Nieuwsbrief 6-2003
Omhoog Nieuwsbrief 1-2003 Nieuwsbrief 2-2003 Nieuwsbrief 3-2003 Nieuwsbrief 4-2003 Nieuwsbrief 5-2003 Nieuwsbrief 6-2003 Nieuwsbrief 7-2003 Nieuwsbrief 8-2003

 

Internet kan het traditionele schoolse leren intensief veranderen

 

Scholen voor voortgezet onderwijs gebruiken computers en internet meestal als aanvulling op de traditionele leermiddelen. De lessen vinden plaats in de traditionele schoolomgeving, zoals klaslokalen. Daar onderwijzen leraren in lesuren van ongeveer 50 minuten hun vak aan ongeveer dertig kinderen van dezelfde leeftijd en van hetzelfde geachte niveau. Het internet biedt volop mogelijkheden de leerlingen te bevrijden uit deze traditionele leeromgeving. Er zijn al signalen op te vangen, die in deze richting wijzen.

 

De traditie

 

Met een goed gebruik van computers en internet kunnen we breken met het jaarklassensysteem. Daarin komen immers de slimste kinderen te kort, zorgen de minder slimme voor de hoge uitval, terwijl de middelmaat elk schooljaar opnieuw de norm vormt.

Omdat er zoveel niveaus zijn als kinderen, zou je ze de kans moeten geven vanuit dat eigen niveau te leren wat er maar te leren is. Kinderen leren al als peuter om hun mogelijkheden te verkennen. Ze krijgen steeds meer inzicht in eigen kunnen en leren spelenderwijs de wereld om zich heen kennen. Ze willen van alles weten en bereiken dat door vragen te stellen aan hun omgeving. Ze ontdekken zelf hoe de computer werkt en hoe ze hun favoriete spelletjes kunnen spelen. Om die weetgierigheid te behouden, moeten kinderen de mogelijkheid hebben om te leren wat ze kunnen en willen leren.

Er is geen enkele zinnige reden te bedenken waarom een kind, dat niet zo goed rekenen kan als zijn klasgenoten, veroordeeld wordt tot het vmbo, basisberoepsgerichte leerweg. Daar aangeland heeft niemand meer oog voor wat het wel kan. In het huidige schoolsysteem met zijn afdelingen van hoog naar laag worden kinderen beoordeeld en geselecteerd op wat ze niet kunnen in plaats van wel. Met behulp van een computer en met internet binnen bereik kunnen kinderen vanaf jonge leeftijd individueel leren wat ze in klassenverband op zijn zachtst gezegd ontgaat.

 

De virtuele school

 

Als scholen voor voortgezet onderwijs bereid zijn af te stappen van het traditionele vaksgewijs georganiseerde klassikale en docent gestuurde onderwijs om dat te vervangen door computer gestuurd onderwijs, dan moet de minister ze dat natuurlijk wel mogelijk maken. Ze krijgen daarbij een steuntje in de rug van de Onderwijsraad, die in februari advies heeft uitgebracht over web-leren. Het hele advies en een samenvatting daarvan is te vinden op http://e-learning.surf.nl/e-learning/onderzoek/1631. De Raad ziet web-leren als een belangrijk hulpmiddel voor het verbinden van het leren binnen èn buiten de school en adviseert de minister daarom het stichten van virtuele scholen mogelijk te maken. Dat advies komt natuurlijk een beetje laat. Intussen heeft Kennisnet zich al door toedoen van oud-minister Hermans met een flinke aanslag op de onderwijsbegroting in onze scholen genesteld. Het is slechts een portal, een toegangsweg tot allerlei direct of indirect bij het onderwijs betrokken, vaak belanghebbende instanties. Een virtuele school is iets anders. Dat is een plek op internet waar je heen surft voor iets wat je wilt leren. Dat hoeft niet met een hele klas tegelijk, dat kan individueel en wel op instigatie van docenten, ouders of wie dan ook maar in de hoop dat een kind van zo’n bezoek iets opsteekt.

Om individueel virtueel te leren, heeft elke leerling een computer nodig met een internetverbinding. Vervolgens een gigantische, adequaat geordende databank waarin werkelijk alles, wat een mens wil weten, op elk denkbaar niveau te vinden is.

 

AAL

 

Om een eind te maken aan het wekelijkse uitstapje van docenten met hun leerlingen naar het computerlokaal waar ze vaak met tegenzin moeten werken met educatief veronderstelde software, hebben de beleidsmakers in Australië AAL bedacht dat staat voor Anytime Anywhere Learning. Dat idee is overgewaaid naar België, waar het is opgepakt, zoals te zien op http://www.aal.be.  In dat land groeit het aantal scholen dat hieraan meedoet. Op die scholen hebben de leerlingen allemaal een eigen laptop, een internetverbinding en emailadres. Daarmee vervalt de noodzaak om nog traditionele klas- en vakgebonden lesuren te geven. De school onderhoudt het contact met de leerlingen met behulp van de daarvoor speciaal ontwikkelde elektronische leeromgeving (elo) met de naam Smartschool http://www.smartschool.be.

In België is deze nieuwe vorm van leren nog in het experimentele stadium, maar het door de school ter beschikking stellen van computers aan leerlingen opent de weg om te breken met een onderwijssysteem dat niet voor alle kinderen evenveel rendement oplevert.

 

Database


Als je kinderen uit het klassikale onderwijs haalt en met een computer naar elders stuurt, dan geef je ze meer verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces. Ze moeten dan kunnen beschikken over een goede database. De Europese Commissie heeft een database laten zetten op eSchoolnet waar meer dan 100.000 websites met onderwijskundig materiaal zijn verzameld.
In Amerika kunnen de leerlingen terecht bij The Gateway to Educational Materials (GEM)  http://www.thegateway.org/welcome.html, die zich erop beroemt 26.537 leermiddelen te kunnen laten oproepen op niveau, vak, onderwerp of sleutelwoord. De Gateway is natuurlijk ingesteld op het Amerikaanse onderwijs en is daarom niet direct bruikbaar voor ons. Het onderwijsveld in ons land denkt natuurlijk bij databank aan de Didactobank behorende bij Kennisnet http://didactobank.kennisnet.nl/. Maar deze functioneert nog even slecht als beschreven in Nieuwsbrief nr. 2 van februari 2002. Want bij de volgende niet zo ingewikkelde gerichte zoekopdracht voor het vak Frans:

Trefwoord:

Onderwijssoort:

Vak:
Naam vak:
Niet vakgebonden

Leerjaar:
1         5
2         6
3         7
4         8
Niet leerjaargebonden

Leerdoel:
Samenwerkingsvaardigheden
Communicatievaardigheden
Informatievaardigheden
Vakinhoudelijke kennis

 

kreeg ik 134 zogenaamde ‘treffers’, waarvan de eerste me al naar de Landelijke Pedagogische Centra verwees voor een TalenQuest Duits. Om er daarna nog 133 te gaan bekijken zal een docent Frans wel voor gezien houden:

 

Totaal aantal treffers voor 'internet': 134

Hier volgen resultaat 1 tot 5

LPC – DUITS: TRENDY HANDY

Trendy Handy is een TalenQuest (Internetopdracht) Duits voor leerlingen in.....

Sector:

vo

Vak:

Duits

Leerjaren:

3

Leerdoelen:

Samenwerkingsvaardigheden
Communicatievaardigheden
Informatievaardigheden

 

De vernieuwde school

 

Wanneer scholen de beschikking krijgen over de combinatie van AAL en een goed werkende en rijk geoutilleerde databank, dan heeft dat een grote invloed op de organisatie. Er zijn dan minder klassikale lessen met kinderen, die ‘niets kunnen’. De leerling, die dan de school binnenkomt, heeft een logboek bij zich waar instaat wat hij allemaal voor een vak heeft gedaan en tot welk niveau hij is gekomen. Als hij dat niveau ook nog heeft afgesloten met een digitale toets, dan is dat natuurlijk mooi meegenomen. En als hij alle beschikbare niveaus voor één of meer vakken heeft doorgewerkt, dan vraagt de school een examen voor hem aan bij de databank van het cito. Want het gegeven dat kinderen van een jaarklas van het zelfde veronderstelde niveau tegelijk centraal schriftelijk examen moeten doen, is alleen maar traditie en rijp voor alternatieven.

Er wordt trouwens al geknaagd aan de traditionele eindexamens en wel door de havo/vwo-scholen in Tilburg. Met de oprichting van Pact (Pilot Aanpassing Centrale examens Tilburg) willen ze een deel van het centraal schriftelijk examen vervangen door een andere vorm van toetsing. Als reden geven ze op dat de huidige examens slecht aansluiten bij het tweede-fase onderwijs op havo en vwo. Ze streven naar een volledig schoolexamen.

Ook de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) http://www.knaw.nl/

heeft ideeën over de vernieuwde school en stelt in de nota Ontwikkeling van talent in de tweede fase dat ‘scholen hun talentvolle leerlingen vroegtijdig moeten opsporen, stimuleren en motiveren. Daarvoor is differentiatie nodig om leerlingen in staat te stellen hun uiteenlopende talenten optimaal te kunnen ontplooien. Dit wordt belemmerd door het studieprogramma, dat tot in de details vastligt. Het eindexamenprogramma dwingt leerlingen en leraren te veel in een keurslijf. Dat bepaalt waaraan de in principe zelfstandige, actieve leerling in de tweede fase zijn of haar tijd moet besteden. Er is, kortom, onvoldoende ruimte voor eigen initiatief. Slimme leerlingen krijgen te weinig uitdagingen omdat ze aan de ‘gewone’, voor hen intellectueel weinig prikkelende verplichtingen moeten voldoen. Het onderwijsprogramma is te eenvormig en belemmert de leerlingen verantwoorde eigen keuzes te maken voor hun eigen toekomst’.

Dat is duidelijke taal. Jarenlang heeft de onderwijspolitiek van alles gedaan om de intellectuele onderlaag van de scholieren te bedienen, nu mogen wel eens die kinderen aan bod komen, die in het reguliere onderwijs te weinig leerstof krijgen aangeboden en ook niet worden gestimuleerd om uit eigen beweging daarnaar op zoek te gaan.

De KNAW ziet internet als een mogelijke bron om‘gedifferentieerder en leerling gerichter te werken. De investeringen die het onderwijs in ICT doet, vragen dan ook dringend om vakinhoudelijke content. Die ontbreekt voor de meeste vakken nog’.

Maar met dat gedifferentieerde en leerling gerichte onderwijs dat de KNAW bepleit, hoef je helemaal niet te wachten tot de 2e fase. Als ouders hun kinderen van jongs af aan stimuleren en helpen bij het verwerven van kennis en vaardigheden, dan hoeven ze daar op een gegeven moment toch niet mee op te houden. De breuk basis- voortgezet onderwijs op 12 jarige leeftijd vormt een grote belemmering voor een evenwichtige kennisopbouw van de kinderen. Die kun je vermijden door de totale individualisering van het onderwijs, door kinderen en hun ouders zelf te laten bepalen waar ze leren en wanneer, bijvoorbeeld ook in de te lange schoolvakanties. Als scholen eisen zouden stellen aan de ouders en deze verantwoordelijk worden gesteld voor het leergedrag van hun kinderen, zou er minder uitval zijn.

Scholen zouden nu al de kans moeten krijgen om te experimenteren met onderwijs op maat, gericht op leerlingen die met hulp van docenten en ouders het maximum haalbare uit zichzelf halen.

Omdat de Didactobank niet voldoet als database voor internetleerstof, zullen docenten die dat willen en kunnen nu al moeten beginnen te werken aan een database voor hun vak. Bestaande vrij toegankelijke websites met lesmateriaal zouden via vaknetwerken kunnen worden beoordeeld en uitgewisseld. Ze kunnen beginnen bij de Digitale School  http://www.digischool.nl/, waar bijna alle vakken nu al iets bruikbaars te bieden hebben.

Samen met collega’s elders kunnen docenten per vak een netwerk vormen en het digitale lesmateriaal aanvullen en zelfs ook toetsen maken.

Het vernieuwende zit hem dan in de splitsing tussen klassikaal aan te bieden leerstof en individueel te verwerven kennis en vaardigheden. Klassikale lessen zijn alleen nodig, als er geen alternatieven op internet voorhanden zijn of voor het oefenen met reeds via het internet verworven kennis.

Scholen, die afstappen van het traditionele schoolsysteem en het onderwijs met behulp van internet individualiseren naar de behoeften van hun leerlingen, kunnen zich daarmee ook profileren.

Talendocenten, die de literatuur als onderwijsdoel noodzakelijk vinden, kunnen literatuur aanbieden in een leescursus. Voorlezen, samen lezen met de leerlingen, naar de schouwburg, naar de bioscoop, wat en hoe ze maar willen. Maar de achtergrondinformatie over de behandelde auteurs, de stromingen, enzovoort, daar hebben de leerlingen de docent niet voor nodig. Die informatie vinden ze op internet.

Ook de educatieve uitgevers zullen hun fonds aan de mogelijkheden die web-leren biedt, moeten aanpassen. Zo zouden ze bijvoorbeeld hun leerboeken, waar nog niet een fractie instaat van wat er aan lesmateriaal op internet is te vinden, kunnen vervangen door leerboeken met lesmateriaal dat juist niet op internet is te vinden.

Natuurlijk zal er altijd vraag blijven naar boeken, al is het maar omdat lange teksten zich makkelijker laten lezen op papier dan op een computerscherm.

Omdat het grootste deel van de op internet te vinden documenten Engelstalig is, zou het Rotterdamse plan om kinderen op de basisschool meer Engels aan te bieden dan nu gebruikelijk is, navolging verdienen. Daarbij dienen leesvaardigheid en het verwerven van een receptieve woordenschat voorop te staan, zodat leerlingen na een aantal jaren onderwijs in die taal geen moeite meer hebben met Engelse teksten.

 

De ouders

 

De ouders krijgen het meest te verstouwen. Ze zullen eraan moeten wennen dat hun kinderen niet altijd veilig op school zitten. Want deze mogen anytime en anywhere werken, dus ook thuis.

Ze zullen moeten accepteren dat niet meer de school, maar zijzelf verantwoordelijk zijn voor het leergedrag van hun kinderen. Zij zullen veel meer dan nu het geval is, moeten controleren wat hun kinderen hebben geleerd of niet natuurlijk. Hun eigen niveau zal medebepalend zijn voor wat hun kinderen leren. Zij hebben er belang bij dat deze veel leren om kans te maken op een goede vervolgopleiding. Als ze die wens niet meer kunnen deponeren bij de school, dan zullen ze hun kinderen actiever moeten begeleiden dan ze nu vaak doen.

Ook onze allochtone landgenoten hebben er belang bij dat hun kinderen in de eerste plaats goed Nederlands leren om niet tot de maatschappelijke onderlaag te gaan behoren. Daarvoor is lesmateriaal te vinden op internet.

Maar ook kunnen ze een school in de buurt vragen om extra lessen Nederlands te verzorgen. 

De zorgzame samenleving van het CDA van Lubbers kun je beter beperken tot het zorgzame gezin. Daar begint de verkenning van de wereld van het kind. Daar ontplooit het zich en daar wordt duidelijk wat het graag wil en kan leren. Kinderen moeten leren inzien dat ze in de chatboxen niets leren en dat ze dit soort contacten met hun vriendjes en vriendinnetjes beter live kunnen onderhouden. Want de computer is in de eerste plaats een leermiddel, maar kan af en toe ook gebruikt worden voor de ‘fun’.

Dat er al ouders zijn, die, waarschijnlijk uit onvrede met het huidige schoolsysteem, andersoortig onderwijs voor hun kinderen wensen, bewijst de oprichting van een nieuw type school in Soest. Het is een particuliere school voor kinderen van 4 tot 18 jaar. Daar kiezen de kinderen wat, hoe en op welk moment ze iets willen leren, vanuit hun eigen interesse. Leeractiviteiten ontstaan daar vanuit het initiatief van de kinderen en/of begeleiders. Er is een website http://www.iederwijssoest.nl waar de oprichters van de school hun onderwijskundige visie uiteenzetten.

Het is jammer dat de minister het gestelde in de leerplichtwet uit 1965 als argument gebruikt om dit vernieuwende soort onderwijs te verbieden. Ze zou er beter aan doen om allerlei adviezen en initiatieven, ook die in België, eerst op hun merites te beoordelen.

Het AAL project, de mogelijkheden van de database als bron van kennis, het advies van de Onderwijsraad en van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen, de Tilburgse kritiek op de eindexamens en de particuliere school in Soest, het zijn zo maar enkele van de vele signalen, die echter wel opgevangen dienen te worden.

 

Nieuwsbrief, september 2003

 

Terug 


© John Daniëls stuur een bericht aan het bureau LT