Nieuwsbrief 8-2002
OmhoogOmhoog Nieuwsbrief 1-2002 Nieuwsbrief 2-2002 Nieuwsbrief 3-2002 Nieuwsbrief 4-2002 Nieuwsbrief 5-2002 Nieuwsbrief 6-2002 Nieuwsbrief 7-2002 Nieuwsbrief 8-2002

European Schoolnet, educatieve website van de Europese Commissie

 

European Schoolnet, in de afkorting eSchoolnet, is de door de Europese Commissie geïnitialiseerde en gesubsidieerde website voor het onderwijs. Meer dan 20 Europese ministeries van onderwijs zijn daarbij betrokken. In Nieuwsbrief 7 liet ik zien hoe docenten onderdelen van deze website kunnen gebruiken ten behoeve van hun onderwijs. Maar ook voor schooldirecties is er informatie te vinden. Bezoekers kunnen een taal kiezen, waaronder Nederlands.

 

School Managers Centre.

 

Op de openingspagina van eSchoolnet kan de bezoeker aangeven in welke functie hij binnenkomt. Hij heeft daarbij de keus uit: Teacher, Principal, Press, EUN Member, New Visitor. Een schoolleider klikt natuurlijk op Principal. Hij komt dan in het School Managers Centre (SMC) van de EUN http://smc.eun.org/.

Het openingsscherm van het SMC is, evenals dat van de teachers, ingedeeld in enkele frames met een aantal knoppen waaronder allerlei informatie is te vinden, zoals die over het SMC zelf: ‘dat is een project van het European Schoolnet in partnerschap met ESHA (European School Heads Association), het Departement Onderwijs van de stad Helsinki en de Europese Commissie’. Deze instanties kunnen apart worden aangeklikt en bezocht.
In het linkerframe allerlei onderwerpen, zoals Nieuws, Evaluatie, Trefpunt, Materiaal, Good Practice, Partner Search en een Kalender. In het midden de ook bij de Teachers gebruikelijke nieuwsflitsen waar je met een klik meer over de inhoud daarvan te weten kunt komen.

Daartussen ook een oproep van Viviane Reding, commissaris voor onderwijs en cultuur van de Europese Unie. Zij wil dat alle 150 000 scholen voor voortgezet onderwijs van de Europese Unie tegen 2006 een internetpartnerschap hebben afgesloten met één of meerdere scholen uit andere lidstaten. Zij schrijft dit onder het veelzeggende kopje: ‘Schoolleiders spelen belangrijke rol bij partnerschappen tussen Europese scholen’.

Daar kan ze wel eens volkomen gelijk in hebben, want hoe kun je nu je docenten motiveren om te internationaliseren, als je als schoolleider uitstraalt dat je ‘belangrijker’ zaken aan je hoofd hebt dan dat?

Een schoolleider die zijn school internationaal wil laten meespelen, moet de uitnodiging aannemen om zich in te schrijven en zich aan te sluiten ‘bij een steeds groter wordende gemeenschap van Europese directeuren on-line’. Dat kan gewoon met een enkele klik op de daarvoor bestemde knop.

Bij aarzeling kan hij eerst de lijst bekijken van reeds ingeschreven collega’s. Bij mijn bezoek in september 2002 hadden zich 335 schoolleiders uit 36 landen gemeld. De bezoeker kan per land deze scholen oproepen. Bij Netherlands stonden 21 scholen aangemeld. De helft daarvan zijn scholen voor voortgezet onderwijs, de andere helft zijn basisscholen. 

Wie meer informatie over de school wil hebben en eventueel contact wil leggen, moet op full details klikken. Daar staat het profiel van de school.

 

Nieuws

 

Onder deze knop vindt de bezoeker de Nieuwsbrief waarvan wordt gezegd: ‘Dankzij de nieuwsbrief van het SMC blijft u op de hoogte van de ontwikkelingen in de wereld van ICT en het schoolbestuur’. De eerste en tweede zijn verschenen in respectievelijk juni en september 2001.

De eerste bestaat uit een lang editoriaal van de hand van Anne Gilleran, coördinator van het School Managers Centre en bevat hoofdzakelijk aansporingen om docenten en leerlingen digitaal de grens over te sturen.

Daarbij zijn de taken als volgt verdeeld: ‘Schooldirecteuren hebben de taak de ontwikkelingen in de wereld van de ICT op de voet te blijven volgen. Het SMC zal innovatieve methodes in de schijnwerpers plaatsen en een platform aanbieden waarop ideeën kunnen worden uitgewisseld die relevant zijn voor schoolhoofden van alle schoolniveaus’.

Wie eerst zelf, gesubsidieerd door de Europese Unie, scholen over de grens wil bezoeken en met ICT-specialisten wil praten, moet zeker even kijken op: http://europa.eu.int/comm/education/socrates/arion/index.html  en daar lezen dat ‘Arion beurzen uitreikt voor inspecteurs, raadgevers, schoolhoofden en ondersteunend personeel die een vijfdaags studiebezoek kunnen brengen aan een ander Europees land. Op deze dagen worden verschillende thema’s behandeld, zoals moderne talen, speciale onderwijsbehoeftes en de waarde van verschillende onderwijssystemen in Europa’. Er zijn bij Arion ook nog verslagen te lezen van schoolleiders uit Finland, Letland, Noorwegen, Hongarije en Sicilë. Dat zijn degenen die het spits hebben afgebeten en van wie de ervaringen kunnen bijdragen aan de uitbouw van de gewenste internationale contacten.

 

Scholen van de Toekomst

 

De tweede Nieuwsbrief is nog korter dan de eerste. Onder het kopje ‘Scholen van de Toekomst’ worden de bezoekers uitgenodigd om een bezoekje te brengen aan enkele Europese scholen die ‘nieuwe innovatieve methodes uitproberen om te communiceren met hun schoolgemeenschap’. Deze scholen zijn te vinden op: http://www.eun.org/eun.org2/eun/en/ressources_smc/content.cfm?lang=en&ov=7846.

Ik ben daar even gaan kijken en stuitte op de intrigerende vraag: ‘Hoe zal de school van de toekomst er gaan uitzien? Wordt het een gebouw, of wordt het een webstek? Uit het antwoord blijkt dat het een webstek wordt.

Volgt de beschrijving van een door IBM speciaal voor gebruik op school ontwikkeld programma met de titel: Wired for Learning, waarmee afstandleren kan worden gerealiseerd. Aan het project werken 13 Ierse scholen mee.

De opzet van het programma is om alle bij een school betrokkenen zoals schoolleiding, docenten, leerlingen en ouders toegang te bieden tot alle voor het onderwijs aan die school relevante informatie en deze onderling uit te wisselen. Ouders worden meer bij het onderwijs betrokken omdat ze mee kunnen kijken met de digitale taken die hun kinderen moeten uitvoeren. Eenmaal on-line kunnen ze daarover zelfs contact opnemen met de docent. Lijkt me een prima werkwijze om van de aloude bij niemand populaire 10 minuten-avonden af te komen.

Maar ook docenten leren om minder arbeidsintensief te gaan werken. De lessen die ze ontwikkeld hebben komen in een grote voor iedereen toegankelijke database te staan. De leerlingen kunnen deze lessen zowel binnen als buiten het klaslokaal on-line maken. Dat biedt scholen de gelegenheid om de schooldag en zelfs het schooljaar te verlengen omdat leerlingen in niet-lesuur gebonden werktijd allerlei opdrachten kunnen krijgen waarmee ze op een hoger niveau kunnen komen.

Bovendien biedt Wired for Learning de leerlingen de mogelijkheid om vanaf verschillende locaties en op verschillende momenten samen te werken met medeleerlingen van binnen en buiten de school.

De schoolleiding en het bestuur van de school kunnen met deze open vorm van onderwijs zien wat de leerlingen wel of niet leren.

Dit Ierse project waarin de traditionele schoolmuren worden geslecht, verdient zeker navolging en om die reden de aandacht van de Nederlandse schoolleiders.

 

Globaal leren – een beeld voor de toekomst?

 

Tussen het nieuws op de openingspagina trof ik ook de uitgebreide samenvatting aan van een lezing gehouden door professor Stephen Heppell van het Britse Ultralab.

In het kort komt zijn betoog erop neer dat er in het onderwijs van de toekomst geen plaats meer is voor nationale leerprogramma’s, want deze bieden in een wereld, die gekenmerkt wordt door een globale, digitale communicatie niet voldoende flexibiliteit en efficiëntie. Een evolutie naar internationale gemeenschappen van leerlingen die de ervaring van onderwijsprofessionals gebruiken, is een waarschijnlijker scenario. Men zou dan nu al internationale modellen moeten opstellen voor de professionele ontwikkeling van onderwijsgevenden waarin plaats is voor een andere kijk op leerlingen, omdat deze evolueren van de passieve ontvangers van kennis van nu tot actieve ontwikkelaars van hun eigen leerproces. Daarvoor is onderzoek nodig naar de elementen die succesvol leren bepalen zoals individuele leerstijlen en leerritmes.

Om deze nieuwe wijze van leren te realiseren, zouden volgens professor Heppell overheden prioriteit moeten geven aan de ontwikkeling van breedbandinternet, want een internationale leergemeenschap vereist nu eenmaal de meest moderne communicatiemiddelen. Hiermee kan de ontwikkeling en uitwisseling van kennis ondersteund worden.

 

Evaluatie

 

Als je klikt op Evaluatie, krijg je een vervolgscherm met als kopje: Een controlelijst voor de toekomst met daaronder de vraag: Bereidt uw school zich voor op de veranderingen in het onderwijs van de 21ste eeuw? Wie wil weten of dat het geval is, zal moeten doorklikken.

In het vervolgscherm volgen dan opnieuw vragen,13 stuks met een korte uitleg. Wanneer de schoolleider alle vragen met ja heeft beantwoord wordt hij misschien verondersteld klaar te zijn voor de 21e eeuw, die trouwens al is begonnen.

Dit zijn de vragen:

Onder de vragen staat de naam van degene op wiens werk de vragen zijn gebaseerd. Dat is Prakash Nair. Hij is per e-mail bereikbaar Prakash@Designshare.com  en wel voor diegenen die kritiek willen leveren op de wat knullige vragen en hem de vraag willen voorleggen die ze missen: heeft uw school voldoende docenten die de kennis hebben en bereid zijn de onzekere weg van de nieuwe technologie te bewandelen en deze aan te wenden voor een andere manier van onderwijzen?

Trefpunt

Onder deze knop krijgen de schoolleiders de gelegenheid om ideeën uit te wisselen over schoolbeheer, ICT-plannen, veranderingsmanagement, enz. Er zijn discussiegroepen en forums. De onderwerpen staan steeds aangegeven, zodat schoolleiders weten waaraan ze beginnen, bijvoorbeeld aan de stelling in de vorm van een vraag: Hoe zag een school er uit, oma? De suggestie is hiermee gewekt als zou de school als instelling achterhaald zijn.
Volgt een fragment uit The Deschooling Society van Ivan Illich (1970) als verklaring waarom het afgelopen moet zijn met oma’s school.
Er wordt verwezen naar projecten gericht op leerlingen die het gevestigde onderwijs in de huidige vorm niet volgen: de spijbelaars, de schoolverlaters, of het kind dat ziek is en de lessen niet kan bijwonen. De vraag luidt daarbij: Hoe kan ICT helpen om deze jongeren in staat te stellen voeling te hebben met de concepten van het formele onderwijs? Projecten zoals het Britse 'Not School'-project van Ultralab, of het ’hospital school’, een ziekenhuisproject in Grenoble, proberen daarop een antwoord te geven.
Er is ook een Nederlands project met de naam CIAO (Computers in het Amsterdamse Onderwijs) een samenwerkingsproject van de gemeente Amsterdam, vijf onderwijspartners en de Stichting Academisch Rekencentrum Amsterdam (Sara). De bedoeling van dit project is om computertechnologie te leveren aan alle 212 basisscholen in Amsterdam en om deze te integreren in het algemene onderwijsprogramma. http://www.edu.amsterdam.nl/.

Nieuwe boeken

 

In het School Managers Centre worden ook nieuwe boeken besproken. Het zijn:

Conclusie

 

Niet alleen docenten kunnen bij eSchoolnet terecht om zich te laten voorlichten over de wegen die leiden tot klasoverstijgend leren, ook schoolleiders kunnen in het School Managers Centre van alles te weten komen over wat hun collega’s in Europa bereikt hebben om daarna hun school op te waarderen tot internationale leergemeenschap.

Als dan ook nog alle 150 000 scholen voor voortgezet onderwijs van de Europese Unie tegen 2006 een internetpartnerschap moeten hebben afgesloten met één of meerdere scholen uit andere lidstaten, dan moet er nog heel wat werk worden verzet.

We moeten daarbij bedenken dat vooral de leerlingen uit de kleine taalgebieden zoals dat van Nederland veel te winnen hebben: de grote schooltalen binnen handbereik!

Het zijn dan ook de talensecties die het meest profiteren van de hier voorgestelde nieuwe wijze van leren.

 

Nieuwsbrief 8 - 2002

 

Terug


 © John Daniëls stuur een bericht aan het bureau LT