VOL
Omhoog

Vakondersteunend leren (VOL) deel 1

Ter inleiding............

Ter kennisname: http://www.edusite.nl/edusite/columns/17134.
Column van Saskia Brand-Gruwel in Edusite van 31 januari 2007: Waarom informatievaardig worden? Ik kan toch googlen!

Een citaat
I
n het voortgezet onderwijs zegt 87 procent van de leerlingen gebruik te maken van bronnen die ze gevonden hebben op internet bij het uitvoeren van deze taken. De vraag is echter: Hoe zoeken leerlingen naar die informatie? Hoe selecteren ze websites en hoe beoordelen ze wat ze daar vinden? Hoe bepalen ze welke informatie bruikbaar is? Met andere woorden: hoe informatievaardig zijn leerlingen en studenten eigenlijk?

Mijn naar Edusite gestuurd commentaar:

Ervaren docenten weten dat ze hun leerlingen niet moeten overschatten. Ze laten leerlingen zonder uitleg vooraf niet alleen los op leerstof in het lesboek, tenzij dit in een gegeven lessituatie onderdeel is van een didactische aanpak. Wat je niet doet met de traditionele leermiddelen, moet je ook niet doen met internetbronnen. Docenten kunnen hun leerlingen dus verwijzen naar informatierijke internetbronnen die dezelfde functie hebben als de papieren informatie. Het enige verschil met het leerboek is dat de lesstof digitaal wordt aangeboden. Staat bij geschiedenis bijvoorbeeld Napoleon op het lesrooster, dan zal de geschiedenisleraar vooraf de leerlingen duidelijk maken, wat hij wil dat ze over hem vanuit de digitale informatiebron mee naar het leslokaal moeten nemen. Hij kan samen met de leerlingen bijvoorbeeld een aantal vragen bedenken waarop ze na consultatie van de bron het antwoord moeten weten. Niet de zoveelste PowerPoint presentatie, niet knip en plak informatie uit de bron. Gewoon........ouderwets.......weten wie Napoleon is en wat hij allemaal heeft gedaan enzovoort. Vanuit de bron nemen de leerlingen hun opgedane kennis mee naar het leslokaal en worden daar overhoord. Leerlingen willen nu eenmaal een beloning voor hun inspanning. Houvast en geen dwaaltocht zonder tastbaar resultaat op internet. Dit is toch een ouderwetse vorm van nieuw leren! Of niet?

John Daniëls ( 1 feb 2007)
[ reageren ]

Nu documenten uit de hele wereld via het internet beschikbaar zijn, kunnen deze in een andere taal dan die van de leerlingen heel goed als lesmateriaal bij andere vakken zoals bij aardrijkskunde en geschiedenis worden ingezet. In de digitale vaklokalen aardrijkskunde, geschiedenis en op de websites van de vakverenigingen KNAG en VGN vind je grotendeels internetbronnen in de moedertaal. Want de leerlingen die voor hun examen geschiedenis iets moeten leren bijvoorbeeld over Napoleon, zullen van hun docent geschiedenis geen Franstalige bronnen hoeven te raadplegen, omdat niet alle leerlingen Frans in hun pakket hebben. Als docenten zaakvakken eerst bepalen wat hun leerlingen van een buitenlands onderwerp moeten weten en vervolgens aan de talendocenten vragen om met hun leerlingen de daarbij horende internetbronnen te zoeken en te lezen, dan ontstaat een vorm van vakondersteunend leren.

Vicieuze cirkel
Leerlingen raadplegen geen anderstalige bronnen, die ze niet of met grote moeite kunnen lezen. Daarom kunnen docenten van niet-talenvakken ze daar ook niet toe verplichten. Talendocenten zullen hun leerlingen niet confronteren met internetteksten voor aardrijkskunde of geschiedenis in de doeltaal, als daar geen aanleiding voor is. Zo opereren de schoolvakken gescheiden van elkaar met elk hun doelstellingen en eindtermen. Dit is een moeilijk te doorbreken vicieuze cirkel.
Hoe gescheiden de schoolvakken van elkaar opereren, is duidelijk te zien aan de hand van het volgende voorbeeld: in de twee digitale vaklokalen geschiedenis en ook bij Histoforum ontbreekt elke verwijzing naar LeMO dat staat voor: Lebendiges virtuelles Museum Online  (http://www.dh-museum.com/lemo/html/weimar/index.html). De verwijzing daarnaar met uitleg staat wel in het vaklokaal Duits van de Digitale school (http://www.duits.de/ ), want dat heeft bij de links een aparte rubriek voor geschiedenis. Daar staat ook wat de bezoeker er kan vinden:’LeMO ist ein gemeinsames Projekt des Deutschen Historischen Museums (DHM), und des Haus der Geschichte der Bundesrepublik Deutschland (HdG)'. Je vindt er de Duitse geschiedenis van 1871 tot heden, verdeeld in perioden met uiteraard de Weimarer Republik.
De webmaster van het vaklokaal Duits heeft de koppeling naar LeMO terecht wel geplaatst, want het museum is rijk voorzien van teksten, afbeeldingen uit alle besproken perioden en heeft allerlei audio- en videobestanden. Duits kun je er dus zeker leren. Maar dat de Vereniging van Geschiedenisdocenten Nederland, noch het vaklokaal van de Digitale School geen link leggen naar deze fantastische bron voor het geschiedenisonderwijs, zal waarschijnlijk wel te wijten zijn aan het feit dat er geen Engelse versie beschikbaar is en dat de leerlingen nu eenmaal niet gemotiveerd zijn kennis te vergaren over een belangrijke periode uit de Europese geschiedenis in een taal die ze niet of niet voldoende beheersen.

Histoforum
Ik trof de koppeling naar Histoforum aan in het vaklokaal geschiedenis van de Digitale school (www.digischool.nl/gs/). Histoforum is ontwikkeld door geschiedenisdocent Albert van der Kaap. Hij is leerplanontwikkelaar/projectleider bij slo in Enschede. Daar werkt hij mee aan het project samenhang in de profielen. Voor de profielen C&M, E&M en de natuurprofielen onderzoekt hij mede de mogelijkheden van één profielprogramma, gegeven de huidige niet op elkaar afgestemde programma’s van de diverse vakken.

I

Histoforum biedt een overzicht van links, geordend op periode, land, onderwerp, persoon en alfabet. Daarnaast zijn er speciale rubrieken. 
Om te kijken of de website toch koppelt tussen geschiedenis en Duits, ging ik op zoek naar de Weimar Republiek. Daarvoor kies je eerst Duitsland, als periode de 19e eeuw en daarvan de Weimar Republiek. Ik tref vijf websites met Weimar in de titel. Drie daarvan zijn Engelstalig. Dat betekent niet dat ze niet deugen, zoals de website http://www.historylearningsite.co.uk/hyperinf.htm met een artikel over de hyperinflatie en de werkloosheid die vanaf september 1928 van 650.000 opliep naar 6.100.000 in januari 1933. De inhoud van deze website is dus zeker vakondersteunend interessant voor de lessen economie en Engels.
Histoforum levert ook een Tijdbalk 1918-1933, een geheel Duitstalig overzicht van gebeurtenissen, verdeeld in de verschillende perioden tussen 1918 en 1933. Dit document hoort zeker thuis in vakondersteunend leren Duits en geschiedenis.
Verder lijkt me geschikt Wahlen in der Weimarer Republik. Je vindt er in het Duits alle verkiezingsuitslagen tussen 1919 en 1933. Het is interessant om te zien hoe snel de NSDAP een overgrote meerderheid verwerft in het parlement, maar ook in het bestuur van de verschillende Länder.
Dat is natuurlijk een magere oogst als je bedenkt hoe belangrijk deze periode is voor de ontwikkelingen in de wereld. Ik heb daarom Albert van der Kaap van Histoforum om commentaar gevraagd over mijn idee om leerlingen teksten uit belangrijke historische perioden met hulp van een talendocent te laten bestuderen. In zijn antwoord meldt hij dat het heel goed mogelijk is om geschiedenis te onderwijzen in samenhang met één of meer moderne vreemde talen. Er bestaat hier en daar al samenwerking, meestal in de vorm van projecten. Hij schrijft: ‘het lesmateriaal Sparta en Athene (http://histoforum.digischool.nl/athene/ ) bestemd voor de brugklas, bestaat voor een deel uit Engelstalige bronnen. Omdat dit bronnenmateriaal afkomstig is van een Engelstalige site bestemd voor het basisonderwijs, denk ik dat het geschikt is/zou kunnen zijn voor onze brugklassen havo/vwo. Om dat te testen zou het gebruikt moeten worden tijdens een project geschiedenis-Engels, maar voor zover ik weet is dat nog niet gebeurd. Een andere opdracht waarvan het bronnenmateriaal Engelstalig is, is een praktische opdracht over de Koude Oorlog (http://www.digischool.nl/gs/community/histoforum/koudeoorlog/). In diverse webquests op Histoforum (http://www.digischool.nl/gs/community/histoforum/lesmateriaal.htm) wordt verwezen naar Engelstalige bronnen. Van bijvoorbeeld de webquest over Egypte  (http://www.digischool.nl/gs/community/nijl/), de Olympische Spelen in de Oudheid (http://www.digischool.nl/gs/community/histoforum/os/os.htm) en Democratie in het oude Athene (http://www.digischool.nl/gs/community/democratie/) weet ik dat dit materiaal geregeld wordt gebruikt. Ik weet niet of hierbij ook de Engelstalige bronnen worden geraadpleegd. Mogelijk is bijvoorbeeld ook een serie op video opgenomen colleges van Eugen Weber:  (http://www.learner.org/resources/series58.html?pop=yes&vodid=339834&pid=843 ) die in de bovenbouw van het vwo bruikbaar zijn. Ook Franstalige filmpjes over bijvoorbeeld Vercingetorix (uit een serie voor de onderbouw) lijken geschikt als lesmateriaal. Deze op zich aardig gemaakte serie, met mooi gesproken Frans, maakt evenwel ook een probleem duidelijk: eigenlijk sluit geen enkel filmpje goed aan bij onderwerpen die bij geschiedenis worden behandeld. Een gemiste kans.  Er zijn waarschijnlijk meer van deze programma's, die in streaming video op internet te vinden zijn. Voor het ontwikkelen van goede samenwerkingsprojecten is echter veel tijd en geld nodig’.

Die Weisse Rose

Lesmateriaal dat in toenemende mate gebruikt wordt is Die Weisse Rose. Het bronnenmateriaal in dit lespakket over de gelijknamige verzetsgroep is Duitstalig. Een collega van Albert van der Kaap van de slo heeft dit materiaal succesvol gebruikt in 4/5 vwo. Op dit moment onderzoekt hij samen met die collega op welke wijze het bronnenmateriaal moet worden aangepast/geannoteerd om het ook in 4 havo te kunnen gebruiken’. 
 

Dat dit lesmateriaal afkomstig is uit het vaklokaal geschiedenis moge blijken uit de door Albert van der Kaap geformuleerde doelstellingen die een docent Duits waarschijnlijk nooit zou hebben kunnen bedenken omdat die niet tot zijn vakgebied behoren:

Doelstellingen

  1. Leerlingen ontdekken, aan de hand van een voorbeeld, waarom mensen aanvankelijk enthousiast op het Nazi-regime reageren.
  2. Zij leren begrijpen waarom de Scholls anders over Hitler gaan denken en in het verzet terecht komen.
  3. Leerlingen kunnen discussiëren over deelname aan het verzet.
  4. De leerlingen leren de volgende benaderingswijzen (of structuurbegrippen) hanteren:

De opdrachten
Ook aan de opdrachten is te zien dat deze uit het geschiedenislokaal afkomstig zijn en niet uit het lokaal Duits. De bronnen bij de eerste drie opdrachten zijn fragmenten uit het boek Die Weisse Rose van Inge Scholl. De bronnen zijn in het Duits, de vragen en opdrachten in het Nederlands, zoals te zien in opdracht 3:  

Deze opdrachten hebben betrekking op de periode waarin Hans en Sophie betrokken raakten bij het verzet tegen Hitler. Gebruik voor het maken van deze opdrachten de bronnen 13 t/m 23, het laatste pamflet van 'Die Weisse Rose' en fragmenten uit het boek van Inge Scholl.

Het verzet

  1. Lees bron 13. Tot wie richten de leden van 'Die Weisse Rose' zich in dit pamflet?
  2. Noem drie verwijten die in dit pamflet aan Hitler worden gemaakt.
  3. Waar roept het pamflet toe op?
  4. Hitler en de nationaal-socialisten lieten zich leiden door waarden die grote invloed hadden op de Duitse jeugd. Maar, zoals je in de  bronnen 13 en 16 t/m 22 kunt lezen, waren er ook jongeren die er andere ideeën op na hielden. Hieronder staan in de linkerkolom waarden van de nationaal-socialisten. Zet in de rechterkolom welke waarden de leden van de verzetsgroep 'Die Weisse Rose' hier tegenover stelden.

De opdrachten 4 en 5 zijn geschiedenisopdrachten. De auteur heeft de Duitstalige bronnen vertaald in het Nederlands, maar verwijst als volgt ook naar Duitstalige bronnen: 'zie ook http://www.gonschior.de/weimar/Deutschland/index.htm voor meer informatie over verkiezingen in Duitsland ten tijde van de republiek van Weimar. Klik op Deutsches Reich en Reichstag'. Als de leerlingen voor het uitvoeren van opdracht 4 deze Duitstalige bronnen niet nodig hebben, dan zullen ze deze natuurlijk ook niet raadplegen. Vandaar dat je zo’n onderwerp van het geschiedenislokaal beter kunt overhevelen naar dat van Duits. Dan kunnen de leerlingen niet meer om die taal heen.

Verslag
In opdracht 5 moeten de leerlingen een verslag schrijven. Dit fungeert als evaluatie van de uitgevoerde opdrachten voor het vaklokaal geschiedenis en niet voor Duits, want, hoewel ze voor deze opdrachten ook weer de Duitstalige bronnen van Inge Scholl moeten raadplegen, schrijven de leerlingen hun verslag in de moedertaal. Toch zouden docenten Duits kunnen profiteren van het werk van hun collega geschiedenis als ze zouden eisen dat de leerlingen deze opdrachten voor het verslag niet in het Nederlands, maar in het Duits schrijven:

Het boek Die Weisse Rose voorziet in de eerste plaats het vaklokaal geschiedenis van bronnenmateriaal over een belangrijke periode. Deze Duitstalige bronnen komen uit dit vaklokaal geschiedenis en niet vanuit dat van Duits, dus de docenten Duits hoeven er niet voor in het geweer te komen. De voertaal in het geschiedenislokaal is nu eenmaal Nederlands. Maar de talendocenten zouden er volgens mij goed aandoen om deze handreiking van hun geschiedeniscollega in dank te aanvaarden en te bedenken dat ze teksten en opdrachten nodig hebben voor het examen leesvaardigheid. Dat ze deze krijgen aangeleverd vanuit andere vaklokalen is dan mooi meegenomen. Ze moeten er dan wel voor zorgen dat hun leerlingen na drie jaar Duits de opgegeven bronnen kunnen lezen en begrijpen. Als de minister van OC&W die mening deelt, dan zou hij gewoon weer net als vroeger Frans, Duits en Engels op havo/vwo vanaf de eerste tot en met de derde verplicht moeten stellen.

Hier is dan een fragment uit die Weisse Rose van Inge Scholl.
Het lijkt me sterk dat leerlingen na drie jaar Duits zo'n fragment niet kunnen lezen.

ROSE1.JPG (27438 bytes)

An einem Morgen hörte ich auf der Schultreppe eine Klassenkameradin zur andern sagen: ‘Jetzt ist Hitler an die Regierung gekommen.’ Und das Radio und alle Zeitungen verkündeten: ‘Nun wird alles besser werden in Deutschland. Hitler hat das Ruder ergriffen.’Zum erstenmal trat die Politik in unser Leben. Hans war damals 15 Jahre alt, Sophie 12. Wir hörten viel vom Vaterland reden, von Kameradschaft, Volksgemeinschaft und Heimatliebe. Das imponierte uns, und wir horchten begeistert auf wenn wir in der Schule oder auf der Strasse davon sprechen hörten. Denn unsere Heimat liebten wir schr, die Wälder, den Fluss und die alten, grauen Steinriegel, die sich zwischen den Obstwiesen und Weinbergen an den stellen Hängen emporzogen. Wir hatten den Geruch von Moos, von feuchter Erde und duftenden Äpfeln im Sinn, wenn wir an unsere Heimat dachten. Und jeder Fussbreit war uns dort vertraut und lieb. Das Vaterland, was war es anderes als die grössere Heimat all derer, die die gleiche Sprache sprachen und zum selben Volke gehörten. Wir liebten es und konnten kaum sagen, warum. Man hatte bisher ja auch nie viele Worte darüber gemacht. Aber jetzt, jetzt wurde es gross und leuchtend an den Himmel geschrieben. Und Hitler, so hörten wir überall, Hitler wolle diesem Vaterland zu Grösse, Glück und Wohlstand verheffen; er wolle sorgen, das jeder Arbeit und Brot habe; nicht ruhen end rasten wolle er, bis jeder einzelne Deutsche ein unabhängiger, freier und glücklicher Mensch in seinem Vaterland sei. Wir fanden das gut, und was immer wir dazu beitragen konnten, wollten wir tun. Aber noch etwas anderes kam dazu, was uns mit geheinmisvoller Macht anzog und mitriss. Es waren die kompakten marschierenden Kolonnen der jugend mit ihren wehenden Fahnen, den vorwärtsgerichteten Augen und dem Trommelschlag und Gesang. War das nicht etwas Überwältigendes, diese Gemeinschaft? So war es kein Wunder, dass wir alle, Hans und Sophie und wir anderen, uns in die Hitlerjugend einreihten.  

Het kan nog beter als…..
Docenten aardrijkskunde en geschiedenis vinden in hun examenprogramma’s elk jaar onderwerpen die betrekking hebben op het buitenland. Zij melden zich met het programma en de opdrachten bij de docent van de betreffende taal. Deze gaat met zijn leerlingen op zoek naar de internetbronnen waar in de doeltaal de verlangde informatie is te vinden. Ze gaan die bestuderen waarna de leerlingen terugkeren naar de opdracht gevende docent om zich in de moedertaal te laten overhoren. Daarmee ondersteunen talendocenten hun collega’s van het betreffende zaakvak. Ze moeten er dan wel voor zorgen dat hun leerlingen na drie jaar onderwijs de opgegeven documenten kunnen lezen en begrijpen. Als de minister van OC&W die mening deelt, dan zou hij gewoon weer net als vroeger Frans en Duits op havo/vwo vanaf de eerste tot en met de derde klas verplicht moeten stellen.


Vakondersteunend leren (VOL) 2

Nu de hele wereldgeschiedenis in de schooltalen vanaf internet is te downloaden, kunnen docenten geschiedenis en moderne vreemde talen samenwerken. De geschiedenisdocent informeert zijn talencollega over het onderwerp dat op het lesprogramma staat en geeft aan wat de leerlingen daarvan moeten weten. De talendocent zoekt met zijn leerlingen de daarbij horende bronnen op in de doeltaal, behandelt deze in de klas zodat de leerlingen zich daarna bij geschiedenis in de moedertaal kunnen laten overhoren. Met enkele voorbeelden uit het examenprogramma geschiedenis laat John Daniëls zien hoe talendocenten met hun leerlingen op bestelling aan het werk kunnen gaan.

In 2003 kreeg een projectgroep van het Instituut voor Geschiedenis Didactiek (IVGD), cito en slo van minister Van der Hoeven de opdracht middels een pilot te onderzoeken of een centraal examen gebaseerd op de voorstellen van de Commissie Historische en Maatschappelijke Vorming (commissie De Rooij) mogelijk was. Meer concreet luidde de vraag of een haalbaar en aanvaardbaar examen kon worden ontwikkeld. Met een achttal scholen, verspreid over heel Nederland, werd in augustus 2004 gestart. De pilot had alleen betrekking op havo en er waren zo'n twintig docenten bij betrokken. Leerlingen van 4 havo van de acht deelnemende scholen begonnen met een aangepast programma dat zou moeten uitmonden in een examen in mei 2006 (Bron: Albert van der Kaap en Edwin Marshall: Het nieuwe geschiedenisexamen in de tweede fase (SLO, Enschede, december 2006, http://www.vgnkleio.nl/bestanden/slo_publ._het_nieuwe_geschiedenisexamen_in_de_tweede_fase.pdf).

andere bronnen:
http://www.eindexamen.nl/9336000/1/j9vvgodkvkzp4d4/vhkukvy6zaxt/f=/bestand.doc?noframes=1
http://www.ivgd.nl/examen/eersteexamen.htm.
De geschiedenis is ingedeeld in 10 tijdvakken. Daarvan wordt vermeld: elk van de tien tijdvakken wordt nader gespecificeerd door een aantal kenmerkende aspecten die bewust globaal zijn gehouden. Leerlingen moeten bij elk van de kenmerkende aspecten een passend voorbeeld kunnen geven van een gebeurtenis, een ontwikkeling, een verschijnsel of een handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld kunnen gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken. Om dit te kunnen, hebben de leerlingen bronnen nodig waaruit de gewenste informatie is te halen. Dat kunnen dus ook anderstalige bronnen zijn.

Spotprenten
In één van de pilots voor de nieuwe examens staat het volgende: 'zo liet een docent leerlingen spotprenten en afbeeldingen verzamelen die kenmerkend zijn voor een tijdvak. De docent die in de pilot de leerlingen spotprenten en afbeeldingen liet verzamelen, zou dat ook kunnen laten doen in samenwerking met zijn talencollega’s en hun leerlingen. Afbeeldingen met bijhorende korte tekst komen dan uit de talenlokalen. Als deze passen in het lesprogramma geschiedenis, dan worden ze eerst behandeld in het lokaal van de betreffende taal, waarna de leerlingen bij geschiedenis laten zien wat ze ervan hebben geleerd.

[Zeitschrift: "Der Dolchstoss" Süddeutsche Monatshefte, 1924]

 

1918-1933 Dolchstoßlegende
Das Waffenstillstandsersuchen der Obersten Heeresleitung (OHL) von Anfang Oktober 1918 traf die deutsche Bevölkerung wie ein Schock. Die Kriegspropaganda hatte bis zum Schluß keinen Zweifel an einem deutschen Sieg zugelassen, und die deutschen Truppen standen noch immer tief in Frankreich und Rußland. Eine militärische Niederlage schien unfaßbar.
Auch der Sozialdemokrat Friedrich Ebert empfing am 10. Dezember 1918 die nach Berlin zurückkehrenden Feldtruppen mit den Worten "kein Feind hat euch überwunden". Eine politische Stoßrichtung erhielt diese Aussage, als der ehemalige Feldmarschall Paul von Hindenburg am 18. November 1919 vor dem Untersuchungsausschuß der Nationalversammlung über die Ursachen des militärischen Zusammenbruchs von einer heimlichen und planmäßigen "Zersetzung von Flotte und Heer" sprach. Sich auf einen englischen Offizier berufend, gab Hindenburg zu Protokoll, die deutsche Armee sei "von hinten erdolcht worden". Damit verlagerte er die Verantwortung für die militärische Niederlage von der Obersten Heeresleitung auf die politische Ebene. Er machte die Friedensresolution von 1917 für den militärischen und politischen Zusammenbruch ebenso verantwortlich wie etwa den Munitionsarbeiterstreik von 1918.
Vor allem die Parteien der extremen Rechten, die Deutschnationale Volkspartei (DNVP) und die Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP), nutzten die auf Hindenburgs Autorität gestützte "Dolchstoß-Legende" zur haßerfüllten Agitation gegen die politischen Vertreter und Anhänger der Weimarer Republik.
Verantwortlich für die deutsche Niederlage war aber nicht die innenpolitische Opposition, sondern entscheidend dafür war die militärische Überlegenheit der Gegner - wie auch Hindenburg und Erich Ludendorff am 14. August 1918 gegenüber Kaiser Wilhelm II. eingeräumt hatten.

Soldaten in de eerste wereldoorlog 
De docenten geschiedenis van KSG De Breul in Zeist gaven de leerlingen van 4 havo de opdracht om een folder te maken over het leven van soldaten tijdens de eerste wereldoorlog. De leerlingen kregen hulp in de vorm van enkele websites waar ze terecht zouden kunnen voor extra informatie. Daarbij zit de voortreffelijke en gelukkig Engelstalige geschiedenis website van de BBC: www.bbc.co.uk/history, waar ik na een klik op World War 1, tekst- foto- en videomateriaal uit de loopgraven vond, die zich uitstekend lenen voor de folder.

In het concept van vakondersteunend leren komt de folder tot stand in het vaklokaal Engels. Alle leerlingen kunnen er aan meewerken als een gewoon onderdeel van de lessen Engels. Die van geschiedenis leveren ter beoordeling hun folder in de moedertaal in bij hun docent. Het voordeel van het uitbesteden van de folder aan de docenten Engels van de school is, dat de leerlingen iets meer moeten doen dan met wat knip- en plakwerk hun folder ter aftekening bij hun docent geschiedenis inleveren.
In het rijtje Engelstalige websites voor geschiedenis mag zeker www.schoolhistory.co.uk/  niet ontbreken vanwege ‘
the National Curriculum for History in England’. Dat zal in sommige opzichten niet afwijken van dat van ons. Je vindt er ook Onderkant formulier kant en klaar lesmateriaal over de eerste wereldoorlog ontworpen door de Engelse collega's geschiedenis. Als de docenten Engels van 4 havo van de Breul in Zeist van hun collega's van geschiedenis te horen zouden krijgen wat hun leerlingen nog meer over de grote oorlog moeten weten, dan kan hij met de hele klas werken aan dit onderwerp. Hij moet toch teksten lezen met zijn leerlingen. En wat is er tegen om dan teksten te kiezen over een door zijn collega's gewenst onderwerp? Dat is altijd nog motiverender dan de oude teksten uit de examenbundels.

 


Opdracht met Frans

In een ander proefexamen krijgen de leerlingen deze opdracht: 'In de populaire strip van Astérix en Obélix speelt de tegenstelling tussen Romeinen en Galliërs een hoofdrol. Volgens het verhaal zouden de Romeinen onder Caesar heel Gallië (dat is ongeveer Frankrijk) hebben veroverd, behalve het dorpje van Astérix. In de verhalen over Astérix en Obélix zit veel historische waarheid, maar ook veel dat verzonnen is. Wat is historisch juist in de verhalen van Astérix?'

Wanneer ik als docent Frans zou worden ingeschakeld om de leerlingen wegwijs te maken in het Frankrijk ten tijde van de Romeinse bezetting, dan zou ik eerst met ze gaan kijken op http://www.ballade-medievale.fr/, de prachtige website van geschiedenisdocent Jean François Mangin met de titel De l'antiquité au Moyen Age. Daar staan de geschiedkundig verantwoorde feiten over de nederlaag van de Galliërs, zoals Mangin die verklaart: ‘Dans ce contexte d’expansion et suite à la défaite d’Alésia en 52 avant J.C. la Gaule tombe sous la domination romaine: une des raisons de cette défaite réside dans l'incapacité des Gaulois à fédérer leurs 60 tribus indépendantes (Arvernes, Carnutes, Séquanes, Eduens, Bituriges, Parisii, ...)’. Ongetwijfeld behoren de inwoners van het dorp van Astérix en Obélix tot één van die onafhankelijke groepen. Zij vochten volgens Uderzo en Goscinny op geestige wijze tegen de Romeinen en zouden zonder de potion magique van Panoramix niet zo lang hebben stand gehouden.

 

 

La conquête de la Gaule par les romains

Dans ce contexte d’expansion et suite à la défaite d’Alésia en 52 avant J.C.(voir un tableau représentant Vercingétorix déposant ses armes aux pieds du Jules César), la Gaule tombe sous la domination romaine : une des raisons de cette défaite réside dans l'incapacité des Gaulois à fédérer leurs 60 tribus indépendantes (Arvernes, Carnutes, Séquanes, Eduens, Bituriges, Parisii, ...).

En savoir plus sur la
bataille d'Alésia

Organisation des
Légions Romaines


Armée romaine en campagne



Armée gauloise

Jean François Mangin laat ook de trailer zien van de film: Vercingetorix, film de Jacques Dorfmann avec Christophe Lambert. Deze film kan een aardige bijdrage leveren aan de lessen Frans en geschiedenis.
Na de bestudering van de feiten op de website van deze Franse geschiedenisdocent zou ik ze in het Frans een Astérix en Obélix naar keus laten lezen. Ik zou dan met de leerlingen proberen te achterhalen wat fictie is en wat niet. De leerlingen zonder geschiedenis kunnen gewoon meedoen met deze lessen. Die met geschiedenis laten hun docent na deze lessen weten wat ze bij Frans over dit onderwerp hebben opgestoken.

Zelf beginnen
Ik kan me voorstellen dat talendocenten enthousiast worden bij het lezen van de door mij geschetste samenwerking met hun collega’s van een zaakvak. In wezen hoeven ze niet te wachten op een verzoek van een docent geschiedenis. Ze kunnen ook zelf een onderwerp aanbieden. Als docent Frans zou ik dan beginnen met L'histoire de France par l'image (http://www.histoire-image.org/). Deze website die de geschiedenis van Frankrijk behandelt van 1789-1939 is ontwikkeld door een team van historici en museumconservators. De doelgroep is dezelfde als bij ons: Ce site est en priorité destiné aux professeurs de l'enseignement secondaire et à leurs élèves. Bezoekers kunnen zoeken op thema, chronologie en detail.

Opdrachten met tekst
Er staan in de brochure van de slo ook examenonderdelen met een inleidend tekstje. Dat dit natuurlijk ook best een tekstje in een andere taal dan de moedertaal van de leerlingen kan zijn, is des te logischer als het onderwerp toevallig anderstalig is zoals bij deze opdracht: ‘De zeventiende eeuw was rijk aan geleerden die de natuurwetenschappen bedreven. Daarbij kwamen ze soms in conflict met het kerkelijk gezag. Zo schreef de Duitse sterrenkundige Kepler (1571-1630): 'Over de inzichten van de heiligen betreffende natuurwetenschappelijke zaken heb ik slechts dit te zeggen: in de godgeleerdheid geldt het gewicht van het gezag, in de natuurwetenschap echter dat van redelijk inzicht. Het heiligst is voor mij de waarheid, wanneer ik - in volle eerbied voor de kerkleraren - wetenschappelijk aantoon dat de aarde bolvormig is, in omvang volkomen onbeduidend vergeleken met andere hemellichamen, en dat zij temidden van de sterren haar eigen baan trekt.'
De behandeling van dit onderwerp met een Duitse geleerde die in het Duits publiceerde, kan beginnen bij een docent Duits. Op www.google.de zag ik veel teksten over Kepler en zijn trieste wetenschappelijke leven tijdens de godsdiensttwisten, met een moeder die van hekserij werd beschuldigd. Met het lezen van een paar teksten zouden de leerlingen weer een beetje leesvaardiger worden. De sectie geschiedenis van de school profiteert dan van de kennis die de leerlingen hebben opgedaan over het Duitsland van Kepler aan het eind van de 16e en het begin van de 17e eeuw.

Johannes Kepler wurde 1571 in Weil der Stadt geboren. Wie nach ihm Hegel, Schelling, Hölderlin und Hermann Hesse bestand er das württembergische Landexamen und konnte so als Stipendiat das evangelische Seminar in Maulbronn besuchen. Nach dem Studium der Freien Künste und der evangelischen Theologie in Tübingen war er ab 1594 in Graz als Lehrer am evangelischen Stiftsgymnasium und als Landschaftsmathematiker tätig. Wie in Tübingen hatte er auch hier Schwierigkeiten wegen seiner Sympathie für die calvinistische Glaubensauffassung. Von der Gegenreformation aus Graz vertrieben ging er auf Einladung des Hofastronomen Tycho Brahe 1600 nach Prag. Als dieser 1601 starb, wurde er sein Nachfolger als kaiserlicher Mathematiker und Astronom am Hofe Rudolphs II. Nach dem Tod des Kaisers lebte er ab 1612 in Linz. 1621 gelang es ihm, seine Mutter aus mehrjähriger Haft wegen des Verdachts der Hexerei freizubekommen. Die Wirren des Dreißigjährigen Kriegs und seine Weigerung, zum Katholizismus überzutreten, zwangen ihn schließlich, Linz zu verlassen und ab 1628 im oberschlesischen Sagan in den Dienst Wallensteins zu treten. Auf einer Reise erkrankte er und starb 1630 in Regensburg. Mit der Formulierung der drei «Keplerschen Gesetze» gelang es ihm, dem kopernikanischen Weltbild zum Durchbruch zu verhelfen: 1. die Planeten bewegen sich auf Ellipsen, in deren einem Brennpunkt die Sonne steht, 2. der von der Sonne zu einem Planeten gezogene Fahrstrahl überstreicht in gleichen Zeiten gleiche Flächen, 3. die Quadrate der Umlaufzeiten der Planeten verhalten sich wie die dritten Potenzen der großen Halbachsen ihrer Bahnellipsen. Mit seiner Theorie der Linsen und des Fernrohrs leistete er auch auf dem Gebiet der Optik Bahnbrechendes.

Van geschiedenis naar Engels
Veronderstel dat bij geschiedenis het Midden-Oosten op het programma staat met bijvoorbeeld de stichting van de staat Israël en de gevolgen daarvan voor de toenmalige bewoners van Palestina en de huidige in de vluchtelingenkampen. Na het leren van de feiten moeten de leerlingen een mening vormen over het conflict. Daar zijn bronnen voor nodig. Die zijn er natuurlijk in overvloed, vooral in het Engels. Met de concreet geformuleerde opdracht komen de leerlingen van geschiedenis bij hun docent Engels. Deze doet waarschijnlijk wat ik ook heb gedaan: naar Google met de zoekopdracht Israeli-Palestinian forum. De zoekmachine bracht me naar het forum http://www.israelpalestineforum.com/forum/viewforum.php?f=2&sid=b0f2c878e240f00c613f2d9e229a303b.
Op dit forum kunnen de leerlingen een auteur uitzoeken en een korte reactie leveren op het conflict. Ze kunnen het eens zijn met wat er staat, of oneens, maar ze kopiëren even de tekst waarop ze reageren en sturen die met hun reactie naar de docent Engels. Deze inventariseert in doeltaal-voertaal alle ingeleverde reacties met eventuele discussie. Voor hem is daarmee de klus geklaard. Zijn collega van geschiedenis onderzoekt daarna wat de leerlingen voor zijn vak hebben geleerd.
Dit is makkelijk gezegd: de leerlingen zoeken een auteur en een titel uit, lezen de tekst en schrijven een reactie. Zo'n opdracht is didactisch onjuist. Zelfs Engelstaligen met weinig kennis van dit conflict begrijpen waarschijnlijk niet waarover de schrijvers het hebben. Pas bij de zesde: Hello, I need help, geschreven door Martainn stuitte ik op een duidelijke thread. Martainn is een Poolse student die informatie zoekt over terrorisme en meent die in dit forum te vinden. Die informatie komt o.a. van ene Smitty Broham, die deze vier vragen stelt en daaronder de antwoorden geeft:


Hello Martainn,
Can we call Palestinian fighters a freedom fighters or are they terrorists?
Are terroristic methods reasoned?
Are Palestinians a nation? ( Golda Meir claims that they aren't)
Can conflict between
Palestine and Israel be ended? And are these two nations able to live in peace?
Smitty Broham

Met deze vragen en antwoorden beschikken de leerlingen over een concrete opdracht waarbij ze niet kunnen verdwalen in de massa informatie over dit onderwerp. Leerlingen die daartoe in staat zijn, kunnen een stapje verder gaan en bij de andere discussianten alternatieve antwoorden inventariseren op de gestelde vragen. Leerlingen die daarvoor gemotiveerd zijn, kunnen zich zelfs registreren waardoor ze mogen reageren op één of meer van de berichten. Een beetje schrijfvaardigheid is tenslotte ook nooit weg. Bovendien kan de docent Engels voor het oefenen van spreekvaardigheid ook nog een discussie organiseren. Voor hem is daarmee de klus geklaard. Daarna vertrekt een deel van de leerlingen met de gevonden antwoorden naar geschiedenis en vertolkt daar in het Nederlands de mening die ze zich bij Engels hebben gevormd over dit conflict.  

Nog een bron
Vanwege de inleidende zin lijkt deze tekst zeer geschikt als leesstof:
There are two sides to every story and here I'm going to give a Palestinian perspective.

Palestinians are in danger when they leave home

Kristina Francisco Column

Issue date: 11/6/02 Section: FORUM

One of the American media's best-kept secrets about the Middle East conflict is the Palestinian perspective. Palestinians are demonized in the press, in large part due to suicide bombings. There are two sides to every story and here I'm going to give a Palestinian perspective.

There is no excuse for blowing up a bus full of innocent Israelis on their way to work, but there also is no excuse for shooting Palestinians for leaving their homes.
For the past four months, a curfew has been imposed on hundreds of thousands of Palestinians in the occupied territories. B'Tselem, the Israeli Center for Human Rights in the occupied territories, found that Israeli Defense Force soldiers fired live ammunition at Palestinians who were not in their homes during curfew. Fifteen Palestinians were killed, 12 younger than 16 years old. The curfew imposed constitutes collective punishment and breaks international law, but that doesn't seem to matter because it's all for Israeli security.
It seems if you're in the army, it's acceptable to kill civilians for posing a threat to the nation. In a November 2000 report, the Physicians for Human Rights found that "a pattern of injuries seen in many (Palestinian) victims did not reflect IDF use of firearms in life-threatening situations but rather indicated targeting solely for the purpose of wounding or killing."
The report's conclusion was based on evidence investigators collected regarding "the high number of gunshots to the head; the volume of serious, disabling thigh injuries; the inappropriate firing of rubber bullets and rubber-coated steel bullets at close range, and the high proportion of Palestinian injuries and deaths."
But Palestinians are still the evil ones, even though some Israelis want to "transfer," i.e. ethnically cleanse, all Palestinian territories. The American public rarely hears about this because the American media doesn't report it. The United States gives 30 percent of our foreign aid to Israel, money that funds military operations.
Since the Israeli occupation began, Palestinians have had basic human rights oppressed. They do not control their own water supply and traveling between towns is almost impossible due to strict checkpoints. Children have not been allowed to go to school, play outside or see doctors.
On Monday, Amnesty International issued a report citing the IDF for war crimes in Nablus and Jenin earlier this year. Amnesty documents serious human rights violations such as "unlawful killings; torture and ill-treatment of prisoners; wanton destruction of hundreds of homes sometimes with the residents still inside; the blocking of ambulances and denial of humanitarian assistance, and the use of Palestinian civilians as 'human shields'."
Even some Israelis have denounced the army's behavior. A petition signed by hundreds of Israeli reservists stated, "We will no longer fight beyond the Green Line for the purpose of occupying, deporting, destroying, blockading, killing, starving and humiliating an entire people."
Amazingly, Americans have rarely heard the Palestinian point of view and what an entire people have had to endure. For more Palestinian perspective, check out www.electronicintifada.net.
Obviously, my past two columns have been too simple and too short to even touch upon the complications of the Middle East conflict. Israel has the right to exist, but that right should not compromise the basic human rights of Palestinians.

Kristina Francisco is a Medill senior. She can be reached at k-francisco@northwestern.edu

Tweetalig onderwijs (tto) 
Er zijn ook andere mogelijkheden om de leerlingen te confronteren met bronnen in een andere dan de moedertaal. Scholen kunnen zich aansluiten bij het bestaande Content and Language Integrated Learning (clil). Hiermee is in Europa al ervaring opgedaan in de vorm van tweetalig onderwijs, Het Europees Platform heeft een landelijk netwerk voor tto opgericht. Deze instelling definieert deze onderwijsvorm als volgt: Tweetalig onderwijs (tto) houdt in dat bij niet talenvakken als bijvoorbeeld geschiedenis en biologie een andere taal dan de moedertaal als instructie- en communicatietaal wordt gebruikt. In Nederland bestaat deze vernieuwende onderwijsvorm sinds 1989 en betreft het veelal tweetalig vwo Engels - Nederlands'. Dit is dus heel iets anders dan wat mij voor ogen staat. De te leren taal is geen instructie- noch communicatietaal, maar levert de leerlingen alleen de te raadplegen bronnen ten behoeve van een ander vak.
Een variant van CLIL is Content Based Instruction (cbi). Op de website van Teaching English http://www.teachingenglish.org.uk/think/methodology/clil_lesson.shtml#one vertelt Nik Peachey, teacher, trainer and materials writer van the British Council wat hij daaronder verstaat:’What is content based instruction?
The focus of a CBI lesson is on the topic or subject matter. During the lesson students are focused on learning about something. This could be anything that interests them from a serious science subject to their favourite pop star or even a topical news story or film. They learn about this subject using the language they are trying to learn, rather than their native language, as a tool for developing knowledge and so they develop their linguistic ability in the target language. This is thought to be a more natural way of developing language ability and one that corresponds more to the way we originally learn our first language’.
De leerlingen gebruiken volgens deze definitie de doeltaal om iets van een bepaald onderwerp te leren. Nik Peachey verstaat dan onder 'using the language' het hele gebruik daarvan zowel, productief als receptief, mondeling en schriftelijk. Dat gaat veel verder dan alleen het taalgebruik van receptief schriftelijk dat ik voorsta, waarbij naast het hoofddoel van het taalonderwijs, zoals we dat nu kennen een sterk receptief schriftelijke variant komt ter ondersteuning van een ander vak.

Conclusie
Talendocenten hebben teksten nodig voor de examentraining leesvaardigheid. Waarover die teksten gaan is minder van belang dan de eis dat de leerlingen ze na een paar jaar les in een taal kunnen lezen en begrijpen. Er zijn in alle talen miljoenen pagina’s tekst op internet te vinden. Docenten van niet-talenvakken moeten hun leerlingen niet zonder hulp het internet opsturen om informatie over een bepaald onderwerp te gaan zoeken. Daarvoor zouden ze een beroep moeten doen op hun talencollega’s. Met een beetje goede wil en overleg kan er zo een mooie samenwerking ontstaan waarvan de leerlingen ongetwijfeld profiteren.


Franstalige internetbronnen
Docenten Frans met belangstelling voor civilisation, kunnen dat zonder veel moeite tot lesmateriaal verheffen. Uiteraard moeten ze hun leerlingen  niet onvoorbereid op weg sturen naar interessant ogende internetbronnen. Die zijn er in voldoende mate, maar precies aangeven wat de leerlingen ermee moeten doen en wat de leeropbrengst is, is niet zo eenvoudig. De webdidactiek waarin stapsgewijs de weg wordt beschreven van internetbron tot en met de controle van het huiswerk, moet nog worden uitgevonden.

La France à travers les âges: Van de prehistorie tot de moderne tijd. Een zeer groot aantal Franstalige bronnen te vinden op http://www.as.wvu.edu/mlastinger/ages.htm. Er zijn talrijke koppelingen naar andere websites met weer andere documenten. De maker van deze fraaie website is de talendocent Michael Lastinger.

Geheel Franstalig gemaakt door de University of Richmond:

WELCOME TO THE GLOBAL VILLAGE FRENCH QUARTER!

The Global Village French Quarter (Le Quartier français) format has been deliberately chosen and planned as an adventure in discovering and communicating with our neighbors in this rapidly developing village planétaire. With the miracle of modern technology, the Internet and the World Wide Web, you can now have instantaneous, direct contact with authentic French documents and French-speaking peoples! Here in the Global Village virtual French Quarter, grouped in the various locations one might visit in a French village, are Web sites and interactive communication activities of interest to all those who love the French, France and the Francophone world. Again, welcome and have a great visit!

CENTRE D'ACCUEIL

"Avec Internet cette fameuse conscience planétaire, tant prônée 
par des précurseurs comme Teilhard de Chardin, devient palpable. 
Dans le cybermonde, la notion d'étranger n'existe pas."
Jean-Pierre Luminet, astrophysicien, directeur de recherches au CNRS.

RESSOURCES  DE LA CIVILISATION FRANÇAISE

(dernière actualisation: le 19 août 2002)

La Préhistoire

L'Antiquité

Le Moyen Âge

La Renaissance

L'Ancien Régime

La Révolution, l'Empire

Le Dix-Neuvième siècle

Le Vingtième siècle

Dit zijn slechts twee van de vele universitaire websites ten behoeve van het Amerikaanse onderwijs Frans en de studie van de geschiedenis van Frankrijk en Europa.

En voor aardrijkskunde, geschiedenis en Frans tegelijk?
Ook dat kan op het ict-portaal http://ntic.org met een overzicht van educatieve Franstalige websites. Typ bijvoorbeeld: histoire en je krijgt 131 websites voorgezet. Ik heb er twee van opgenomen:

 

Sujet de recherche : histoire
Categorie :Toutes
Il y a 131 sites qui correspondent à votre critère de recherche

1. Kiosque Histoire
Deux fois par mois, le Kiosque propose une revue de presse des nouvelles les plus intéressantes en histoire. Aussi, 1700 sites commentés sur l’histoire et la géographie (gewoon aardrijkskunde en geschiedenis!).

2.  La France pittoresque
Guide la France d'hier et d'aujourd'hui. La France de nos ancêtres avec des chroniques anciennes, extraits d'ouvrages et anecdotes (coutumes, traditions, légendes, personnages célèbres, lieux pittoresques, faune, flore, vieux métiers, costumes). Annuaire des sites dédiés à l'histoire et généalogie. (Ook dit lijkt me een interessant aspect van het Franse leven door de eeuwen heen te gebruiken bij aardrijkskunde en geschiedenis).

Portrait de la France d’aujourd’hui, cette rubrique s’adresse à tous ceux qui souhaitent mieux connaître et comprendre la France et les français. Découvrez les facettes méconnues d’un pays extraordinairement varié, la géographie, l’histoire, les institutions... Et aussi des photos téléchargeables.

La France en bref
Découvrez la France grâce à cette série de fiches brèves et concises sur les principales facettes de l’hexagone.


La France de A à Z
Vaste panorama des aspects les plus divers de la France: population, institutions, géographie, histoire, économie, médias....


Label France, le magazine
Le magazine d’information « Label France » propose tous les trois mois (janvier - avril - juillet - octobre) des articles exclusifs réalisés par des journalistes indépendants ou issus des meilleurs titres de la presse française sur toutes les façettes de la France d’aujourd’hui.

Espace Jeunes
Des jeux, et des informations utiles pour les jeunes.


 


Vakondersteunend leren (VOL) 3

De hulp vanuit de talenlokalen bij het onderwijzen van geschiedenis, kan ook geboden worden voor aardrijkskunde. Bij dit zaakvak komen in het examenprogramma ook onderwerpen uit het buitenland aan de orde en daar is de voertaal nu eenmaal geen Nederlands. Als de docenten aardrijkskunde de examenprogramma's hebben bestudeerd, dan brengen ze de niet-Nederlandse onderwerpen naar één of meer talenlokalen. De betreffende talendocent gaat met al zijn leerlingen op zoek naar de bij het onderwerp passende internetbronnen, laat die bestuderen als oefening tekstbegrip en levert daarna de leerlingen met de opgedane kennis af bij zijn collega van aardrijkskunde. Dat de opbrengst aan bronnen bij Engels het grootst is, stimuleert hopelijk de docenten van de ‘kleine talen’ om uit eigen initiatief hulp aan te bieden aan hun collega’s van de andere vakken.

Ontwikkelingslanden
In het examenprogramma havo/vwo trof ik de volgende 2 subdomeinen aan:

Subdomein D1: Gebiedskenmerken

1.       De kandidaat kan gebiedskenmerken van een nader aan te wijzen ontwikkelingsland beschrijven en analyseren. Het betreft:
         • sociaal-geografische en fysisch-geografische kenmerken van het betreffende ontwikkelingsland;
         • de sociaal-economische positie van het betreffende ontwikkelingsland in de macroregio én in de wereld.

Subdomein D2: Actuele vraagstukken

2.       De kandidaat kan actuele vraagstukken in het in subdomein D1 bedoelde ontwikkelingsland beschrijven en analyseren. Het betreft:
          • vraagstukken van landdegradatie en milieuverontreiniging;
          • conflicten in het betreffende ontwikkelingsland die verband houden met de etnische en culturele diversiteit in het land.

Bron: slo, havo examen aardrijkskunde: http://www.slo.nl/themas/00158/00001/Examenprogramma_aardrijkskunde_DEFINITIEF.pdf/.
De handreikingen voor het schoolexamen zijn gemaakt door slo, eveneens in opdracht van het ministerie van OCW: http://www.slo.nl/themas/00158/00002/Handreiking_aardrijkskunde_DEFINITIEF.pdf/

Bij ontwikkelingslanden dacht ik meteen aan hulporganisaties en dus aan Novib, onderdeel van het internationaal opererende Oxfam. Google bracht me binnen een paar seconden naar http://www.oxfam.org/. Jammer voor Duits, maar Engels, Spaans en Frans mogen meedoen.

Ik koos voor Frans om bij Oxfam de internetbronnen te zoeken die leerstof kunnen leveren bij de twee subdomeinen. Op het moment van mijn bezoek kreeg de G8 veel aandacht: Du 6 au 8 juin 2007, les chefs d'état des huit pays les plus riches du monde se réunissent en Allemagne pour débattre des plus importants problèmes auxquels notre planète est confrontée: pauvreté en Afrique, santé, paix et sécurité dans le monde et le changement climatique. Goede inleiding voor de studie van Subdomein D2. De teksten die volgen, laten dat ook zien en kunnen trouwens als bijvangst zo in het examen tekstbegrip Frans worden opgenomen.

Francofone landen
Bij subdomein D1 moeten de leerlingen gebiedskenmerken van een nader aan te wijzen ontwikkelingsland beschrijven en analyseren. Omdat de meeste ontwikkelingslanden jarenlang zijn gekolonialiseerd door Europese landen met verschillende talen, is het eenvoudig die landen per taalgebied op te zoeken. Door in de Franse Google te typen pays francophones, vond ik in de Franstalige Wikipédia meer dan twintig ontwikkelingslanden. Voor dit subdomein kunnen de leerlingen in opdracht van de docent Frans een land kiezen om met de daar gevonden gegevens hun docent aardrijkskunde tevreden te stellen.
 

Ik koos als land Cameroun. Wikipédia levert voldoende informatie voor aardrijkskunde over dit land, zoals is te zien aan dit overzicht:

Sommaire

Aan de hand van het vragenlijstje van de docent aardrijkskunde, kunnen de leerlingen uit deze onderwerpen de gewenste antwoorden distilleren.

De VN: For teachers Lesson Plans
Ook de VN
biedt met het wereldvoedselprogramma internetbronnen voor het domein D van aardrijkskunde. Deze organisatie heeft er niet alleen een serie lessen, maar ook een simulatiespel voor ontwikkeld, ( http://www.food-force.com/index.php/game/missions/ ). De voertaal is Engels, dus gaan de leerlingen voor dit onderwerp aan de slag in het vaklokaal Engels, uiteraard nadat zowel de docent Engels als de leerlingen van de aardrijkskundedocent hebben gehoord wat de leeropbrengst moet zijn.

In het simulatiespel moeten de leerlingen in het team van het World Food Programme het eiland Sheylan redden van de hongerdood en van de burgeroorlog. Daartoe voeren ze zes missies uit. Bij elke missie krijgen ze hulp van een expert. Zo helpt de voedingsexpert Joe Zaki de speler een voedzaam en uitgebalanceerd dieet voor de uitgeputte bevolking samen te stellen. Hij berekent ook de kosten: 30 dollarcent per persoon per maaltijd.
In missie 5 is de speler verantwoordelijk voor het konvooi trucks dat onder moeilijke omstandigheden voedselpakketten moet brengen in onherbergzame streken waar eerst wegen en bruggen moeten worden hersteld. Ook nu weer hulp en wel van Rachel Scott, the Food Force logistics officer. Zij is ook nodig om te helpen onderhandelen met de rebellen. Na de eerste voedselhulp begint het WFP aan de lange termijnoplossing. Met hulp van Joe Zaki die afkomstig is van Sheylan, moet de speler allerlei programma's opzetten zoals het verbouwen van voedsel, de schoolvoeding, voeding voor werk en hiv/aids preventie. Het doel van deze programma's is de bevolking te leren zelf voor voedsel te zorgen en de infrastructuur van het land weer op orde te brengen. Als dat is gelukt zijn alle missies afgerond. Alle handelingen worden uitgevoerd in het Engels, dus vanuit dit vaklokaal kunnen de missies starten in de hoop dat de uit te voeren operaties ook overslaan naar vakken als biologie en economie. De confrontatie met een land in oorlog en hongersnood, de hulp die leerlingen de lijdende burgers in levensechte simulaties moeten bieden, heeft naar mijn gevoel meer waarde dan de kennis daarover opgedaan uit een leerboek. Van het simulatiespel naar de werkelijkheid van vandaag is trouwens slechts een kleine stap.



 

Aardrijkskunde en Spaans
Scholen die Spaans geven kunnen ook profiteren van één van de examenonderdelen voor aardrijkskunde. In het examenprogramma vind ik de volgende opdrachten:

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van toeristische gebieden in Spanje?
Wat zijn verschillen en overeenkomsten tussen toeristische gebieden in Spanje?

Elke werkwijze roept zijn eigen vragen op. We geven enkele voorbeelden:
waar heeft de ontwikkeling van het toerisme geleid tot aantasting van de natuur in Spanje? (eindterm 3.2, samenleving– natuur);
in hoeverre is de ontwikkeling van het toerisme in Spanje beïnvloed door het prijspeil en de politieke situatie? (eindterm 3.3);
in hoeverre heeft de ontwikkeling van het toerisme in Spanje bijgedragen aan de economische ontwikkeling van het land? (eindterm 3.3);
welke toeristische gebieden (costas) liggen aan de Spaanse kust? (eindterm 3.4, het definiëren van deelgebieden);
tot welk toeristisch gebied in Europa behoort de Spaanse kust?’ (eindterm 3.4, het definiëren van een groter geheel);
waar bevinden zich in een Spaanse badplaats de attractiepunten, waar wordt de toeristenstroom gereguleerd en waar bevinden zich de stiltegebieden waar toeristen zoveel mogelijk geweerd worden? (eindterm 3.5, lokale schaal);
waar vindt in Spanje concentratie, spreiding, en beperking van toerisme plaats? (eindterm 3.5, nationale schaal);
welke algemene en bijzondere factoren hebben bijgedragen tot de opkomst van Marbella en van Lloret de Mar als badplaats? (eindterm 3.6, het leggen van relaties tussen het bijzondere en het algemene).

Natuurlijk zijn er Spaanse internetbronnen te vinden waar de docenten Spaans met hun leerlingen naar op zoek gaan. Ik begon met www.google.es. Daar typte ik Marbella in voor het antwoord op de vraag: welke algemene en bijzondere factoren hebben bijgedragen tot de opkomst van Marbella? Zonder veel kennis van het Spaans meen ik toch het antwoord gevonden te hebben in de laatste alinea van onderstaande tekst:.  

Historia de Marbella
viernes, 23 de marzo de 2007

Varios milenios antes de Cristo ya existieron asentamientos humanos en la Sierra Blanca de Marbella, como atestiguan los objetos y restos humanos del Paleolítico y el Neolítico descubiertos en sus laderas.
Recientes descubrimientos señalan que hacia el siglo VII a.C., pueblos orientales (fenicios y púnicos) se establecieron en la zona de Río Real.
El paso de Roma por nuestro término lo demuestran numerosos restos, tales como la Villa Romana de Río Verde, las Termas Romanas de Guadalmina y diversos hallazgos en el Casco Antiguo.

Las primeras referencias sobre Marbella las encontramos por primera vez en los textos de los geógrafos y viajeros musulmanes de la Edad Media.
Durante la época islámica, Marbella se convierte en ciudad amurallada. Los musulmanes construyeron un castillo y rodearon la ciudad con una poderosa cerca con tres accesos o puertas: “del Mar”, “de Ronda” y “de Málaga”. Se conserva el Castillo, pero la cerca y las puertas han desaparecido.
Después de la Reconquista y a lo largo del siglo XVI la estructura urbana de Marbella experimentó importantes cambios. El centro de la “Medina” musulmana (hoy “casco antiguo”) fue demolido para abrir una plaza (“Plaza Mayor” o “Real” ahora de “Los Naranjos”) y una calle “Nueva” para comunicar aquella con la “Puerta del Mar”.

Durante el siglo XIX, y con la instalación de los primeros altos hornos de España, en El Ángel y La Concepción, para aprovechar el hierro de las minas de Sierra Blanca, Marbella se suma a la industrialización de Málaga, que se convierte en la 2ª provincia a nivel industrial de la Península.
Hace 45 años Marbella era un pueblo agrícola, con una industria minera y con 10.000 habitantes; hoy son mas de 100.000 los habitantes censados, aparte su población flotante. Este municipio se ha convertido en uno de los centros turísticos más importantes del mundo y entre sus recursos cuenta, además de veintiséis Kms. de playas limpias y un hermoso entorno montañoso (Sierra Blanca), de una importante red hotelera de altísima calidad, un puerto pesquero y tres deportivos, entre ellos el famoso Puerto Banús, once campos de golf  (uno nocturno), complejos urbanísticos de superlujo, una gran industria de restauración y un comercio variadísimo extendido por todas las calles y plazas de la población y que ha convertido la vieja ciudad amurallada, actualmente casco antiguo, en un gran centro.

Virna Sol van cps heeft op mijn verzoek de websites gezocht bij deze eindtermen.  Zij tekent hierbij aan dat de teksten van de gevonden websites niet altijd even eenvoudig zijn en dat de leerlingen dus een behoorlijke receptieve woordenschat moeten hebben en leesvaardig zijn.

  1. http://www.eduvinet.de/eduvinet/es028.htm#2
    Over de geschiedenis van Marbella, het toerisme en de gevolgen daarvan op die stad.
  2. http://es.lloretdemar.org/historia_114_6_27_0_1.html
    Over de geschiedenis van Lloret de Mar.
  3. http://es.wikipedia.org/wiki/Turismo_en_Espa%C3%B1a
    Over het toerisme in Spanje in het algemeen.
  4. http://www.mtas.es/uafsecgi/descarga/baleares2.pdf  
    In dit document kan de leerling op pagina 55 informatie vinden over de invloed van het toerisme op de Balearen en op het Middellandse Zeegebied in het algemeen. Dit betreft een officieel document dat erg ingewikkeld is en ook nog eens gedateerd. Maar het hoofdstukje over de gevolgen van het toerisme voor de leefomgeving is wel interessant.
  5. http://gestar1.unizar.es/cederul/revista/num01/pag05.htm
    Over de positieve en negatieve invloed van het toerisme van vroeger en nu op de economie en de natuur. Het Spaans is van een hoog niveau.
  6. http://www.iet.tourspain.es/informes/documentacion/FronturFamilitur/Balance%20del%20turismo%20en%20Espana%20en%202006.pdf
    De cijfers
    over het toerisme in Spanje van 2006 laten onder andere zien het aantal buitenlandse toeristen in de verschillende streken in Spanje, het soort onderdak dat ze kiezen, met welk vervoermiddel ze reizen. Niveau van het Spaans is erg hoog.
  7. http://gestar1.unizar.es/cederul/revista/num04/pag06.htm
    Algemeen a
    rtikel over het toerisme in Spanje. Oorzaken voor de groei van het toerisme, nieuwe toeristische tendensen, mogelijkheden die het binnenland toeristen biedt en de daarbij horende voorzorgsmaatregelen, verschillende soorten toerisme in Spanje, het ontwikkelen van duurzaam toerisme etc. Niveau van het Spaans is erg hoog.

Omdat je dan niet leerlingen met één of twee jaar Spaans op deze websites kunt loslaten, heb ik via Ana Llamazares, docente Spaans aan de Hogeschool Utrecht, twee derdejaars studenten bereid gevonden om als onderdeel van het eigen examenprogramma de opgegeven websites te bestuderen en eruit te halen wat antwoord geeft op de vragen over de toeristische aantrekkingskracht van de Spaanse kust en de daar gelegen badplaatsen. Beide deeltijdstudentes América Malaver Ramírez en Dolors Pi Pujol hebben de antwoorden op de vragen gevonden en in het Nederlands vertaald. In hun schema staan de nummers van de hierboven vermelde websites en de pagina's waar studentes de antwoorden hebben gevonden.

Examenvragen aardrijkskunde

Website + pagina *

Gevonden antwoorden

1. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van toeristische gebieden in Spanje?

website 3

 

 

diversiteit in toeristisch aanbod (zon en stranden, cultureel toerisme, landelijke toerisme), mogelijkheid om veel sporten te beoefenen.

2. Wat zijn verschillen en overeenkomsten tussen toeristische gebieden in Spanje?

website 7 en 3

Warmer klimaat in NO en O (Middellandse zee gebied) en kouder en vochtig klimaat in het NW (rustiger stranden).Verschil in aanbod (cultureel, landelijk, stranden): aan de kust of in het binnenland en in de bergen.

overeenkomsten????

 

3. Waar heeft de ontwikkeling van het toerisme geleid tot aantasting van de natuur in Spanje?

website 4 p. 48, 49, 50
website 5 p. 1-5
website 7 p 7 (B.1)

Vooral in de kustgebieden (Balearische eilanden, Cataluña) bij de Middellandse zee. Die gebieden krijgen het maximum aan toerisme en daardoor gaan ecologische nissen verloren, fauna en flora verdwijnen of worden verdrongen, het landschap verandert (aangetast door het bouwen van flats en wegen). Veel productie van vuilnis. Te veel water verbruik, vervuiling van de omgeving.

4. In hoeverre is de ontwikkeling van het toerisme in Spanje beïnvloed door het prijspeil en de politieke situatie?

website 5 p. 3

Vanaf 1950. Prijzen in het begin waren laag in vergelijking met die in de Noord-Europese landen. Nu wordt geprobeerd om anderen vormen van toerisme aan te bieden, aan de kust maar ook in het binnenland en in de bergen.

5. In hoeverre heeft de ontwikkeling van het toerisme in Spanje bijgedragen aan de economische ontwikkeling van het land?

website 5 p. 1,3, 5

De grote impuls was in de jaren 50 en 60. Het was van zeer grote invloed op de economie van Spanje (bv. nieuwe bannen werden gecreëerd, bron van inkomsten vanwege de uitgaven van de toeristen). Nu is het nog steeds een van de belangrijkste bronnen van inkomsten.

6. Welke toeristische gebieden (costas) liggen aan de Spaanse kust?

website 3

Costa Brava, Costa Dorada, Costa Blanca, Costa Calida (Mar menor), Costa del Sol, Costa de la Luz, Islas Baleares, Rias Bajas (A Coruña en Pontevedra), Asturias, Cantabria.

7. Tot welk toeristisch gebied in Europa behoort de Spaanse kust?

website 7

Middellandse zee gebied samen met Frankrijk en Italië.

8. Waar bevinden zich in een Spaanse badplaats de attractiepunten, waar wordt de toeristenstroom gereguleerd en waar bevinden zich de stiltegebieden waar toeristen zoveel mogelijk geweerd worden?

 

Attractiepunten vooral de stranden.

Gereguleerd en geweerd worden: Als er nationale parken en natuurreservaten in de omgeving liggen,

Nationale parken (=Beschermd natuurgebieden. De graad van bescherming is ws. minder dan bij natuurreservaten (recreatie, natuureducatie en natuurbeschrming. Het menselijk ingrijpen blijft beperkt. Ze zijn voor iedereen toegankelijk 

Natuurreservaten (Parques Naturales) (= gebied dat erg belangrijk is voor fauna en flora en is onder bescherming gezet. Mensen mogen weinig activiteiten uitvoeren en niets meenemen. Ze moeten toestemming aanvragen om in groepen te wandelen bijvoorbeeld).

9. Waar vindt in Spanje concentratie, spreiding, en beperking van toerisme plaats?

website 6,
website 5

Concentratie in Cataluña, Baleares, Canarias en Andalucía. Vooral aan de kust. Er wordt nu overal geprobeerd andere typen toerisme aan te bieden.

10. Welke algemene en bijzondere factoren hebben bijgedragen tot de opkomst van Marbella en van Lloret de Mar als badplaats?

website 1 en 2

Beide waren oorspronkelijk vissersdorpen waar landbouw ook heel belangrijke rol speelde. Lloret was begin XX eeuw een rijk dorp (handel met Amerika). De grote herenhuizen werden in hotels omgebouwd. Aantrekkelijk door de mooie, grote stranden van grof zand, het schone water, de mooie omgeving, het culturele aanbod (archeologische vondsten, middeleeuwse kastelen, kerkjes). Vanaf de jaren 50 en 60 wordt toerisme steeds belangrijker. Groeit het aanbod aan mogelijkheden voor het beoefenen van verschillende sporten. De afstanden naar Barcelona, Girona en de Franse grens en de goede verbindingen zijn ook een deel van het succes als badplaats.

Marbella probeerde al aan het begin van de XX eeuw Engelsen en Fransen die naar Gibraltar en Tanger reisden, de stad aan te prijzen door middel van informatiefolders in beide talen. Vooral vanaf 1943, toen er luxe woningen (luxe bungalows) gebouwd werden, kwamen er rijken, beroemdheden en artiesten naar Marbella. Ook werd Marbella aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders. Vanaf 1991 vond een “face lift” van de stad plaats. Er worden ook evenementen buiten het zomer seizoen georganiseerd om mensen buiten dit seizoen aan te trekken.

OPMERKINGEN DOLORS:
Soms is de taal op hoog niveau en de vraag is of de leerlingen met een lang traject Spaans het aankunnen. Misschien als ze eerst globaal lezen en daarna selectief, zullen ze de vragen toch kunnen beantwoorden. Ik merk dat leerlingen vaak Wikipedia gebruiken als enig bron. Ze beschouwen deze encyclopedie als zeer betrouwbaar. Mijn vraag is: hoe betrouwbaar is Wikipedia? Want mensen kunnen steeds gegevens veranderen en onjuistheden naar gelang zetten.

OPMERKINGEN AMERICA:

wordt vervolgd


Vakondersteunend leren (VOL) 4

Economie en Engels
Wat begint als een projectplan kan ook uitlopen op vakondersteunend leren van Engels en economie, zoals het voorbeeld laat zien van de samenwerking op handelsgebied tussen de Rotterdamse G.K. van Hogendorpschool, een VMBO voor Handel en Administratie ( http://www.gkh.nl/) en de Sultanahmet Anadolu Ticaret Lisesi (Sultanahmet Anatolian Trade High School) uit Istanbul. Het is de eerste middelbare handelsschool in Turkije. 'In het kader van de samenwerking tussen Rotterdam en Istanbul gaan leerlingen van beide scholen met elkaar handel drijven. Leerlingen uit Rotterdam importeren met “hun bedrijf” goederen uit Istanbul en leerlingen uit Istanbul exporteren met “hun bedrijf” naar Rotterdam. Hiermee vindt direct aansluiting plaats op het economie-onderwijs van beide onderwijsinstellingen. Als onderdeel van het project wordt ook ingegaan op Europa en cultuurverschillen. In het project wordt gebruik gemaakt van de modernste technieken. Leerlingen hebben via webcams contact met elkaar. Er zijn zelfs gezamenlijke lessen waarbij van nieuwe internet-technieken gebruik wordt gemaakt. Volgens de school is een levensechte ervaring de beste leerschool. Deze overtuiging bracht de Rotterdamse school ertoe om dit bijzonder levensecht project te starten.
Maar, wil  het project uitgroeien tot een regulier onderwijsdoel voor economie, dan is zoals voor aardrijkskunde en geschiedenis het examenbesluit van belang http://www.eindexamen.nl/9336000/1/j9vvgodkvkzp4d4/vg41h1k29e00/f=/bestand.doc?noframes=1:

Code

 

Exameneenheid

 

Leerweg

 

 

 

 

B

K

G

 

 

Kerndeel

 

 

 

HV/K/1

 

Oriëntatie op de handel

 

X*

X

X*

HV/K/2

 

Professionele vaardigheden

 

X

X

X

HV/K/3

 

Werken in de handel

 

X*

X

X

HV/K/4

 

Kassa

 

X*

X

X

HV/K/5

 

Presentatie en goederenverwerking

 

X*

X

X*

HV/K/6

 

Goederenbeheer

 

X*

X

X

HV/K/7

 

Bedrijfseconomisch rekenen

 

X*

X

X

HV/K/8

 

Assortiment

 

X*

X

X

HV/K/9

 

Verkopen

 

X*

X

X*

HV/K/10

 

Detailhandelsmarketing

 

X*

X

X

HV/K/11

 

Presentatietechnieken 1

 

X*

X

 

HV/K/12

 

Presentatietechnieken 2

 

X*

X

 

HV/K/13

 

Commerciële presentatie 1

 

X*

X

 

HV/K/14

 

Commerciële presentatie 2

 

X*

X

 

HV/K/15

 

Algemene materialenleer

 

 

X

 

HV/K/16

 

Oriëntatie op de food-branche D

 

X*

X

 

HV/K/17

 

Oriëntatie op de mode-branche D

 

X*

X

 

HV/K/18

 

Financieel beheer/financieringsplan

 

 

X

 

HV/K/19

 

Boekhouden

 

 

X

 

HV/K/20

 

Bedrijfseconomisch en juridisch beheer

 

 

X

 

 

Code

 

Exameneenheid

 

Leerweg

 

 

 

 

B

K

G

 

 

Verrijkingsdeel

 

 

 

 

 

 

Verrijkingsdeel voor de kaderberoepsgerichte leerweg

HV/V/1

 

Integratieve opdracht

 

 

X

 

 

 

Verrijkingsdeel voor de basisberoepsgerichte en gemengde leerweg (niet verplicht)

HV/V/1

 

Integratieve opdracht

 

 

 

X

HV/K/18

 

Financieel beheer/financieringsplan

 

X*

 

 

HV/K/19

 

Boekhouden

 

X

 

 

HV/V/2

 

Calculatie en rekenen

 

X

 

 

HV/V/3

 

Calculatie en begroting

 

X

 

 

Ik heb de school gevraagd me te informeren over de relatie tussen het project en het examenprogramma economie door aan te geven welke  exameneenheden in de contacten met de partnerschool aan de orde komen. Vervolgens wilde ik natuurlijk graag weten hoe de docenten Engels/Turks de leerlingen in de voor hen vreemde taal hebben laten communiceren. Het gaat daarbij om de vraag of de leerlingen eerst lessen economie krijgen over het handel drijven met de partnerschool om daarna het daarbij horende Engelse taalmateriaal te leren en te oefenen zodat ze zich tijdens de videoconferenties goed kunnen uiten.


Vakondersteunend leren met Engels (als voertaal), aardrijkskunde, biologie en economie

Vakondersteunend Economie en Engels (Bron: Barbara J.Feldman)
Babysitten maar dan als inkomstenbron van je eigen bedrijf. Hoe pak je dit aan? Dat staat in het online tijdschrift Goolgoplex

Googolplex: From Babies to Bucks: http://googolplex.cuna.org/12433/ajsmall/story.html?doc_id=634
 
Googolplex is an online magazine for teens, from University Credit Union, with an emphasis on making money. This page deals with treating your babysitting as a business. Visit to learn about creating a business plan (How often do you want to babysit?), finding investors (who will pay for a first-aid class?) and advertising. Click on any of the brown-highlighted phrases to view more details in a popover window.


Spookstad te koop
Wat geld over en op zoek naar een origineel cadeau voor de feestdagen? Misschien is Albert dan iets voor u. Albert is de naam van een onbewoond stadje in de Amerikaanse staat Texas. De eigenaar heeft het plaatsje onlangs te koop aangeboden voor een bedrag van 2,5 miljoen dollar. Het hoogste bod bedraagt inmiddels echter al ruim het dubbele.
Ga naar deze Surftip

(Bron: HCC magazine van 9 november 2007)

Soms stuit je bij toeval op een website waarvan je meteen denkt: kassa! Dit is het geval met http://www.alberttexas.com/home/. Een historisch stadje te koop voor $ 2.500.000. Wie wil dan niet rijk zijn? Maar voordat je je eigenaar kunt noemen, heb je veel onderzoek nodig waarbij samenwerking tussen aardrijkskunde, biologie en economie nodig is. In deze vaklokalen gaan de leerlingen eerst met hun docenten nadenken over de vragen die ze aan de verkoper moeten stellen: over de samenstelling van de grond en bebouwing van gewassen, graan, maïs enzovoort, kosten van arbeid en machines, de opbrengst van het land. Samenstelling bevolking, waarom die leegstand van het dorp, klimaat, leefomgeving, criminaliteit enzovoort. Uiteindelijk moeten de lessen economie uitwijzen of dit een verstandige investering is of niet. De geopperde vragen komen vanuit het Nederlands in het vaklokaal Engels, waar de docent en de leerlingen wel raad weten met de adequate formulering van de vragen in de doeltaal en de op de website van het dorp gevonden antwoorden daarop. In de andere vaklokalen kunnen de antwoorden bijdragen tot een gefundeerde mening over aankoop of niet.

Wat moet de koper weten vanuit de vaklokalen aardrijkskunde, biologie, economie voordat hij  een bod doet?


Frans en economie

De Franse regering heeft een online spel opgezet waarin spelers hun kennis van het beheer van rijksfinanciën kunnen laten zien en vergroten. Het draagt de passende titel Cyber budget. De speler vervangt de minister van Financiën en moet de begroting voorbereiden, de gelden verdelen over de departementen en deze ook verder beheren. Hij moet onderhandelingen voeren, rekening zien te houden met overheidstekorten en overschotten, kortom alles doen om het land niet failliet te laten gaan. Na afloop van het spel wordt automatisch de balans opgemaakt en krijgen de beste spelers een verrassing. De pseudo-minister heeft een bibliotheek tot zijn beschikking waar alfabetisch gerangschikt alle moeilijk woorden uit de economie worden verklaard.
Dit spel heeft een educatieve functie voor de Fransen. Zij leren door zelf ministertje te spelen, begrip te krijgen voor de problemen van de enige echte minister van Financiën. Zij zullen na het spelen alerter zijn op krantenberichten waarin economische problemen staan beschreven en misschien dan zelf een betere oplossing kunnen bedenken dan de minister. Experimenten moeten uitmaken of dit spel vakoverstijgend in de hogere leerjaren van het voortgezet onderwijs bij Frans en Economie ingezet kan worden. Dit zal zeker het geval zijn voor studenten Frans aan universiteit of hogeschool.

omhoog


© John Daniëls stuur een bericht aan het bureau LT