Nederlands
in de onderbouw
In hoofdstuk 7 van de brochure beschrijft projectleider Nederlands Theo Radstake
hoe de LMA-groep ‘de vertaalslag maakt van kerndoelen
naar leerdoelen’ en hoe de docenten het gearrangeerde lesmateriaal gebruiken.
Ook beantwoordt hij de vraag waarom het digitaliseren van leermateriaal nodig
is. De LMA-groep wil zich naar eigen zeggen conformeren aan de tien kerndoelen
Nederlands voor de onderbouw
www.slo.nl/themas/00094/Nieuwe_kerndoelen_onderbouw_VO.doc/)).
Daarover zegt Radstake:
‘In de meeste van de tien kerndoelen zijn de taalvaardigheden geïntegreerd. De
kerndoelen 1, 2 en 3 hebben bijvoorbeeld betrekking op zowel schrijf- als
spreeksituaties. In taalsituaties combineer je zowel spreek-, luister-, als
schrijfvaardigheid. Wij hebben deze vaardigheden een plek gegeven in het domein
communicatie. Een los gebruik van een van de vaardigheden komt nauwelijks voor.
De kerndoelen 3 en 4 laten zien dat taalonderwijs tot doel heeft strategieën aan
te leren. Woordenschatuitbreiding heeft een belangrijke status gekregen. We
hebben de kerndoelen uitgewerkt in 3 domeinen: communicatie, taal en fictie. Om
een idee te geven hoe we dat gedaan hebben, laten we in de leermaterialenmatrix
een gedeelte zien van het domein communicatie, de bijbehorende thema’s en
subthema’s. De vaardigheden die de leerlingen moeten gaan beheersen, hebben we
in onze leerobjecten verwerkt’.
Een groot voordeel van digitaal leermateriaal is de overzichtelijke opslag in de
elektronische leeromgeving van de school. Als de leerling zelfstandig werkt in
de elo van de school, dan kan de docent/coach hem eenvoudig volgen. Er wordt
hard gewerkt in de LMA-groep Nederlands want in augustus 2009 zal al het
materiaal voor het vak Nederlands in de onderbouw digitaal beschikbaar zijn.
De leermateriaalmatrix
De matrix oogt
overzichtelijk. Onder Doelen staan de twee rubrieken Domein en
Kerndoelen. Onder Materialen vind je naar
thema gerangschikt de leereenheden waar het om gaat. Daarvan zijn enkele
‘uitprobeerbaar’ en dus toegankelijk voor bezoekers.
De eerste lessen gaan over teksten. Daarin leren de kinderen tekstsoorten en doelen herkennen en vergelijken, maar ook het publiek waarvoor de teksten zijn bedoeld. Ze krijgen te zien hoe teksten worden opgebouwd, welke feiten en meningen daarin te onderscheiden zijn en wat de hoofdgedachte is. Deze lessenserie is geschreven door John Chantrel van de Projectgroep Nederlands Onderbouw. Alle pagina’s openen met een kort tekstje ter oriëntatie. Vaak is dat een videofragment om de belangstelling te trekken. Op de pagina leerdoel zien de leerlingen wat het nut is van de les, waarna ze via aanpak aan het werk kunnen. Daarin staat altijd hoeveel lesuren het onderdeel vergt, wat de leerlingen alleen moeten doen en wat met een klasgenoot, of er een toets bij is of niet en of ze na afloop het ingevulde werkblad bij hun docent moeten inleveren. In de opdrachten moeten de leerlingen een opgegeven website raadplegen om daar de tekstsoort te achterhalen. Er is ook veel geluidsmateriaal toegevoegd, vaak afkomstig van de bij de leerlingen bekende You Tube. Ze kunnen al deze lessen in eigen tempo, individueel of met een klasgenoot, maken. Het resultaat van hun werk moeten ze bij hun docent inleveren. Alle opdrachten zijn interactief en de hun digitale docent vertelt er ook bij waarom een antwoord goed of fout is.
Verschillende LMA’s
van de Projectgroep Nederlands Onderbouw besteden ook aandacht aan grammatica en
ontleden. Er zijn lessen over de belangrijkste naamwoorden, werkwoorden,
voorzetsels en telwoorden. Om goed te leren spellen verwijst een docent naar
http://www.mijnwoordenboek.nl/spellingspel/. Na de uitleg van de taalregels
beantwoorden de leerlingen in het auteursprogramma Hot Potatoes allerlei vragen.
Na afloop krijgen ze het percentage te zien van de goedbeantwoorde vragen. Ze
kunnen bij een te laag percentage dan ook nog zelf beslissen de les over te
doen.
Er is ook een serie
lessen beschikbaar over tegengestelde woorden. Er zijn veel interactieve
oefeningen waarin de leerlingen tegenstellingen van woorden met de muis bij
elkaar moeten schuiven. De LMA verwijst ook naar het werk op dit gebied van zijn
collega’s Nederlands op de scholengemeenschap Cambium in Zaltbommel (http://www.cambiumned.nl/).
Deze maken het hun leerlingen en die van anderen soms niet al te makkelijk,
zoals bij de meerkeuzevraag wat de tegenstelling is van een analyse
maken. De leerlingen hebben de keus uit: synthese, inductie, theorie
en deductie.
De onderbouwlessen
eindigen met het onderwerp dialecten, geschreven door LMA lid D. van
Huis. Hij opent de lessen met een videoclip van de popgroep Normaal die verkleed
als militairen het lied Oehoe Oehoeroezgan ten gehore brengt. In oefening 1
moeten de leerlingen luisteren en kijken naar het liedje ‘da gebemoei’ van
Tineke Schouten en gissen naar het dialect waarin ze zingt.
Een volgende oefening brengt de leerlingen naar het Meertens Instituut. Daar
treffen ze een grote hoeveelheid geluidsopnamen met gesproken dialect die
getoond worden in de vorm een 'sprekende' kaart. Een klik op een plaats en je
hoort een opname uit deze plaats (www.meertens.nl/projecten/sprekende_kaart/svg/).
Het is een aardige oefening vooral als de leerlingen ook tot de ontdekking komen
dat hun streek- of plaatsgenoten ook geen ABN, maar dialect spreken.
Ik ben geen Neerlandicus en kan dus de meerwaarde van dit digitaal aangeboden
lesmateriaal boven de traditionele leermiddelen niet beoordelen. Omdat al het in
de matrix Nederlands getoonde lesmateriaal interactief is, de leerlingen daarmee
zelfstandig aan het werk kunnen en ook kunnen nagaan of ze de leerstof
beheersen, lijkt me de OVC met de beoogde vorm van onderwijsvernieuwing op de
goede weg te zijn.