De leerling, zijn computer en de school
De Raad van Europa en de Europese Unie hebben 2001 uitgeroepen tot het Europees Jaar van de Talen. Er is voor die gelegenheid een website opgericht waar alle informatie is te vinden www.jaarvandetalen.nl. 26 september is uitgeroepen tot de Europese dag van de Talen, waaraan allerlei organisaties in Nederland bijdragen zullen leveren waaronder uiteraard ook de Vereniging van Leraren in Levende Talen. Levende Talen Tijdschrift en Levende Talen Magazine komen met een themanummer 'leerlingen'. In het Magazine: onderstaand interview: leerlingen vertellen over hun ervaringen thuis met de computer.
We weten niet zo gek veel van wat zich dagelijks afspeelt in die duizenden leslokalen in ons land en van wat de leerlingen van het daar genoten onderwijs opsteken. Nog minder is bekend over wat de leerlingen daarvan vinden. Maar wat leren de leerlingen in de thuissituatie op eigen initiatief bijvoorbeeld met hun computer en van het internet? Daar weten we helemaal niets van. Reden om ze er dan gewoon eens naar te vragen en onomwonden aan het woord te laten.
De school
Uit het grote aanbod
scholen in mijn regio heb ik het Coornhertlyceum gekozen in Haarlem op de grens
met Heemstede. Het is een school voor openbaar onderwijs met de afdelingen mavo,
havo en vwo. De rector mevrouw Schröder heeft een klas voor me samengesteld van
één of meer vrijwilligers uit elk leerjaar. Ik had aangekondigd dat ik de
leerlingen alleen wilde interviewen over het gebruik dat ze thuis of bij
vriendjes maken van de computer en dat het computergebruik op school niet
expliciet aan de orde zou worden gesteld. Om de spontaniteit van de leerlingen
te bevorderen wilde ik geen docenten bij 'de les'. Dat was geen probleem.
En daar waren ze dan, na afloop van de lessen, leerlingen die er in Nederland
altijd hetzelfde uitzien: de brugklassers: Rosa, Eva, Lisanne en Janse; de
tweede klassers: Kai, Tim en Frits; uit de derde klas: Michel; uit de vierde
klas: Merlijn, Jellienke, Marjolijn en Martine; uit het vijfde leerjaar:
Marcella en Relinde. Tenslotte: Ronald uit 6 vwo.
Voor hun schoolwerk
Uiteraard begin ik met de
vraag of ze thuis een computer hebben met een internetaansluiting. Die hebben
ze. Op mijn vraag waar ze de computer voor gebruiken, sommen ze de volgende
bezigheden op:
De oudere leerlingen zoals
Merlijn (17), Jellienke (17), Relinde (17), Marjolijn (16), Martine (16), Ronald
(17), Marcella (17) en Michel (14) geven aan dat ze op de computer de
noodzakelijke dingen doen voor school, zoals werkstukken. Ze doen ook soms
computerspellen of begeven zich op het internet. Af en toe e-mailen en chatten
worden ook genoemd.
De jongere leerlingen zoals Janse (12), Lisanne (13), Kai (13), Tim (13), Tim
(13), Rosa (13) en Frits (13) zijn duidelijk meer in de ban van de
computerspelletjes en het chatten.
Chatten is dus vooral
populair bij de jongste aanwezigen waaruit blijkt dat dit kennelijk niet een
blijvende boeiende bezigheid is van scholieren. Vijf keer wordt genoemd
'internetten'. Bij navraag is dat veelal gewoon informatie opzoeken, nodig voor
school of wanneer ze zelf iets willen weten.
Chatten en e-mailen
Natuurlijk wil ik graag weten wat ze precies bedoelen met 'chatten'. Wat drijft ze daartoe? Wat worden ze daar wijzer van? Ze worden in ieder geval niet vanuit de lessen moderne vreemde talen op chatpad gestuurd, hoewel ze bijna allemaal op mijn suggestie dat dit nuttig is om een taal te leren, positief reageren.
Merlijn chat nooit, uit luiheid, want ze weet niet hoe het moet, 'als ik het zou weten, zou ik het wel doen, het lijkt me wel leuk, want iedereen is er enthousiast over'.
Jellienke: 'ik chatte een tijdje geleden heel veel en ik heb zelfs iemand met wie ik chatte in het echt ontmoet, nou dat viel op zich tegen. Het was een Nederlandse jongen'. Zij vindt dat je met chatten in een vreemde taal best spelenderwijs in de praktijk een taal kunt leren.
Marjolijn: 'ik chatte twee jaar terug erg veel, maar ik vind het niet zo interessant meer, want het is steeds hetzelfde, dan is de lol ervan af. Toen chatte ik ook wel in het Engels'.
Martine: 'ik e-mail alleen maar met vrienden'.
Michel gebruikt internet voor online spelen, e-mail, chatten, hij chat niet met buitenlanders. Ik vraag hem: 'als bijvoorbeeld een talenleraar je naar een website stuurt waar de betreffende taal wordt gebruikt, wat zou je daarvan vinden'? Michel: 'dat hangt ervan af, hoe dat gebracht wordt, als ze alleen maar zeggen: ga daar eens kijken, en er wordt verder niets leuks bij verteld, of ze laten het je niet zien, dan denk ik: laat dan maar want dan ga ik liever spelen'. De boodschap van Michel is duidelijk: eerst een inleidende les waarin de opgegeven website wordt getoond en waarin hem duidelijk wordt gemaakt wat hij daar moet zoeken en wat hij er kan vinden. Tenslotte wil hij natuurlijk ook weten welke handelingen hij moet verrichten om aan de gegeven opdracht te kunnen voldoen.
Janse: 'ik heb nog nooit ge e-maild, of gechat, maar wel veel sites afgelopen, over mijn hobby's zoals goochelen, dieren, gewoon over alles wat ik interessant vind'.
Rosa zegt veel te chatten met vriendinnen, ook wel met mensen die ze niet kent. Op mijn vraag hoe kom je dan in contact met mensen die je niet kent, roept een ander meisje, kennelijk met ervaring: 'zeggen dat je blond bent'!
Eva haalt heel veel spelletjes van internet en ze chat heel veel, maar ze zegt het ook langzamerhand wat saai te vinden omdat het altijd hetzelfde is.
Lisanne: 'ik chat ook wel met onbekenden, ik zoek op internet dingen die ik leuk vind, zoals over popgroepen.
Kai luistert naar radioprogramma's op internet. Hij chat bij MSN.
Tim chat veel, haalt spellen van internet af.
Frits houdt zich bezig met spelletjes op Internet, soms chatten. Hij heeft gechat in het Engels bij Napster, hij vindt ook ICQ en MSN wel geinig.
Relinde doet niet aan chatten, dat vindt ze niet zo interessant. Veel e-mail, omdat haar goede vrienden heel ver weg wonen.
Ronald chat nooit in een chatbox, vindt het niveau erg laag, veel sexpraatjes, hij denkt dat chatten kennelijk bestemd is voor mensen die geen sociaal leven hebben.
Marcella zit in een vaste chatbox, met allemaal mensen die ze eigenlijk heel goed kent. 'Ik heb er ook mijn vriend door leren kennen. Ik zit nu op ICQ, maar ook weer alleen als ontmoetingsplaats met mensen die ik ken'.
De vraag waarom ze eigenlijk chatten heb ik niet gesteld. Wat zou het antwoord daarop anders kunnen luiden dan: contacten leggen en onderhouden met leeftijdsgenoten? Ik heb ze ook maar niet gevraagd of ze wel eens gechat hebben in één van de forums van collegenet.nl, dat vorig schooljaar uitmuntte in goor taalgebruik (zie daarvoor Nieuwsbrief van oktober 2000). Uitspraken als: 'je moet zeggen dat je blond bent' en de opmerking van Ronald dat hij geen zin heeft in sexpraatjes, bewijzen in ieder geval dat het verschijnsel van het lage communicatieniveau in dit soort forums waar jongeren zich vrij kunnen uiten, bekend is bij deze leerlingen. Dat verklaart dan misschien ook hun voorkeur voor e-mailen met personen die ze kennen. Jongeren die niet e-mailen, communiceren natuurlijk met hun gsm, want contact zal er zijn, ook al heb je geen directe boodschap.
Websites ontwerpen
Een blik op de aardige website van de school laat zien dat er al vanaf de brugklas veel wordt gedaan aan het ontwerpen van websites. Bij Frans zag ik de rubriek Frankrijk volgens waarin leerlingen hun webpagina's over allerlei Franse onderwerpen laten zien, zoals klas 1G, die zich geworpen heeft op onderwerpen als Disneyland Parijs, Tour de France, Napoleon, de Franse auto, Bezienswaardigheden Parijs, de Franse mode, le repas français en de Parijse catacomben.
Dit alles op initiatief en onder leiding van hun docente Frans Marianne Koe-Teune, die al twee maal met haar leerlingen een prijs heeft gewonnen bij het concours interscolaire, de jaarlijkse scholierenwedstrijd, georganiseerd door de sectie Frans van de Vereniging van Leraren in Levende Talen in samenwerking met de Franse ambassade. Vorig jaar wonnen haar leerlingen met hun website: Francomatch 2000, le journal francophone de la classe 2J.
Veel jongeren hebben tegenwoordig een eigen homepage en breiden deze vaak uit tot volledige websites. Ook enkele van de aanwezige leerlingen hebben websites ontworpen.
En hun docenten?
Over één ding zijn ze het
allemaal eens: ze weten meer van computers en het gebruik daarvan dan hun
leraren. Eén neemt iets gas terug en zegt: 'ik weet niet of we er meer van
weten, maar we kunnen er wel sneller mee werken'.
Niet alle docenten zijn erg blij met de informatie die de leerlingen op internet
vinden en gebruiken. Merlijn: 'de leraren hebben niet graag dat je je informatie
van internet haalt, omdat daar zoveel staat dat niet van jezelf is. Ze hebben
liever dat je naar de bieb gaat, een boek leest, en daar die 2 alinea's uithaalt
voor je werkstuk'.
Brits onderzoek
Wat deze leerlingen me in
een uur hebben verteld, komt ongeveer overeen met wat ik later in de krant las.
Uit Brits onderzoek onder 855 scholieren tussen de 9 en 14 jaar blijkt dat
leerlingen eigenlijk liever thuis computeren dan op school, omdat ze thuis meer
de gelegenheid hebben om spelenderwijs te ontdekken hoe de computer werkt en wat
je er allemaal mee kunt doen.
De Britse en Haarlemse scholieren zijn het ook eens over de traagheid van de
schoolcomputers, omdat, zoals mij wordt verteld, alle schoolcomputers één enkele
trage internetverbinding moeten delen.
Het Britse onderzoek van Prof. Rosamund Sutherland van de Universiteit van
Bristol is gepubliceerd op het adres:
www.esrc.ac.uk.
Mobiliseren van computerkennis
Als ik zit terug te denken
aan mijn klasje van een uur op het Coornhertlyceum, dan heb ik daar geleerd dat
er heel wat computerkennis bij de leerlingen zit. Kennis die ze zich grotendeels
zelf in de thuissituatie hebben eigen gemaakt. Daar hoeft de school echt niet
meer zoveel aan te doen. In de onderbouw zou dan de vrijkomende lestijd
informatica kunnen worden besteed aan de combinatie van het leren gebruiken van
webeditors en het schrijven van de teksten afkomstig uit de vaklokalen, zoals
dat op deze school al bij enkele vakken gebeurt.
Dit betekent dat talendocenten op alle mogelijke manieren zouden moeten proberen
de al aanwezige computerkennis van hun leerlingen te mobiliseren en deze kennis
te laten inzetten bij hun vak. Op die manier kan maximaal geprofiteerd worden
van de aantrekkingskracht die computers op kinderen uitoefenen.
Na het leren omgaan met webeditors in de onderbouw, zouden leerlingen in de
bovenbouw moeten leren werken met auteursprogramma's zoals Hot Potatoes en
Quandary. Ze halen bij http://www.abyznewslinks.com/
één van de duizenden dagelijkse
krantenartikelen op en voeren die in Hot Potatoes (besproken in Nieuwsbrief
nr.2) in als cloze-oefening. Ze zoeken de sleutelwoorden op en maken daar gaten
van in de tekst. Aan hun klasgenoot de taak om deze woorden terug te zetten.
Daar leren ze beiden van. Tijdens een contactuur komen beiden dan even hun
samenvatting laten horen na uiteraard aan hun docent een print van de tekst te
hebben overhandigd.
Met Quandary (besproken in Nieuwsbrief nr.3 en 4) zullen kinderen met wat
computerkennis geen enkele moeite hebben. Ze leren snel 'action mazes' afmaken,
waarvan het begin door hun talenleraar of door een klasgenoot is bedacht. Maar
omdat beide auteursprogramma's 'web-based' zijn, kunnen ze op internet worden
geplaatst en opgehaald, zodat er wereldwijd van kan worden geprofiteerd.
De hele operatie vindt plaats in de doeltaal, zodat er een perfecte samenwerking
kan ontstaan tussen de mvt-docent en zijn collega die tijdens de
informaticalessen de leerlingen vertrouwd maakt met dit soort
auteursprogramma's. Een perfect voorbeeld van vakoverstijging lijkt me, waarbij
vanuit de vaklokalen de inhoud van de lessen informatica wordt bepaald.
Laat dit dan toekomstmuziek zijn, maar intussen blijken kinderen zoals die van
deze school hun weg op de computer zelf wel te kunnen vinden, zodat de school
alleen maar hun al zelf verworven kennis hoeft aan te vullen en dienstbaar te
maken aan het in de vaklokalen gegeven onderwijs.
Maar onderschat de leraren ook niet, want al zeggen deze leerlingen dat de
meeste docenten in computerkennis bij hen achterliggen, onbekend is wat op
scholen door individuele docenten ten behoeve van hun eigen onderwijs op dit
gebied wordt gepresteerd. Veelal staan deze proeven van bekwaamheid op internet
te wachten op een geïnteresseerde collega of leerling, die er wat van kan leren.
Misschien komt het ooit nog eens bij een beleidsmaker op om leerlingen in te
schakelen bij het beoordelen van al deze educatieve huisvlijt, want, zoals ik
heb kunnen constateren, hebben leerlingen bruikbare ideeën over hoe het hun
gegeven onderwijs en hun computer kunnen worden geïntegreerd.
Nieuwsbrief september 2001