Vakondersteunend
leren, een
alternatief voor tweetalig onderwijs
Als scholen voor voortgezet onderwijs zich willen onderscheiden van andere, dan
bieden ze vaak een van de vormen van versterkt of tweetalig vakonderwijs aan. De
eigen docent of een ingehuurde native speaker geeft een vak of een deel daarvan
in een andere taal, meestal Engels. Vaak heeft de betreffende taalsectie daar
geen bemoeienis mee; een taaldocent is opgeleid in een taal en voelt er weinig
voor de leerlingen te confronteren met zijn gebrek aan kennis van geschiedenis
of aardrijkskunde. Hetzelfde probleem kan zijn collega van het zaakvak hebben,
als hij eigenlijk een te geringe beheersing van de moderne vreemde taal heeft om
daar zijn vak in te geven. In een vak opgeleide native speaker heeft die
problemen natuurlijk niet. De meest ideale onderwijsvorm is dan ook eentalig
onderwijs in het buitenland met alle vakken in de taal van het land.
Toch is tto een populair verschijnsel aan het worden en neemt het aantal
tto-scholen toe, zoals blijkt uit het daaraan gewijde themanummer van LTM
van
november 2013.
Vakondersteunend leren
Ik vond in de artikelen van het themanummer geen aanknopingspunten met wat ik
zeven jaar eerder had bedacht en vakondersteunend leren heb genoemd en
beschreven in vier artikelen in
LTM 7-2007,
LTM 8-2007,
LTM 1-2008 en
LTM
5-2008, te herlezen op deze website.
In plaats van docenten op te zadelen met taken waarvoor ze niet zijn opgeleid,
kun je beter de schoenmakers bij hun eigen leest houden. Een taaldocent
onderwijst een taal, een vakdocent een vak. Maar als ze samenwerken profiteren
ze daar beide van en zeker ook hun leerlingen.
Taaldocenten bestuderen met hun leerlingen de
onderwerpen die in het vaklokaal aan de orde komen. Examenopdrachten met
een niet Nederlands onderwerp waarvan bronnen in een van de schooltalen op
internet voorhanden zijn, zouden in het betreffende taallokaal kunnen worden
bestudeerd. Taaldocenten moeten toch teksten met hun leerlingen lezen en de
onderwerpen daarvan kunnen heel goed van bijvoorbeeld de zaakvakken afkomstig
zijn.
De leerlingen die bijvoorbeeld het betreffende examenvak hebben gekozen,
bestuderen in het taallokaal de op internet gevonden teksten, zodat ze daarna
het geleerde in de moedertaal kunnen laten overhoren door de docent van het
zaakvak. Het voordeel daarvan is dat de leerlingen in hun vervolgstudie minder
moeite zullen hebben met het bestuderen van vreemdtalige bronnen. Bovendien is
deze manier van lezen motiverender voor ze dan de continue training met oude
cito examens.
Ik heb bij het schrijven van mijn artikelen natuurlijk ook gekeken naar de
examenonderwerpen geschiedenis en aardrijkskunde en vond daarbij ook veel
buitenlandse gebeurtenissen die de wereldgeschiedenis hebben bepaald, zoals de
eerste en tweede wereldoorlog. Ik vond ook enkele pilots waarbij de leerlingen
voor geschiedenis gebruik moesten maken van niet Nederlandstalige bronnen.
Je zou dus denken dat docenten geschiedenis blij zouden zijn met de hulp vanuit
de taallokalen. Ik heb bij het schrijven van mijn artikelen geprobeerd de
verenigingen van geschiedenis- en aardrijkskunde docenten voor deze vorm van
samenwerking te interesseren, maar de respons was nul.
De enige
positieve reactie kwam van Albert van der Kaap, docent geschiedenis,
leerplanontwikkelaar bij slo en bouwer van de perfecte website Histoforum,
voor geschiedenis en ict (http://histoforum.net/) .
Hij was van mening dat het heel goed mogelijk is om
geschiedenis te onderwijzen in samenhang met één of meer moderne vreemde talen.
Er bestaat hier en daar al samenwerking, meestal in de vorm van projecten.
Van der Kaap noemde Die Weise Rose, 'een door hem ontworpen
queeste die Duitstalige bronnen bevat en om die reden zeer geschikt is om
uitgevoerd te worden in combinatie met het vak Duits'. Al dit lesmateriaal
is te vinden op zijn Histoforum.
Zeven jaar later
CLIL zit in de lift. Waarom kijken onderzoekers en uitvoerders daarvan dan ook
niet in de vaklokalen om aanknopingspunten te vinden voor het taalonderwijs? Als
ze dat zouden doen, dan zien ze dat in 2014 in het lesprogramma geschiedenis in
tijdvak 9 aan de orde moet komen:
tijd van
de wereldoorlogen (1900-1950) / eerste helft 20e eeuw; voor tijdvak 9
gelden de volgende kenmerkende aspecten:
- de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisatie;
- het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaal-socialisme;
- de crisis van het wereldkapitalisme;
- het voeren van twee wereldoorlogen;
- racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de
joden;
- de Duitse bezetting van Nederland;
(bron: www.examenblad.nl)
Toen ik dat zag heb ik in maart 2014 weer contact met Albert van der Kaap
opgenomen, maar zijn reactie stemt minder hoopvol dan die van 2007. Hij
schrijft:
Beste John
Hoewel ik op gezette tijden nog wel eens de mogelijkheid opper dat er bij de
moderne vreemde talen teksten gelezen zouden kunnen worden die betrekking hebben
op bijvoorbeeld de zaakvakken, krijg ik daarop eigenlijk nooit respons. Als er
bij geschiedenis internetbronnen gebruikt worden, dan zijn die altijd in het
Nederlands (al dan niet vertaald). Reden daarvoor is dat het taalniveau van de
leerlingen te laag is en dat je met bronnen in een vreemde taal nooit zeker weet
wat je toetst, historische kennis en vaardigheden of kennis van de mvt. Het
nieuwe examenprogramma dat breed, vooral voor havo, als overladen wordt gezien
biedt weinig aanknopingspunten. Als er al ruimte is dan is dat op het vwo in de
keuze onderwerpen (domein C). Maar erg hoopvol ben ik eerlijk gezegd niet.
Dit is heel andere koek dan die van 2007. Er zal dus vanuit de vaklokalen
geschiedenis geen beroep worden gedaan op de collega’s van het taallokaal.
Evenmin verwacht ik dat van de docenten aardrijkskunde.
Dus, dan de taaldocenten maar......
Als ik nu docent Duits zou zijn geweest en les zou hebben gegeven in
bijvoorbeeld 5 vwo, dan zou ik deze geschiedenisonderwerpen aan mijn leerlingen
hebben gegeven. Leerlingen met geschiedenis in hun pakket weten daar natuurlijk
al alles van. Ik zou daarna frontaal klassikaal een inleidend bezoek brengen aan
LeMO dat staat voor: Lebendiges virtuelles Museum online (http://www.dhm.de/lemo/).
‘LeMO
ist ein gemeinsames Projekt des Deutschen Historischen Museums (DHM), und des
Haus der Geschichte der Bundesrepublik Deutschland (HdG)'. Je
vindt er de Duitse geschiedenis van 1871 tot heden, verdeeld in perioden.
Ik zou daarna met de leerlingen in de doeltaal proberen na te gaan welke vragen
over de twee oorlogen moeten worden beantwoord. Als de leerlingen de opgekomen
vragen hebben geďnventariseerd en genoteerd kunnen ze als huiswerk worden los
gelaten op LeMo om daar antwoorden te vinden op de gestelde vragen. Dat zou ik
als leraar trouwens ook zelf doen. De leerlingen sturen me per elo of per e-mail
met knippen en plakken de voor de gestelde vragen gevonden relevante tekstdelen.
Ik zou daar het einddocument van maken dat de leerlingen gedrukt of digitaal
krijgen aangeboden. Ze moeten nu de schwere Wörter leren en de teksten kunnen
samenvatten in de doeltaal. De leerlingen met geschiedenis in hun pakket hebben
nu aan tto gedaan als ze zich in het vaklokaal geschiedenis in het Nederlands
laten overhoren.
In de vier artikelen uit 2007 en 2008 staan ook nog lesmodellen voor Frans,
Engels en Spaans. Dus de docenten van die talen kunnen ook eens gaan kijken naar
de exameneisen geschiedenis en aardrijkskunde en vinden misschien ook aardige
internetbronnen om vakondersteunend leren van hun leerlingen te bevorderen.
Misschien wordt het dan toch nog wat.
John Daniëls