaaltocht zonder tastbaar resultaat op internet. Dit is toch
een ouderwetse vorm van nieuw leren! Of niet?
John Daniëls ( 1 feb 2007)
[
reageren ]
Nu documenten uit de hele wereld via het internet
beschikbaar zijn, kunnen deze in een andere taal dan die van de leerlingen heel
goed als lesmateriaal bij andere vakken zoals bij aardrijkskunde en geschiedenis
worden ingezet. In de digitale vaklokalen aardrijkskunde, geschiedenis en op de
websites van de vakverenigingen KNAG en VGN vind je grotendeels internetbronnen
in de moedertaal. Want de leerlingen die voor hun examen geschiedenis iets
moeten leren bijvoorbeeld over Napoleon, zullen van hun docent geschiedenis geen
Franstalige bronnen hoeven te raadplegen, omdat niet alle leerlingen Frans in
hun pakket hebben. Als docenten zaakvakken eerst bepalen wat hun leerlingen van
een buitenlands onderwerp moeten weten en vervolgens aan de talendocenten vragen
om met hun leerlingen de daarbij horende internetbronnen te zoeken en te lezen,
dan ontstaat een vorm van vakondersteunend leren.
Vicieuze cirkel
Leerlingen raadplegen geen anderstalige bronnen, die ze niet of met grote moeite
kunnen lezen. Daarom kunnen docenten van niet-talenvakken ze daar ook niet toe
verplichten. Talendocenten zullen hun leerlingen niet confronteren met
internetteksten voor aardrijkskunde of geschiedenis in de doeltaal, als daar
geen aanleiding voor is. Zo opereren de schoolvakken gescheiden van elkaar met
elk hun doelstellingen en eindtermen. Dit is een moeilijk te doorbreken vicieuze
cirkel.
Hoe gescheiden de schoolvakken van elkaar opereren, is duidelijk te zien aan de
hand van het volgende voorbeeld: in de twee digitale vaklokalen geschiedenis en
ook bij Histoforum ontbreekt elke verwijzing naar LeMO dat staat voor:
Lebendiges virtuelles Museum Online (http://www.dh-museum.com/lemo/html/weimar/index.html). De verwijzing daarnaar met uitleg staat wel in het vaklokaal Duits van
de Digitale school (http://www.duits.de/ ),
want dat heeft bij de links een aparte rubriek voor geschiedenis. Daar staat ook
wat de bezoeker er kan vinden:’LeMO ist ein gemeinsames Projekt des Deutschen
Historischen Museums (DHM), und des Haus der Geschichte der Bundesrepublik
Deutschland (HdG)'. Je vindt er de Duitse geschiedenis van 1871 tot heden,
verdeeld in perioden met uiteraard de
Weimarer Republik.
De webmaster van het vaklokaal Duits heeft de koppeling naar LeMO terecht wel
geplaatst, want het museum is rijk voorzien van teksten, afbeeldingen uit alle
besproken perioden en heeft allerlei audio- en videobestanden. Duits kun je er
dus zeker leren. Maar dat de Vereniging van Geschiedenisdocenten Nederland, noch
het vaklokaal van de Digitale School geen link leggen naar deze fantastische
bron voor het geschiedenisonderwijs, zal waarschijnlijk wel te wijten zijn aan
het feit dat er geen Engelse versie beschikbaar is en dat de leerlingen nu
eenmaal niet gemotiveerd zijn kennis te vergaren over een belangrijke periode
uit de Europese geschiedenis in een taal die ze niet of niet voldoende
beheersen.
Histoforum
Ik trof de koppeling naar Histoforum aan in het vaklokaal geschiedenis van de
Digitale school (www.digischool.nl/gs/).
Histoforum is ontwikkeld door geschiedenisdocent Albert van der Kaap. Hij is
leerplanontwikkelaar/projectleider bij slo in Enschede. Daar werkt hij mee aan
het project samenhang in de profielen. Voor de profielen C&M, E&M en de
natuurprofielen onderzoekt hij mede de mogelijkheden van één profielprogramma,
gegeven de huidige niet op elkaar afgestemde programma’s van de diverse vakken.
I
Histoforum biedt een overzicht van links, geordend op periode,
land, onderwerp, persoon en alfabet. Daarnaast zijn er speciale rubrieken.
Om te kijken of de website toch koppelt tussen geschiedenis en Duits, ging ik op
zoek naar de Weimar Republiek. Daarvoor kies je eerst Duitsland, als periode de
19e eeuw en daarvan de Weimar Republiek. Ik tref vijf websites met
Weimar in de titel. Drie daarvan zijn Engelstalig. Dat betekent niet dat ze niet
deugen, zoals de website
http://www.historylearningsite.co.uk/hyperinf.htm met een artikel over de
hyperinflatie en de werkloosheid die vanaf september 1928 van 650.000 opliep
naar 6.100.000 in januari 1933. De inhoud van deze website is dus zeker
vakondersteunend interessant voor de lessen economie en Engels.
Histoforum levert ook een Tijdbalk 1918-1933, een geheel Duitstalig
overzicht van gebeurtenissen, verdeeld in de verschillende perioden tussen 1918
en 1933. Dit document hoort zeker thuis in vakondersteunend leren Duits en
geschiedenis.
Verder lijkt me geschikt Wahlen in der Weimarer Republik. Je vindt er in
het Duits alle verkiezingsuitslagen tussen 1919 en 1933. Het is interessant om
te zien hoe snel de NSDAP een overgrote meerderheid verwerft in het parlement,
maar ook in het bestuur van de verschillende Länder.
Dat is natuurlijk een magere oogst als je bedenkt hoe belangrijk deze periode is
voor de ontwikkelingen in de wereld. Ik heb daarom Albert van der Kaap van
Histoforum om commentaar gevraagd over mijn idee om leerlingen teksten uit
belangrijke historische perioden met hulp van een talendocent te laten
bestuderen. In zijn antwoord meldt hij dat het heel goed mogelijk is om
geschiedenis te onderwijzen in samenhang met één of meer moderne vreemde talen.
Er bestaat hier en daar al samenwerking, meestal in de vorm van projecten. Hij
schrijft: ‘het lesmateriaal Sparta en Athene (http://histoforum.digischool.nl/athene/ )
bestemd voor de brugklas, bestaat voor een deel uit Engelstalige bronnen. Omdat
dit bronnenmateriaal afkomstig is van een Engelstalige site bestemd voor het
basisonderwijs, denk ik dat het geschikt is/zou kunnen zijn voor onze
brugklassen havo/vwo. Om dat te testen zou het gebruikt moeten worden tijdens
een project geschiedenis-Engels, maar voor zover ik weet is dat nog niet
gebeurd. Een andere opdracht waarvan het bronnenmateriaal Engelstalig is, is een
praktische opdracht over de Koude Oorlog (http://www.digischool.nl/gs/community/histoforum/koudeoorlog/).
In diverse webquests op Histoforum (http://www.digischool.nl/gs/community/histoforum/lesmateriaal.htm)
wordt verwezen naar Engelstalige bronnen. Van bijvoorbeeld de webquest over
Egypte (http://www.digischool.nl/gs/community/nijl/), de
Olympische Spelen in de Oudheid (http://www.digischool.nl/gs/community/histoforum/os/os.htm)
en Democratie in het oude Athene (http://www.digischool.nl/gs/community/democratie/)
weet ik dat dit materiaal geregeld wordt gebruikt. Ik weet niet of hierbij ook
de Engelstalige bronnen worden geraadpleegd. Mogelijk is bijvoorbeeld ook een
serie op video opgenomen colleges van Eugen Weber: (http://www.learner.org/resources/series58.html?pop=yes&vodid=339834&pid=843
) die in de bovenbouw van het vwo bruikbaar zijn. Ook Franstalige filmpjes over
bijvoorbeeld Vercingetorix (uit een serie voor de onderbouw) lijken geschikt als
lesmateriaal. Deze op zich aardig gemaakte serie, met mooi gesproken Frans,
maakt evenwel ook een probleem duidelijk: eigenlijk sluit geen enkel filmpje
goed aan bij onderwerpen die bij geschiedenis worden behandeld. Een gemiste
kans. Er zijn waarschijnlijk meer van deze programma's, die in streaming
video op internet te vinden zijn. Voor het ontwikkelen van
goede samenwerkingsprojecten is echter veel tijd en geld nodig’.
Die Weisse Rose
Lesmateriaal dat in toenemende mate gebruikt wordt is Die Weisse Rose.
Het bronnenmateriaal in dit lespakket over de gelijknamige verzetsgroep is
Duitstalig. Een collega van Albert van der Kaap van de slo heeft dit materiaal
succesvol gebruikt in 4/5 vwo. Op dit moment onderzoekt hij samen met die
collega op welke wijze het bronnenmateriaal moet worden aangepast/geannoteerd om
het ook in 4 havo te kunnen gebruiken’.
Dat dit lesmateriaal afkomstig is uit het vaklokaal geschiedenis moge blijken uit de door Albert van der Kaap geformuleerde doelstellingen die een docent Duits waarschijnlijk nooit zou hebben kunnen bedenken omdat die niet tot zijn vakgebied behoren:
Doelstellingen
De opdrachten
Ook aan de opdrachten is te zien dat deze uit het
geschiedenislokaal afkomstig zijn en niet uit het lokaal Duits. De bronnen bij
de eerste drie opdrachten zijn fragmenten uit het boek Die Weisse Rose van Inge
Scholl. De bronnen zijn in het Duits, de vragen en opdrachten in het Nederlands,
zoals te zien in opdracht 3:
Het verzet
De opdrachten 4 en 5 zijn geschiedenisopdrachten. De auteur heeft de Duitstalige bronnen vertaald in het Nederlands, maar verwijst als volgt ook naar Duitstalige bronnen: 'zie ook http://www.gonschior.de/weimar/Deutschland/index.htm voor meer informatie over verkiezingen in Duitsland ten tijde van de republiek van Weimar. Klik op Deutsches Reich en Reichstag'. Als de leerlingen voor het uitvoeren van opdracht 4 deze Duitstalige bronnen niet nodig hebben, dan zullen ze deze natuurlijk ook niet raadplegen. Vandaar dat je zo’n onderwerp van het geschiedenislokaal beter kunt overhevelen naar dat van Duits. Dan kunnen de leerlingen niet meer om die taal heen.
Verslag
In opdracht 5 moeten de leerlingen een verslag schrijven. Dit fungeert als
evaluatie van de uitgevoerde opdrachten voor het vaklokaal geschiedenis en niet
voor Duits, want, hoewel ze voor deze opdrachten ook weer de Duitstalige bronnen van Inge Scholl
moeten raadplegen, schrijven de leerlingen hun verslag in de moedertaal. Toch
zouden docenten Duits kunnen profiteren van het werk van hun collega
geschiedenis als ze zouden eisen dat de leerlingen deze opdrachten voor het
verslag niet in het Nederlands, maar in het Duits schrijven:
Het boek Die Weisse Rose voorziet in de eerste plaats het vaklokaal geschiedenis van bronnenmateriaal over een belangrijke periode. Deze Duitstalige bronnen komen uit dit vaklokaal geschiedenis en niet vanuit dat van Duits, dus de docenten Duits hoeven er niet voor in het geweer te komen. De voertaal in het geschiedenislokaal is nu eenmaal Nederlands. Maar de talendocenten zouden er volgens mij goed aandoen om deze handreiking van hun geschiedeniscollega in dank te aanvaarden en te bedenken dat ze teksten en opdrachten nodig hebben voor het examen leesvaardigheid. Dat ze deze krijgen aangeleverd vanuit andere vaklokalen is dan mooi meegenomen. Ze moeten er dan wel voor zorgen dat hun leerlingen na drie jaar Duits de opgegeven bronnen kunnen lezen en begrijpen. Als de minister van OC&W die mening deelt, dan zou hij gewoon weer net als vroeger Frans, Duits en Engels op havo/vwo vanaf de eerste tot en met de derde verplicht moeten stellen.
An einem Morgen hörte ich auf der Schultreppe eine
Klassenkameradin zur andern sagen: ‘Jetzt ist Hitler an die Regierung gekommen.’
Und das Radio und alle Zeitungen verkündeten: ‘Nun wird alles besser werden in
Deutschland. Hitler hat das Ruder ergriffen.’Zum erstenmal trat die Politik in
unser Leben. Hans war damals 15 Jahre alt, Sophie 12. Wir hörten viel vom
Vaterland reden, von Kameradschaft, Volksgemeinschaft und Heimatliebe. Das
imponierte uns, und wir horchten begeistert auf wenn wir in der Schule oder auf
der Strasse davon sprechen hörten. Denn unsere Heimat liebten wir schr, die
Wälder, den Fluss und die alten, grauen Steinriegel, die sich zwischen den
Obstwiesen und Weinbergen an den stellen Hängen emporzogen. Wir hatten den
Geruch von Moos, von feuchter Erde und duftenden Äpfeln im Sinn, wenn wir an
unsere Heimat dachten. Und jeder Fussbreit war uns dort vertraut und lieb. Das
Vaterland, was war es anderes als die grössere Heimat all derer, die die gleiche
Sprache sprachen und zum selben Volke gehörten. Wir liebten es und konnten kaum
sagen, warum. Man hatte bisher ja auch nie viele Worte darüber gemacht. Aber
jetzt, jetzt wurde es gross und leuchtend an den Himmel geschrieben. Und Hitler,
so hörten wir überall, Hitler wolle diesem Vaterland zu Grösse, Glück und
Wohlstand verheffen; er wolle sorgen, das jeder Arbeit und Brot habe; nicht
ruhen end rasten wolle er, bis jeder einzelne Deutsche ein unabhängiger, freier
und glücklicher Mensch in seinem Vaterland sei. Wir fanden das gut, und was
immer wir dazu beitragen konnten, wollten wir tun. Aber noch etwas anderes kam
dazu, was uns mit geheinmisvoller Macht anzog und mitriss. Es waren die
kompakten marschierenden Kolonnen der jugend mit ihren wehenden Fahnen, den
vorwärtsgerichteten Augen und dem Trommelschlag und Gesang. War das nicht etwas
Überwältigendes, diese Gemeinschaft? So war es kein Wunder, dass wir alle, Hans
und Sophie und wir anderen, uns in die Hitlerjugend einreihten.
Het kan nog beter als…..
Docenten aardrijkskunde en geschiedenis vinden in hun examenprogramma’s elk jaar
onderwerpen die betrekking hebben op het buitenland. Zij melden zich met het
programma en de opdrachten bij de docent van de betreffende taal. Deze gaat met
zijn leerlingen op zoek naar de internetbronnen waar in de doeltaal de verlangde
informatie is te vinden. Ze gaan die bestuderen waarna de leerlingen terugkeren
naar de opdracht gevende docent om zich in de moedertaal te laten overhoren.
Daarmee ondersteunen talendocenten hun collega’s van het betreffende zaakvak. Ze
moeten er dan wel voor zorgen dat hun leerlingen na drie jaar onderwijs de
opgegeven documenten kunnen lezen en begrijpen. Als de minister van OC&W die
mening deelt, dan zou hij gewoon weer net als vroeger Frans en Duits op havo/vwo
vanaf de eerste tot en met de derde klas verplicht moeten stellen.
Vakondersteunend leren (VOL) 2
Nu de hele wereldgeschiedenis in de
schooltalen vanaf internet is te downloaden, kunnen docenten geschiedenis en
moderne vreemde talen samenwerken. De geschiedenisdocent informeert zijn
talencollega over het onderwerp dat op het lesprogramma staat en geeft aan wat
de leerlingen daarvan moeten weten. De talendocent zoekt met zijn leerlingen de
daarbij horende bronnen op in de doeltaal, behandelt deze in de klas zodat de
leerlingen zich daarna bij geschiedenis in de moedertaal kunnen laten overhoren.
Met enkele voorbeelden uit het examenprogramma geschiedenis laat John Daniëls
zien hoe talendocenten met hun leerlingen op bestelling aan het werk kunnen
gaan.
In 2003 kreeg een projectgroep van het Instituut voor Geschiedenis Didactiek (IVGD),
cito en slo van minister Van der Hoeven de opdracht middels een pilot te
onderzoeken of een centraal examen gebaseerd op de voorstellen van de Commissie
Historische en Maatschappelijke Vorming (commissie De Rooij) mogelijk was. Meer
concreet luidde de vraag of een haalbaar en aanvaardbaar examen kon worden
ontwikkeld. Met een achttal scholen, verspreid over heel Nederland, werd in
augustus 2004 gestart. De pilot had alleen betrekking op havo en er waren zo'n
twintig docenten bij betrokken. Leerlingen van 4 havo van de acht deelnemende
scholen begonnen met een aangepast programma dat zou moeten uitmonden in een
examen in mei 2006 (Bron: Albert van der Kaap en Edwin Marshall: Het
nieuwe geschiedenisexamen in de tweede fase (SLO, Enschede,
december 2006,
http://www.vgnkleio.nl/bestanden/slo_publ._het_nieuwe_geschiedenisexamen_in_de_tweede_fase.pdf).
Spotprenten
In één van de pilots voor de nieuwe examens staat het volgende: 'zo liet
een docent leerlingen spotprenten en afbeeldingen verzamelen die kenmerkend zijn
voor een tijdvak. De docent die in de pilot de leerlingen spotprenten en
afbeeldingen liet verzamelen, zou dat ook kunnen laten doen in samenwerking met
zijn talencollega’s en hun leerlingen. Afbeeldingen met bijhorende korte tekst
komen dan uit de talenlokalen. Als deze passen in het lesprogramma geschiedenis,
dan worden ze eerst behandeld in het lokaal van de betreffende taal, waarna de
leerlingen bij geschiedenis laten zien wat ze ervan hebben geleerd.
1918-1933
DolchstoßlegendeSoldaten in de eerste wereldoorlog
De docenten geschiedenis van KSG De Breul in Zeist gaven de leerlingen van 4
havo de opdracht om een folder te maken over het leven van soldaten tijdens de
eerste wereldoorlog. De leerlingen kregen hulp in de vorm van enkele websites
waar ze terecht zouden kunnen voor extra informatie. Daarbij zit de
voortreffelijke en gelukkig Engelstalige geschiedenis website van de BBC:
www.bbc.co.uk/history, waar ik na
een klik op World War 1, tekst- foto- en videomateriaal uit de loopgraven
vond, die zich uitstekend lenen voor de folder.
In het
concept van vakondersteunend leren komt de folder tot stand in het vaklokaal
Engels. Alle leerlingen kunnen er aan meewerken als een gewoon onderdeel van de
lessen Engels. Die van geschiedenis leveren ter beoordeling hun folder in de
moedertaal in bij hun docent. Het voordeel van het uitbesteden van de folder aan
de docenten Engels van de school is, dat de leerlingen iets meer moeten doen dan
met wat knip- en plakwerk hun folder ter aftekening bij hun docent geschiedenis
inleveren.
In het rijtje Engelstalige websites voor geschiedenis mag zeker
www.schoolhistory.co.uk/
niet ontbreken vanwege ‘the National Curriculum for
History in England’. Dat zal in sommige opzichten niet afwijken van dat van ons.
Je vindt er ook kant en klaar
lesmateriaal over de eerste wereldoorlog ontworpen door de Engelse collega's
geschiedenis. Als de docenten Engels van 4 havo van de Breul in Zeist van hun
collega's van geschiedenis te horen zouden krijgen wat hun leerlingen nog meer
over de grote oorlog moeten weten, dan kan hij met de hele klas werken aan dit
onderwerp. Hij moet toch teksten lezen met zijn leerlingen. En wat is er tegen
om dan teksten te kiezen over een door zijn collega's gewenst onderwerp? Dat is
altijd nog motiverender dan de oude teksten uit de examenbundels.
Opdracht met Frans
In een ander
proefexamen krijgen de leerlingen deze opdracht: 'In de populaire
strip van Astérix en Obélix speelt de tegenstelling tussen Romeinen en Galliërs
een hoofdrol. Volgens het verhaal zouden de Romeinen onder Caesar heel Gallië
(dat is ongeveer Frankrijk) hebben veroverd, behalve het dorpje van Astérix. In
de verhalen over Astérix en Obélix zit veel historische waarheid, maar ook veel
dat verzonnen is. Wat is historisch juist in de verhalen van Astérix?'
Wanneer ik als docent Frans zou worden ingeschakeld om de leerlingen wegwijs te maken in het Frankrijk ten tijde van de Romeinse bezetting, dan zou ik eerst met ze gaan kijken op http://www.ballade-medievale.fr/, de prachtige website van geschiedenisdocent Jean François Mangin met de titel De l'antiquité au Moyen Age. Daar staan de geschiedkundig verantwoorde feiten over de nederlaag van de Galliërs, zoals Mangin die verklaart: ‘Dans ce contexte d’expansion et suite à la défaite d’Alésia en 52 avant J.C. la Gaule tombe sous la domination romaine: une des raisons de cette défaite réside dans l'incapacité des Gaulois à fédérer leurs 60 tribus indépendantes (Arvernes, Carnutes, Séquanes, Eduens, Bituriges, Parisii, ...)’. Ongetwijfeld behoren de inwoners van het dorp van Astérix en Obélix tot één van die onafhankelijke groepen. Zij vochten volgens Uderzo en Goscinny op geestige wijze tegen de Romeinen en zouden zonder de potion magique van Panoramix niet zo lang hebben stand gehouden.
La conquête de la Gaule par les romains
Dans ce contexte d’expansion et
suite à la
défaite d’Alésia en 52 avant J.C.(voir
un tableau représentant Vercingétorix déposant ses armes aux pieds du
Jules César), la Gaule tombe sous la domination romaine
: une des raisons de cette défaite réside dans l'incapacité des
Gaulois à fédérer leurs 60 tribus indépendantes (Arvernes, Carnutes,
Séquanes, Eduens, Bituriges, Parisii, ...).
|
|
Jean François Mangin laat ook de trailer
zien van de film: Vercingetorix, film de Jacques Dorfmann avec Christophe
Lambert. Deze film kan een aardige bijdrage leveren aan de lessen Frans en
geschiedenis.
Na de bestudering van de feiten op de website van deze Franse geschiedenisdocent
zou ik ze in het Frans een Astérix en Obélix naar keus laten lezen. Ik zou dan
met de leerlingen proberen te achterhalen wat fictie is en wat niet. De
leerlingen zonder geschiedenis kunnen gewoon meedoen met deze lessen. Die met
geschiedenis laten hun docent na deze lessen weten wat ze bij Frans over dit
onderwerp hebben opgestoken.
Zelf beginnen
Ik kan me voorstellen dat talendocenten enthousiast
worden bij het lezen van de door mij geschetste samenwerking met hun collega’s
van een zaakvak. In wezen hoeven ze niet te wachten op een verzoek van een
docent geschiedenis. Ze kunnen ook zelf een onderwerp aanbieden. Als docent
Frans zou ik dan beginnen met L'histoire de France par
l'image
(http://www.histoire-image.org/).
Deze website die de geschiedenis van Frankrijk behandelt van 1789-1939 is
ontwikkeld door een team van historici en museumconservators. De
doelgroep is dezelfde als bij ons: Ce site est en
priorité destiné aux professeurs de l'enseignement secondaire et à leurs élèves.
Bezoekers kunnen zoeken op thema, chronologie en detail.
Opdrachten met
tekst
Er staan in de
brochure van de slo ook examenonderdelen met een inleidend tekstje. Dat dit
natuurlijk ook best een tekstje in een andere taal dan de moedertaal van de
leerlingen kan zijn, is des te logischer als het onderwerp toevallig anderstalig
is zoals bij deze opdracht: ‘De zeventiende eeuw was rijk aan geleerden
die de natuurwetenschappen bedreven. Daarbij kwamen ze soms in conflict met het
kerkelijk gezag. Zo schreef de Duitse sterrenkundige Kepler (1571-1630):
'Over de inzichten van de heiligen betreffende natuurwetenschappelijke zaken heb
ik slechts dit te zeggen: in de godgeleerdheid geldt het gewicht van het gezag,
in de natuurwetenschap echter dat van redelijk inzicht. Het heiligst is voor mij
de waarheid, wanneer ik - in volle eerbied voor de kerkleraren -
wetenschappelijk aantoon dat de aarde bolvormig is, in omvang volkomen
onbeduidend vergeleken met andere hemellichamen, en dat zij temidden van de
sterren haar eigen baan trekt.'
De behandeling van dit onderwerp met een Duitse geleerde die in het Duits
publiceerde, kan beginnen bij een docent Duits. Op
www.google.de zag ik veel teksten over Kepler
en zijn trieste wetenschappelijke leven tijdens de godsdiensttwisten, met een
moeder die van hekserij werd beschuldigd. Met het lezen van een paar teksten
zouden de leerlingen weer een beetje leesvaardiger worden. De sectie
geschiedenis van de school profiteert dan van de kennis die de leerlingen hebben
opgedaan over het Duitsland van Kepler aan het eind van de 16e en het begin van
de 17e eeuw.
Johannes Kepler wurde 1571 in Weil der Stadt geboren. Wie nach ihm Hegel, Schelling, Hölderlin und Hermann Hesse bestand er das württembergische Landexamen und konnte so als Stipendiat das evangelische Seminar in Maulbronn besuchen. Nach dem Studium der Freien Künste und der evangelischen Theologie in Tübingen war er ab 1594 in Graz als Lehrer am evangelischen Stiftsgymnasium und als Landschaftsmathematiker tätig. Wie in Tübingen hatte er auch hier Schwierigkeiten wegen seiner Sympathie für die calvinistische Glaubensauffassung. Von der Gegenreformation aus Graz vertrieben ging er auf Einladung des Hofastronomen Tycho Brahe 1600 nach Prag. Als dieser 1601 starb, wurde er sein Nachfolger als kaiserlicher Mathematiker und Astronom am Hofe Rudolphs II. Nach dem Tod des Kaisers lebte er ab 1612 in Linz. 1621 gelang es ihm, seine Mutter aus mehrjähriger Haft wegen des Verdachts der Hexerei freizubekommen. Die Wirren des Dreißigjährigen Kriegs und seine Weigerung, zum Katholizismus überzutreten, zwangen ihn schließlich, Linz zu verlassen und ab 1628 im oberschlesischen Sagan in den Dienst Wallensteins zu treten. Auf einer Reise erkrankte er und starb 1630 in Regensburg. Mit der Formulierung der drei «Keplerschen Gesetze» gelang es ihm, dem kopernikanischen Weltbild zum Durchbruch zu verhelfen: 1. die Planeten bewegen sich auf Ellipsen, in deren einem Brennpunkt die Sonne steht, 2. der von der Sonne zu einem Planeten gezogene Fahrstrahl überstreicht in gleichen Zeiten gleiche Flächen, 3. die Quadrate der Umlaufzeiten der Planeten verhalten sich wie die dritten Potenzen der großen Halbachsen ihrer Bahnellipsen. Mit seiner Theorie der Linsen und des Fernrohrs leistete er auch auf dem Gebiet der Optik Bahnbrechendes.
Van geschiedenis
naar Engels
Veronderstel dat bij geschiedenis het
Midden-Oosten op het programma staat met bijvoorbeeld de stichting van de staat
Israël en de gevolgen daarvan voor de toenmalige bewoners van Palestina en de
huidige in de vluchtelingenkampen. Na het leren van de feiten moeten de
leerlingen een mening vormen over het conflict. Daar zijn bronnen voor nodig.
Die zijn er natuurlijk in overvloed, vooral in het Engels. Met de concreet
geformuleerde opdracht komen de leerlingen van geschiedenis bij hun docent
Engels. Deze doet waarschijnlijk wat ik ook heb gedaan: naar Google met de
zoekopdracht . De
zoekmachine bracht me naar het forum
http://www.israelpalestineforum.com/forum/viewforum.php?f=2&sid=b0f2c878e240f00c613f2d9e229a303b.
Op dit forum kunnen de leerlingen een auteur uitzoeken en een
korte reactie leveren op het conflict. Ze kunnen het eens zijn met wat er staat,
of oneens, maar ze kopiëren even de tekst waarop ze reageren en sturen die met
hun reactie naar de docent Engels. Deze inventariseert in doeltaal-voertaal alle
ingeleverde reacties met eventuele discussie. Voor hem is daarmee de klus
geklaard. Zijn collega van geschiedenis onderzoekt daarna wat de leerlingen voor
zijn vak hebben geleerd.
Dit is makkelijk gezegd: de leerlingen zoeken een auteur en een titel uit, lezen
de tekst en schrijven een reactie. Zo'n opdracht is didactisch onjuist. Zelfs
Engelstaligen met weinig kennis van dit conflict begrijpen waarschijnlijk niet
waarover de schrijvers het hebben. Pas bij de zesde: Hello, I need help,
geschreven door Martainn stuitte ik op een duidelijke thread. Martainn is een
Poolse student die informatie zoekt over terrorisme en meent die in dit forum te
vinden. Die informatie komt o.a. van ene Smitty Broham, die deze vier vragen
stelt en daaronder de antwoorden geeft:
Hello Martainn,
Can we call Palestinian fighters a freedom fighters or are they terrorists?
Are terroristic methods reasoned?
Are Palestinians a nation? ( Golda Meir claims that they aren't)
Can conflict between
Palestine and Israel be ended? And are these two nations able to live in peace?
Smitty Broham
Met deze vragen en antwoorden beschikken de leerlingen over een concrete opdracht waarbij ze niet kunnen verdwalen in de massa informatie over dit onderwerp. Leerlingen die daartoe in staat zijn, kunnen een stapje verder gaan en bij de andere discussianten alternatieve antwoorden inventariseren op de gestelde vragen. Leerlingen die daarvoor gemotiveerd zijn, kunnen zich zelfs registreren waardoor ze mogen reageren op één of meer van de berichten. Een beetje schrijfvaardigheid is tenslotte ook nooit weg. Bovendien kan de docent Engels voor het oefenen van spreekvaardigheid ook nog een discussie organiseren. Voor hem is daarmee de klus geklaard. Daarna vertrekt een deel van de leerlingen met de gevonden antwoorden naar geschiedenis en vertolkt daar in het Nederlands de mening die ze zich bij Engels hebben gevormd over dit conflict.
Nog een bron
Vanwege
de inleidende zin lijkt deze tekst zeer geschikt als leesstof:
There are two sides to every
story and here I'm going to give a Palestinian perspective.
Issue date: 11/6/02 Section: FORUM
One of the American media's best-kept secrets about the Middle East conflict is the Palestinian perspective. Palestinians are demonized in the press, in large part due to suicide bombings. There are two sides to every story and here I'm going to give a Palestinian perspective.
There is no excuse for blowing up a bus full of innocent
Israelis on their way to work, but there also is no excuse for shooting
Palestinians for leaving their homes.
For the past four months, a curfew has been imposed on
hundreds of thousands of Palestinians in the occupied territories. B'Tselem,
the Israeli Center for Human Rights in the occupied territories, found that
Israeli Defense Force soldiers fired live ammunition at Palestinians who were
not in their homes during curfew. Fifteen Palestinians were killed, 12 younger
than 16 years old. The curfew imposed constitutes collective punishment and
breaks international law, but that doesn't seem to matter because it's all for
Israeli security.
It seems if you're in the army, it's acceptable to kill
civilians for posing a threat to the nation. In a November 2000 report, the
Physicians for Human Rights found that "a pattern of injuries seen in many (Palestinian)
victims did not reflect IDF use of firearms in life-threatening situations but
rather indicated targeting solely for the purpose of wounding or killing."
The report's conclusion was based on evidence investigators
collected regarding "the high number of gunshots to the head; the volume of
serious, disabling thigh injuries; the inappropriate firing of rubber bullets
and rubber-coated steel bullets at close range, and the high proportion of
Palestinian injuries and deaths."
But Palestinians are still the evil ones, even though some
Israelis want to "transfer," i.e. ethnically cleanse, all Palestinian
territories. The American public rarely hears about this because the American
media doesn't report it. The United States gives 30 percent of our foreign aid
to Israel, money that funds military operations.
Since the Israeli occupation began, Palestinians have had
basic human rights oppressed. They do not control their own water supply and
traveling between towns is almost impossible due to strict checkpoints.
Children have not been allowed to go to school, play outside or see doctors.
On Monday, Amnesty International issued a report citing the
IDF for war crimes in Nablus and Jenin earlier this year. Amnesty documents
serious human rights violations such as "unlawful killings; torture and
ill-treatment of prisoners; wanton destruction of hundreds of homes sometimes
with the residents still inside; the blocking of ambulances and denial of
humanitarian assistance, and the use of Palestinian civilians as 'human
shields'."
Even some Israelis have denounced the army's behavior. A
petition signed by hundreds of Israeli reservists stated, "We will no longer
fight beyond the Green Line for the purpose of occupying, deporting,
destroying, blockading, killing, starving and humiliating an entire people."
Amazingly, Americans have rarely heard the Palestinian point
of view and what an entire people have had to endure. For more Palestinian
perspective, check out www.electronicintifada.net.
Obviously, my past two columns have been too simple and too
short to even touch upon the complications of the Middle East conflict. Israel
has the right to exist, but that right should not compromise the basic human
rights of Palestinians.
Kristina Francisco is a Medill senior. She can be reached at k-francisco@northwestern.edu
Tweetalig onderwijs (tto)
Er zijn ook andere mogelijkheden om de leerlingen te confronteren met bronnen in
een andere dan de moedertaal. Scholen kunnen zich aansluiten bij het bestaande
Content and Language Integrated Learning (clil). Hiermee is in Europa al
ervaring opgedaan in de vorm van tweetalig onderwijs, Het Europees Platform
heeft een landelijk netwerk voor tto opgericht. Deze instelling definieert deze
onderwijsvorm als volgt: Tweetalig onderwijs (tto) houdt in dat bij niet
talenvakken als bijvoorbeeld geschiedenis en biologie een andere taal dan de
moedertaal als instructie- en communicatietaal wordt gebruikt. In
Nederland bestaat deze vernieuwende onderwijsvorm sinds 1989 en betreft het
veelal tweetalig vwo Engels - Nederlands'. Dit is dus heel iets anders dan wat
mij voor ogen staat. De te leren taal is geen instructie- noch
communicatietaal, maar levert de leerlingen alleen de te raadplegen bronnen
ten behoeve van een ander vak.
Een variant van CLIL is Content Based Instruction (cbi). Op de website
van Teaching English
http://www.teachingenglish.org.uk/think/methodology/clil_lesson.shtml#one
vertelt Nik Peachey, teacher, trainer and materials writer van the British
Council wat hij daaronder verstaat:’What is content based instruction?
The focus of a CBI
lesson is on the topic or subject matter. During the lesson students are focused
on learning about something. This could be anything that interests them from a
serious science subject to their favourite pop star or even a topical news story
or film. They learn about this subject using the language they are trying to
learn, rather than their native language, as a tool for developing knowledge
and so they develop their linguistic ability in the target language. This is
thought to be a more natural way of developing language ability and one that
corresponds more to the way we originally learn our first language’.
De leerlingen gebruiken volgens deze
definitie de doeltaal om iets van een bepaald onderwerp te leren. Nik Peachey
verstaat dan onder 'using the language' het hele gebruik daarvan zowel,
productief als receptief, mondeling en schriftelijk. Dat gaat veel verder dan
alleen het taalgebruik van receptief schriftelijk dat ik voorsta, waarbij naast
het hoofddoel van het taalonderwijs, zoals we dat nu kennen een sterk receptief
schriftelijke variant komt ter ondersteuning van een ander vak.
Conclusie
Talendocenten hebben teksten nodig voor de examentraining leesvaardigheid.
Waarover die teksten gaan is minder van belang dan de eis dat de leerlingen ze
na een paar jaar les in een taal kunnen lezen en begrijpen. Er zijn in alle
talen miljoenen pagina’s tekst op internet te vinden. Docenten van
niet-talenvakken moeten hun leerlingen niet zonder hulp het internet opsturen om
informatie over een bepaald onderwerp te gaan zoeken. Daarvoor zouden ze een
beroep moeten doen op hun talencollega’s. Met een beetje goede wil en overleg
kan er zo een mooie samenwerking ontstaan waarvan de leerlingen ongetwijfeld
profiteren.
Franstalige internetbronnen
Docenten Frans met belangstelling voor civilisation,
kunnen dat zonder veel moeite tot lesmateriaal verheffen. Uiteraard moeten ze
hun leerlingen niet onvoorbereid op weg sturen naar interessant ogende
internetbronnen. Die zijn er in voldoende mate, maar precies aangeven wat de
leerlingen ermee moeten doen en wat de leeropbrengst is, is niet zo eenvoudig.
De webdidactiek waarin stapsgewijs de weg wordt beschreven van internetbron tot
en met de controle van het huiswerk, moet nog worden uitgevonden.
La France à travers les âges: Van de prehistorie tot de moderne tijd. Een zeer groot aantal Franstalige bronnen te vinden op http://www.as.wvu.edu/mlastinger/ages.htm. Er zijn talrijke koppelingen naar andere websites met weer andere documenten. De maker van deze fraaie website is de talendocent Michael Lastinger.
Geheel Franstalig gemaakt door de University of Richmond:
WELCOME TO THE GLOBAL VILLAGE FRENCH QUARTER!
The Global Village French Quarter (Le Quartier français) format has been deliberately chosen and planned as an adventure in discovering and communicating with our neighbors in this rapidly developing village planétaire. With the miracle of modern technology, the Internet and the World Wide Web, you can now have instantaneous, direct contact with authentic French documents and French-speaking peoples! Here in the Global Village virtual French Quarter, grouped in the various locations one might visit in a French village, are Web sites and interactive communication activities of interest to all those who love the French, France and the Francophone world. Again, welcome and have a great visit!
CENTRE D'ACCUEIL
"Avec Internet cette fameuse conscience planétaire, tant prônée
par des précurseurs comme
Teilhard de Chardin, devient palpable.
Dans le cybermonde, la notion d'étranger n'existe pas."
Jean-Pierre Luminet, astrophysicien, directeur de recherches au CNRS.
Dit zijn slechts twee van de vele universitaire websites ten behoeve van het Amerikaanse onderwijs Frans en de studie van de geschiedenis van Frankrijk en Europa.
En voor aardrijkskunde, geschiedenis en Frans
tegelijk?
Ook dat kan op het ict-portaal
http://ntic.org
met een overzicht van educatieve Franstalige websites.
Typ bijvoorbeeld: histoire en je krijgt 131 websites
voorgezet. Ik heb er twee van opgenomen:
Sujet de
recherche : histoire Categorie :Toutes |
Il y a 131 sites qui correspondent à votre critère de recherche |
1. Kiosque
Histoire
Deux fois par mois, le Kiosque propose une revue de presse des nouvelles les
plus intéressantes en histoire. Aussi, 1700 sites commentés sur l’histoire et
la géographie (gewoon aardrijkskunde en geschiedenis!).
2. La France pittoresque
Guide la France d'hier et d'aujourd'hui. La France de nos ancêtres avec des
chroniques anciennes, extraits d'ouvrages et anecdotes (coutumes, traditions,
légendes, personnages célèbres, lieux pittoresques, faune, flore, vieux métiers,
costumes). Annuaire des sites dédiés à l'histoire et généalogie. (Ook dit lijkt
me een interessant aspect van het Franse leven door de eeuwen heen te gebruiken
bij aardrijkskunde en geschiedenis).
Portrait de la France d’aujourd’hui, cette rubrique s’adresse à tous ceux qui souhaitent mieux connaître et comprendre la France et les français. Découvrez les facettes méconnues d’un pays extraordinairement varié, la géographie, l’histoire, les institutions... Et aussi des photos téléchargeables.
La
France en bref
Découvrez la France grâce à cette série de fiches brèves et concises sur les
principales facettes de l’hexagone.
La
France de A à Z
Vaste panorama des aspects les plus divers de la France: population,
institutions, géographie, histoire, économie, médias....
Label
France, le magazine
Le magazine d’information « Label France » propose tous les trois mois (janvier
- avril - juillet - octobre) des articles exclusifs réalisés par des
journalistes indépendants ou issus des meilleurs titres de la presse française
sur toutes les façettes de la France d’aujourd’hui.
Espace
Jeunes
Des jeux, et des informations utiles pour les jeunes.
Vakondersteunend leren (VOL) 3
De hulp vanuit de talenlokalen bij het onderwijzen van geschiedenis, kan
ook geboden worden voor aardrijkskunde. Bij dit zaakvak komen in het
examenprogramma ook onderwerpen uit het buitenland aan de orde en daar is de
voertaal nu eenmaal geen Nederlands. Als de docenten aardrijkskunde de
examenprogramma's hebben bestudeerd, dan brengen ze de niet-Nederlandse
onderwerpen naar één of meer talenlokalen. De betreffende talendocent gaat met
al zijn leerlingen op zoek naar de bij het onderwerp passende internetbronnen,
laat die bestuderen als oefening tekstbegrip en levert daarna de leerlingen
met de opgedane kennis af bij zijn collega van aardrijkskunde. Dat de
opbrengst aan bronnen bij Engels het grootst is, stimuleert hopelijk de
docenten van de ‘kleine talen’ om uit eigen initiatief hulp aan te bieden aan
hun collega’s van de andere vakken.
Ontwikkelingslanden
In het examenprogramma havo/vwo trof ik de volgende 2
subdomeinen aan:
Subdomein D1: Gebiedskenmerken
1. De kandidaat kan gebiedskenmerken van een nader
aan te wijzen ontwikkelingsland beschrijven en analyseren. Het betreft:
• sociaal-geografische en
fysisch-geografische kenmerken van het betreffende ontwikkelingsland;
• de
sociaal-economische positie van het betreffende ontwikkelingsland in de
macroregio én in de wereld.
Subdomein D2: Actuele vraagstukken
2. De kandidaat kan actuele vraagstukken in het in
subdomein D1 bedoelde ontwikkelingsland beschrijven en analyseren. Het
betreft:
• vraagstukken van
landdegradatie en milieuverontreiniging;
• conflicten in het
betreffende ontwikkelingsland die verband houden met de etnische en culturele
diversiteit in het land.
Bron: slo, havo examen aardrijkskunde:
http://www.slo.nl/themas/00158/00001/Examenprogramma_aardrijkskunde_DEFINITIEF.pdf/.
De handreikingen voor het schoolexamen zijn gemaakt door slo,
eveneens in opdracht van het ministerie van OCW:
http://www.slo.nl/themas/00158/00002/Handreiking_aardrijkskunde_DEFINITIEF.pdf/
Bij ontwikkelingslanden dacht ik meteen aan hulporganisaties en
dus aan Novib, onderdeel van het internationaal opererende Oxfam. Google bracht
me binnen een paar seconden naar
http://www.oxfam.org/. Jammer voor Duits, maar Engels, Spaans en Frans mogen
meedoen.
Ik koos voor Frans om bij Oxfam de internetbronnen te zoeken die leerstof kunnen leveren bij de twee subdomeinen. Op het moment van mijn bezoek kreeg de G8 veel aandacht: Du 6 au 8 juin 2007, les chefs d'état des huit pays les plus riches du monde se réunissent en Allemagne pour débattre des plus importants problèmes auxquels notre planète est confrontée: pauvreté en Afrique, santé, paix et sécurité dans le monde et le changement climatique. Goede inleiding voor de studie van Subdomein D2. De teksten die volgen, laten dat ook zien en kunnen trouwens als bijvangst zo in het examen tekstbegrip Frans worden opgenomen.
Francofone landen
Bij subdomein
D1 moeten
de leerlingen gebiedskenmerken van een nader aan te wijzen ontwikkelingsland
beschrijven en analyseren. Omdat de meeste ontwikkelingslanden jarenlang zijn
gekolonialiseerd door Europese landen met verschillende talen, is het
eenvoudig die landen per taalgebied op te zoeken. Door in de Franse Google te
typen pays francophones, vond ik in de Franstalige Wikipédia meer dan
twintig ontwikkelingslanden. Voor dit subdomein kunnen de leerlingen in
opdracht van de docent Frans een land kiezen om met
de
daar gevonden gegevens hun docent aardrijkskunde
tevreden te stellen.
Ik koos als land Cameroun. Wikipédia levert voldoende informatie voor
aardrijkskunde over dit land, zoals is te zien aan dit overzicht:
Sommaire
Aan de hand van het vragenlijstje van de docent aardrijkskunde, kunnen de leerlingen uit deze onderwerpen de gewenste antwoorden distilleren.
De VN: For teachers
Lesson
Plans
Ook de VN
biedt met het
wereldvoedselprogramma internetbronnen voor het domein D van aardrijkskunde.
Deze organisatie heeft er niet alleen een serie lessen, maar ook een
simulatiespel voor ontwikkeld, (
http://www.food-force.com/index.php/game/missions/
). De voertaal is Engels, dus gaan de leerlingen voor dit onderwerp aan de slag
in het vaklokaal Engels, uiteraard nadat zowel de docent Engels als de
leerlingen van de aardrijkskundedocent hebben gehoord wat de leeropbrengst moet
zijn.
In het simulatiespel
moeten de leerlingen in het team van het
World Food Programme
het eiland Sheylan redden van de hongerdood en
van de burgeroorlog. Daartoe voeren ze zes missies uit. Bij elke missie krijgen
ze hulp van een expert. Zo helpt de voedingsexpert Joe Zaki de
speler een voedzaam en uitgebalanceerd dieet voor de uitgeputte bevolking samen
te stellen. Hij berekent ook de kosten: 30 dollarcent per persoon per maaltijd.
In missie 5 is de speler verantwoordelijk voor het konvooi trucks dat onder
moeilijke omstandigheden voedselpakketten moet brengen in onherbergzame streken
waar eerst wegen en bruggen moeten worden hersteld. Ook nu weer hulp en wel van
Rachel Scott, the Food Force logistics officer. Zij is ook nodig om te helpen
onderhandelen met de rebellen. Na de eerste voedselhulp begint het WFP aan de
lange termijnoplossing. Met hulp van Joe Zaki die afkomstig is van Sheylan, moet
de speler allerlei programma's opzetten zoals het verbouwen van voedsel, de
schoolvoeding, voeding voor werk en hiv/aids preventie. Het doel van deze
programma's is de bevolking te leren zelf voor voedsel te zorgen en de
infrastructuur van het land weer op orde te brengen. Als dat is gelukt zijn alle
missies afgerond.
Alle handelingen worden uitgevoerd in het Engels, dus vanuit dit vaklokaal
kunnen de missies starten in de hoop dat de uit te voeren operaties ook
overslaan naar vakken als biologie en economie. De confrontatie met een land in
oorlog en hongersnood, de hulp die leerlingen de lijdende burgers in levensechte
simulaties moeten bieden, heeft naar mijn gevoel meer waarde dan de kennis
daarover opgedaan uit een leerboek. Van het simulatiespel naar de werkelijkheid
van vandaag is trouwens slechts een kleine stap.
Aardrijkskunde en Spaans
Scholen die Spaans geven kunnen ook profiteren van één van de
examenonderdelen voor aardrijkskunde. In het examenprogramma vind ik de volgende
opdrachten:
•
Wat zijn de
belangrijkste kenmerken van toeristische gebieden in Spanje?
•
Wat zijn verschillen en overeenkomsten tussen toeristische gebieden in Spanje?
Elke werkwijze
roept zijn eigen vragen op. We geven enkele voorbeelden:
•
waar heeft de ontwikkeling van het toerisme geleid tot aantasting van de
natuur in Spanje? (eindterm 3.2, samenleving– natuur);
• in
hoeverre is de ontwikkeling van het toerisme in Spanje beïnvloed door het
prijspeil en de politieke situatie? (eindterm 3.3);
• in
hoeverre heeft de ontwikkeling van het toerisme in Spanje bijgedragen aan de
economische ontwikkeling van het land? (eindterm 3.3);
•
welke toeristische gebieden (costas) liggen aan de Spaanse kust? (eindterm
3.4, het definiëren van deelgebieden);
•
tot welk toeristisch gebied in Europa behoort de Spaanse kust?’ (eindterm 3.4,
het definiëren van een groter geheel);
•
waar bevinden zich in een Spaanse badplaats de attractiepunten, waar wordt de
toeristenstroom gereguleerd en waar bevinden zich de stiltegebieden waar
toeristen zoveel mogelijk geweerd worden? (eindterm 3.5, lokale schaal);
•
waar vindt in Spanje concentratie, spreiding, en beperking van toerisme
plaats? (eindterm 3.5, nationale schaal);
•
welke algemene en bijzondere factoren hebben bijgedragen tot de opkomst van
Marbella en van Lloret de Mar als badplaats? (eindterm 3.6, het leggen van
relaties tussen het bijzondere en het algemene).
Natuurlijk zijn er Spaanse internetbronnen te vinden waar de docenten Spaans met hun leerlingen naar op zoek gaan. Ik begon met www.google.es. Daar typte ik Marbella in voor het antwoord op de vraag: welke algemene en bijzondere factoren hebben bijgedragen tot de opkomst van Marbella? Zonder veel kennis van het Spaans meen ik toch het antwoord gevonden te hebben in de laatste alinea van onderstaande tekst:.
Historia de
Marbella
viernes, 23 de marzo de 2007 Varios milenios antes de Cristo ya existieron
asentamientos humanos en la Sierra Blanca de Marbella, como
atestiguan los objetos y restos humanos del Paleolítico y el Neolítico
descubiertos en sus laderas.
Las primeras referencias sobre
Marbella las encontramos por primera vez en los textos de los
geógrafos y viajeros musulmanes de la Edad Media.
Durante el siglo XIX, y con la
instalación de los primeros altos hornos de España, en El Ángel y La
Concepción, para aprovechar el hierro de las minas de Sierra Blanca,
Marbella se suma a la industrialización de Málaga, que se convierte
en la 2ª provincia a nivel industrial de la Península. |
Virna Sol van cps heeft op mijn verzoek de websites gezocht bij deze eindtermen. Zij tekent hierbij aan dat de teksten van de gevonden websites niet altijd even eenvoudig zijn en dat de leerlingen dus een behoorlijke receptieve woordenschat moeten hebben en leesvaardig zijn.
Omdat je dan niet leerlingen met één of twee jaar Spaans op deze websites kunt loslaten, heb ik via Ana Llamazares, docente Spaans aan de Hogeschool Utrecht, twee derdejaars studenten bereid gevonden om als onderdeel van het eigen examenprogramma de opgegeven websites te bestuderen en eruit te halen wat antwoord geeft op de vragen over de toeristische aantrekkingskracht van de Spaanse kust en de daar gelegen badplaatsen. Beide deeltijdstudentes América Malaver Ramírez en Dolors Pi Pujol hebben de antwoorden op de vragen gevonden en in het Nederlands vertaald. In hun schema staan de nummers van de hierboven vermelde websites en de pagina's waar studentes de antwoorden hebben gevonden.
Examenvragen aardrijkskunde |
Website + pagina * |
Gevonden antwoorden |
1. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van toeristische gebieden in Spanje? |
website 3
|
diversiteit in toeristisch aanbod (zon en stranden, cultureel toerisme, landelijke toerisme), mogelijkheid om veel sporten te beoefenen. |
2. Wat zijn verschillen en overeenkomsten tussen toeristische gebieden in Spanje? |
website 7 en 3 |
Warmer klimaat in NO en O (Middellandse zee gebied) en kouder en vochtig klimaat in het NW (rustiger stranden).Verschil in aanbod (cultureel, landelijk, stranden): aan de kust of in het binnenland en in de bergen. overeenkomsten????
|
3. Waar heeft de ontwikkeling van het toerisme geleid tot aantasting van de natuur in Spanje? |
website
4 p. 48, 49, 50 |
Vooral in de kustgebieden (Balearische eilanden, Cataluña) bij de Middellandse zee. Die gebieden krijgen het maximum aan toerisme en daardoor gaan ecologische nissen verloren, fauna en flora verdwijnen of worden verdrongen, het landschap verandert (aangetast door het bouwen van flats en wegen). Veel productie van vuilnis. Te veel water verbruik, vervuiling van de omgeving. |
4. In hoeverre is de ontwikkeling van het toerisme in Spanje beïnvloed door het prijspeil en de politieke situatie? |
website 5 p. 3 |
Vanaf 1950. Prijzen in het begin waren laag in vergelijking met die in de Noord-Europese landen. Nu wordt geprobeerd om anderen vormen van toerisme aan te bieden, aan de kust maar ook in het binnenland en in de bergen. |
5. In hoeverre heeft de ontwikkeling van het toerisme in Spanje bijgedragen aan de economische ontwikkeling van het land? |
website 5 p. 1,3, 5 |
De grote impuls was in de jaren 50 en 60. Het was van zeer grote invloed op de economie van Spanje (bv. nieuwe bannen werden gecreëerd, bron van inkomsten vanwege de uitgaven van de toeristen). Nu is het nog steeds een van de belangrijkste bronnen van inkomsten. |
6. Welke toeristische gebieden (costas) liggen aan de Spaanse kust? |
website 3 |
Costa Brava, Costa Dorada, Costa Blanca, Costa Calida (Mar menor), Costa del Sol, Costa de la Luz, Islas Baleares, Rias Bajas (A Coruña en Pontevedra), Asturias, Cantabria. |
7. Tot welk toeristisch gebied in Europa behoort de Spaanse kust? |
website 7 |
Middellandse zee gebied samen met Frankrijk en Italië. |
8. Waar bevinden zich in een Spaanse badplaats de attractiepunten, waar wordt de toeristenstroom gereguleerd en waar bevinden zich de stiltegebieden waar toeristen zoveel mogelijk geweerd worden? |
|
Attractiepunten vooral de stranden. Gereguleerd en geweerd worden: Als er nationale parken en natuurreservaten in de omgeving liggen, Nationale parken (=Beschermd natuurgebieden. De graad van bescherming is ws. minder dan bij natuurreservaten (recreatie, natuureducatie en natuurbeschrming. Het menselijk ingrijpen blijft beperkt. Ze zijn voor iedereen toegankelijk Natuurreservaten (Parques Naturales) (= gebied dat erg belangrijk is voor fauna en flora en is onder bescherming gezet. Mensen mogen weinig activiteiten uitvoeren en niets meenemen. Ze moeten toestemming aanvragen om in groepen te wandelen bijvoorbeeld). |
9. Waar vindt in Spanje concentratie, spreiding, en beperking van toerisme plaats? |
website 6, |
Concentratie in Cataluña, Baleares, Canarias en Andalucía. Vooral aan de kust. Er wordt nu overal geprobeerd andere typen toerisme aan te bieden. |
10. Welke algemene en bijzondere factoren hebben bijgedragen tot de opkomst van Marbella en van Lloret de Mar als badplaats? |
website 1 en 2 |
Beide waren oorspronkelijk vissersdorpen waar landbouw ook heel belangrijke rol speelde. Lloret was begin XX eeuw een rijk dorp (handel met Amerika). De grote herenhuizen werden in hotels omgebouwd. Aantrekkelijk door de mooie, grote stranden van grof zand, het schone water, de mooie omgeving, het culturele aanbod (archeologische vondsten, middeleeuwse kastelen, kerkjes). Vanaf de jaren 50 en 60 wordt toerisme steeds belangrijker. Groeit het aanbod aan mogelijkheden voor het beoefenen van verschillende sporten. De afstanden naar Barcelona, Girona en de Franse grens en de goede verbindingen zijn ook een deel van het succes als badplaats. Marbella probeerde al aan het begin van de XX eeuw Engelsen en Fransen die naar Gibraltar en Tanger reisden, de stad aan te prijzen door middel van informatiefolders in beide talen. Vooral vanaf 1943, toen er luxe woningen (luxe bungalows) gebouwd werden, kwamen er rijken, beroemdheden en artiesten naar Marbella. Ook werd Marbella aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders. Vanaf 1991 vond een “face lift” van de stad plaats. Er worden ook evenementen buiten het zomer seizoen georganiseerd om mensen buiten dit seizoen aan te trekken. |
OPMERKINGEN DOLORS:
Soms is de taal op hoog niveau en de vraag is of de leerlingen met een
lang traject Spaans het aankunnen. Misschien als ze eerst globaal lezen en
daarna selectief, zullen ze de vragen toch kunnen beantwoorden. Ik merk dat
leerlingen vaak Wikipedia gebruiken als enig bron. Ze beschouwen deze
encyclopedie als zeer betrouwbaar. Mijn vraag is: hoe betrouwbaar is Wikipedia?
Want mensen kunnen steeds gegevens veranderen en onjuistheden naar gelang
zetten.
OPMERKINGEN AMERICA:
wordt vervolgd
Vakondersteunend leren (VOL) 4
Economie en Engels
Wat begint als een projectplan kan ook uitlopen op
vakondersteunend leren van Engels en economie, zoals het voorbeeld laat zien van
de samenwerking op handelsgebied tussen de Rotterdamse
G.K. van
Hogendorpschool, een VMBO voor Handel en Administratie ( http://www.gkh.nl/) en de Sultanahmet Anadolu
Ticaret Lisesi (Sultanahmet Anatolian Trade High School) uit Istanbul. Het
is de eerste middelbare handelsschool in Turkije. 'In het kader van de
samenwerking tussen Rotterdam en Istanbul gaan leerlingen van beide scholen met elkaar handel
drijven. Leerlingen uit Rotterdam importeren met “hun bedrijf” goederen uit
Istanbul en leerlingen uit Istanbul exporteren met “hun bedrijf” naar Rotterdam.
Hiermee vindt direct aansluiting plaats op het economie-onderwijs van beide
onderwijsinstellingen. Als onderdeel van het project wordt ook ingegaan op
Europa en cultuurverschillen. In het project wordt gebruik gemaakt van de
modernste technieken. Leerlingen hebben via webcams contact met elkaar. Er zijn
zelfs gezamenlijke lessen waarbij van nieuwe internet-technieken gebruik wordt
gemaakt. Volgens de school is een levensechte
ervaring de beste leerschool. Deze overtuiging bracht de Rotterdamse school ertoe om
dit
bijzonder levensecht project te starten.
Maar, wil het project
uitgroeien tot een regulier onderwijsdoel voor economie, dan is zoals voor
aardrijkskunde en geschiedenis het examenbesluit van belang
http://www.eindexamen.nl/9336000/1/j9vvgodkvkzp4d4/vg41h1k29e00/f=/bestand.doc?noframes=1:
Code |
|
Exameneenheid |
|
Leerweg |
||
|
|
|
|
B |
K |
G |
|
|
Kerndeel |
|
|
|
|
HV/K/1 |
|
Oriëntatie op de handel |
|
X* |
X |
X* |
HV/K/2 |
|
Professionele vaardigheden |
|
X |
X |
X |
HV/K/3 |
|
Werken in de handel |
|
X* |
X |
X |
HV/K/4 |
|
Kassa |
|
X* |
X |
X |
HV/K/5 |
|
Presentatie en goederenverwerking |
|
X* |
X |
X* |
HV/K/6 |
|
Goederenbeheer |
|
X* |
X |
X |
HV/K/7 |
|
Bedrijfseconomisch rekenen |
|
X* |
X |
X |
HV/K/8 |
|
Assortiment |
|
X* |
X |
X |
HV/K/9 |
|
Verkopen |
|
X* |
X |
X* |
HV/K/10 |
|
Detailhandelsmarketing |
|
X* |
X |
X |
HV/K/11 |
|
Presentatietechnieken 1 |
|
X* |
X |
|
HV/K/12 |
|
Presentatietechnieken 2 |
|
X* |
X |
|
HV/K/13 |
|
Commerciële presentatie 1 |
|
X* |
X |
|
HV/K/14 |
|
Commerciële presentatie 2 |
|
X* |
X |
|
HV/K/15 |
|
Algemene materialenleer |
|
|
X |
|
HV/K/16 |
|
Oriëntatie op de food-branche D |
|
X* |
X |
|
HV/K/17 |
|
Oriëntatie op de mode-branche D |
|
X* |
X |
|
HV/K/18 |
|
Financieel beheer/financieringsplan |
|
|
X |
|
HV/K/19 |
|
Boekhouden |
|
|
X |
|
HV/K/20 |
|
Bedrijfseconomisch en juridisch beheer |
|
|
X |
|
Code |
|
Exameneenheid |
|
Leerweg |
||
|
|
|
|
B |
K |
G |
|
|
Verrijkingsdeel |
|
|
|
|
|
|
Verrijkingsdeel voor de kaderberoepsgerichte leerweg |
||||
HV/V/1 |
|
Integratieve opdracht |
|
|
X |
|
|
|
Verrijkingsdeel voor de basisberoepsgerichte en gemengde leerweg (niet verplicht) |
||||
HV/V/1 |
|
Integratieve opdracht |
|
|
|
X |
HV/K/18 |
|
Financieel beheer/financieringsplan |
|
X* |
|
|
HV/K/19 |
|
Boekhouden |
|
X |
|
|
HV/V/2 |
|
Calculatie en rekenen |
|
X |
|
|
HV/V/3 |
|
Calculatie en begroting |
|
X |
|
|
Ik heb de school gevraagd me te informeren over de relatie tussen het project en het examenprogramma economie door aan te geven welke
exameneenheden in de contacten met de partnerschool aan de orde komen. Vervolgens wilde ik natuurlijk graag weten hoe de docenten Engels/Turks de leerlingen in de voor hen vreemde taal hebben laten communiceren. Het gaat daarbij om de vraag of de leerlingen eerst lessen economie krijgen over het handel drijven met de partnerschool om daarna het daarbij horende Engelse taalmateriaal te leren en te oefenen zodat ze zich tijdens de videoconferenties goed kunnen uiten.Vakondersteunend leren met Engels (als voertaal), aardrijkskunde, biologie en economie
Vakondersteunend Economie en Engels (Bron:
Barbara J.Feldman)
Babysitten maar dan als inkomstenbron van je eigen
bedrijf. Hoe pak je dit aan? Dat staat in het online tijdschrift Goolgoplex
Googolplex: From Babies to Bucks:
http://googolplex.cuna.org/12433/ajsmall/story.html?doc_id=634
Googolplex is an online magazine for teens, from University Credit Union, with
an emphasis on making money. This page deals with treating your babysitting as a
business. Visit to learn about creating a business plan (How often do you want
to babysit?), finding investors (who will pay for a first-aid class?) and
advertising. Click on any of the brown-highlighted phrases to view more details
in a popover window.
Spookstad
te koop Wat geld over en op zoek naar een origineel cadeau voor de feestdagen? Misschien is Albert dan iets voor u. Albert is de naam van een onbewoond stadje in de Amerikaanse staat Texas. De eigenaar heeft het plaatsje onlangs te koop aangeboden voor een bedrag van 2,5 miljoen dollar. Het hoogste bod bedraagt inmiddels echter al ruim het dubbele. Ga naar deze Surftip (Bron: HCC magazine van 9 november 2007) |
Soms stuit je bij toeval op een website waarvan je meteen denkt: kassa! Dit is het geval met http://www.alberttexas.com/home/. Een historisch stadje te koop voor $ 2.500.000. Wie wil dan niet rijk zijn? Maar voordat je je eigenaar kunt noemen, heb je veel onderzoek nodig waarbij samenwerking tussen aardrijkskunde, biologie en economie nodig is. In deze vaklokalen gaan de leerlingen eerst met hun docenten nadenken over de vragen die ze aan de verkoper moeten stellen: over de samenstelling van de grond en bebouwing van gewassen, graan, maïs enzovoort, kosten van arbeid en machines, de opbrengst van het land. Samenstelling bevolking, waarom die leegstand van het dorp, klimaat, leefomgeving, criminaliteit enzovoort. Uiteindelijk moeten de lessen economie uitwijzen of dit een verstandige investering is of niet. De geopperde vragen komen vanuit het Nederlands in het vaklokaal Engels, waar de docent en de leerlingen wel raad weten met de adequate formulering van de vragen in de doeltaal en de op de website van het dorp gevonden antwoorden daarop. In de andere vaklokalen kunnen de antwoorden bijdragen tot een gefundeerde mening over aankoop of niet.
Wat moet de koper weten vanuit de vaklokalen aardrijkskunde, biologie, economie voordat hij een bod doet?
Frans en economie
De Franse regering heeft een online spel opgezet waarin spelers hun kennis van
het beheer van rijksfinanciën kunnen laten zien en vergroten. Het draagt de
passende titel Cyber budget. De speler
vervangt de minister van Financiën en moet de begroting voorbereiden, de gelden
verdelen over de departementen en deze ook verder beheren. Hij moet
onderhandelingen voeren, rekening zien te houden met overheidstekorten en
overschotten, kortom alles doen om het land niet failliet te laten gaan. Na
afloop van het spel wordt automatisch de balans opgemaakt en krijgen de beste
spelers een verrassing. De pseudo-minister heeft een bibliotheek tot zijn
beschikking waar alfabetisch gerangschikt alle moeilijk woorden uit de economie
worden verklaard.
Dit spel heeft een educatieve functie voor de Fransen. Zij leren door zelf ministertje
te spelen, begrip te krijgen voor de problemen van de enige echte minister van
Financiën. Zij zullen na het spelen alerter zijn op krantenberichten waarin
economische problemen staan beschreven en misschien dan zelf een betere
oplossing kunnen bedenken dan de minister. Experimenten moeten uitmaken of dit
spel vakoverstijgend in de hogere leerjaren van het voortgezet onderwijs bij
Frans en Economie ingezet kan worden. Dit zal zeker het geval zijn voor
studenten Frans aan universiteit of hogeschool.